[Hein van Aken]
Aken (Hein van), van Brussel, wordt tusschen 1325 en 1330 als overleden vermeld en als dichter geprezen door Boendale. Hij schijnt pastoor van Corbeek bij Leuven geweest te zijn.
Vertaalde het fabliau De l'Ordene de Chevalerie onder den titel van Huge van Tyberien uitg. door J.F. Willems, (Belg. Museum, VI, 94-104) en E. Kausler, (Denkmäler III, 83-93) of van Dit es van Saladine uitg. door F.A. Snellaert, (Ned. Gedichten uit de 14de eeuw, Brussel 1869, bl. 539-549). Op goede gronden wordt aan hem ook de Roman van Heinric ende Margriete van Limborch toegeschreven, (uitg. door Mr. L. Ph. C. van den Bergh, Leiden 1846 en '47). Hij schijnt dien in 1291 begonnen en 20 Januari 1318 voltooid te hebben. Allervermoedelijkst was hij omstreeks 1300 ook de vertaler van den Roman van de Rose (uitg. door Dr. E. Verwijs, 's-Grav. 1868), naar het Fransch van Guillaume de Lorris en Jehan Clopinel de Meun.
J.t.W.