Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
spoedig verloor, was daar onderwijzer, wiens school in handen van een stiefvader kwam, die weder 1813 weduwnaar werd. De door een zeer gebrekkigen gang van veel uitzichten beroofde knaap werd daarna een paar jaar opgeleid door den bekenden ‘meester’ Mensing van de dep. school, en zonder eenige bevoegdheid te bezitten, aangesteld te Maria-Hoorebeeke, waar hij o.a. de strijdvaardige troepen, die de veldslagen van Juni 1815 gingen leveren, met kerkelijke toespraken stichtte; een paar jaar later onderrichtte hij de bezetting van Oudenaarde. Om in zijn vaderland examen te kunnen doen, moest hij eerst eenigen tijd als ondermeester zijn burgerrecht herwinnen, daar men hem als vreemdeling beschouwde. Na een jaar lang de school te Ooltgensplaat waargenomen te hebben, deed hij in 1819 en '20 de noodige examens, bestuurde te Zevenbergen het hollandsche gedeelte der ‘fransche’ school en werd, eerst voorloopig, daarna in 1820 definitief onderwijzer te Drimmelen. Hier ontstond een instituut, voornamelijk van mathematische richting, waarin verscheidene leerlingen tot mannen van aanzienlijken wetenschappelijken en maatschappelijken rang zijn gevormd. In 1853 werd hem het beheer van het stedelijke instituut te Geertruidenberg opgedragen, waarin hij tot 1858 werkzaam was, en vanwaar hij in 1859 met zijn schoonzoon en opvolger, den heer H. Stoel naar Kampen vertrok, waar hij overl. 18 Aug. 1877. Hij is zijn vak tot eere, en velen tot zegen geweest en blijft voor zijne dankbare vrienden eene zeldzame, invloedrijke persoonlijkheid. In zorgvolle dagen, bij eene thans ondenkbare bezoldiging - feitelijk van ƒ121.30 's jaars - arbeidde hij voor de pers, corrigeerde drukproeven en bewerkte nieuwe uitgaven van schoolboeken voor Noman te Zalt-Bommel, die destijds daarvoor de bekende man was, schreef een vertaalboek naar eene nieuwe wijze voor 't fransch: Mélanges de litt. et de morale, 4 st., tusschen 1838 en '59 meermalen gedrukt; vertaalde, en dat met ongewone nauwgezetheid, Maria de Médicis, en Robert-le-Magnifique, van Lottin de Laval, Dordr. 1837. Opmerkelijk, als de meeningen van een kundigen en scherpzinnigen tijdgenoot, zijn de aant. van B. op zijne vertolking van de Souvenirs personnels par De-Potter, als ‘De Belgische Omwenteling, 1828-1839,’ verschenen te Dordr., 1839 en '40. |
|