[Mr. Hugo Beijerman]
Beijerman (Mr. Hugo), geb. 5 Febr. 1791 te Rott., stud. in de rechten en letteren te Leid., deed eene reis naar N. Amerika, om aldaar een proces te voeren, keerde twee jaar later terug, werd adv. in zijn geboortestad, doch legde in 1827 zijne praktijk neer en vestigde zich metterwoon op den Bokhorst in Gelderland. 1829-'31 hoogl. in gesch. en aardrijksbeschr. aan het Kon. Instit. der marine te Medemblik; 1831-'39 hoogl. in taal en gesch. aan het Athenaeum te Dev., vanwaar hij in 1839 naar Amst. vertrok, om den hoogl. Van Kampen op te volgen; hij was er tot 1865 werkzaam. Vier jaar later trok hij metterwoon naar 's-Gravenh., waar hij 13 Juni 1870 overl.
Zijne werken zijn: Over het schrijven van de gesch. der Nederlanden, 's-Hage, 1831; Over de noodzakelijkheid, om de studeerende jongelingschap reeds vroegtijdig eene grondige kennis mede te deelen van de taal, letteren en geschied. des vaderl., Dev., 1830; Redevoering ten betooge, dat het geenszins de Engelschen zijn, zooals Montesquieu zegt, maar de Nederlanders, die ter zelfder tijd de drie gewichtige zaken, de godsdienst, de vrijheid en den handel ten meesten maatschappelijken nutte wisten aan te wenden, Dev., 1839; Met wat hart hebben de Staten van Holland en Oldenbarneveld den graaf van Leycester in 1585 uit Engeland verwelkomd, in Vad. Letteroef., 1846; Oldenbarneveld, de Staten van Holland en Leycester, in 1585 en 1586, Dev., 1847. Voorts nog verscheidene redevoeringen, verhandelingen en voorlezingen in den Overijselschen Alm. voor Oud. en L., in de Vad. Letteroef., in de Jaarb. van het Kon. Inst. en in de Werken der Mij. tot Nut van 't Algem.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1871).