[Jan ten Brink]
Brink (Jan ten), geb. te Amst. 8 Sept. 1771, stud. in de letteren te Leiden en promov. in 1794. Als ijverig patriot, nam hij een werkzaam deel aan de bevordering van den intocht der Franschen. Nog vóór het einde echter van 't jaar 1796 vinden wij hem als praeceptor der Latijnsche scholen te Harderwijk, in 1799 als rector en in 1804 als hoogleeraar aldaar in historie, welsprekendheid en Grieksche letterkunde. Na de opheffing der Geldersche academie in 1812, werd hij rector der Lat. scholen te Haarl. en in 1815 hoogl. der oude letterk. te Groningen, alwaar hij 2 Oct. 1839 overleed.
Ten Brink is vooral bekend om zijne vertalingen uit het Grieksch en Latijn, onder andere de Medea van Euripides, den Krito van Plato, de Apologie van Socrates, de Gedenkw. v. Socrates, door Xenophon, Leven van den ouderen en Veldtochten van den jongeren Cyrus, de Catilinaria van Cicero, enz. Ook in de Bibliotheek van Oude Letterk. vindt men vertalingen van zijne hand. In 1824 gaf hij te Amst. een bundel Gedichten uit: tevens bezorgde hij de uitgave van de Nagelaten Gedichten van Helmers, 2 dln., Haarl. 1814 en die van Van Heyningen Bosch, Gron. 1824. Naamloos gaf hij te Amst. in 1812 een gedicht uit: Aan Napoleon Keizer der Franschen, en onder de letters J.d.R.S. (Jan de Regt Secundus) een vers getiteld: Een Noord-Nederlander aan de oproerige Zuid-Nederlanders, z. pl. 1830. Wijders leverde hij bijdragen in het Vaderlandsch Magazijn van wetenschap, kunst en smaak, waarvan hij zelf langen tijd redacteur was, in De Recensent ook der Recensenten en in het Tijdschrift van Kunsten en Wetenschappen.