[Karel Broeckaert]
Broeckaert (Karel), geb. te Gent in 1767 en overl. 11 Aug. 1826 te Aalst, waar hij griffier van het vredegerecht was.
Bij den eersten inval der Franschen gaf hij het dagbladje uit: Dagelyks Nieuws van Vader Roeland, Gent, 1792-'93. Van 1799-1800 gaf hij uit: De Syssepanne ofte den estaminet der ouderlingen, Gent. Met den aanvang der 19e eeuw werd zijn gedicht: Over den laster, te Brugge bekroond en in 1806 bezong hij 's Menschdoms Val en Verlossing. Bij den ondergang van het eerste Fransche keizerrijk gaf hij zijn harte lucht in vaderlandsche poëzie. Voorts schreef hij: Wederkomst van het ontstolen tafereel St. Rochus van P.P. Rubens, aan de stad Aalst teruggeschonken in 1816; Gedicht ter gelegenheyd der Jubelfeest van den heer C.J. de Buddere, Jubilerende koning der Catharinisten in Aelst ten jare 1821; Minst moeit best, gezelschapslied, 1828. In proza schreef hij in de Dobbele Schapers Almanakken van de jaren 1815-'17 kleine stukken, waaronder de vermaarde volksromans Jellen en Mietje, Gentsche vrijage en Het avondpartijtjen, of die niet verliezen wilt, mag niet meê spelen; en Meester Naeyer, of men moet het nazien, alle na zijn dood te Gent in 1841 uitgegeven.