Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] Exploratie Stroomopwaarts tussen donkere coulissen van ondoordringbaar woud, felle rapides, geschreeuw van verre dieren, en wij dappere klapperende hekwieler, lachwekkend klein. Eén stroomversnelling, drijvende hindernis, het roerloos loeren van de krokodillen en aan dit vreemdelingschap komt een einde in het hete hongeren van de wildernis. Vergeefs heb ik mij afgemat, ik heb mijn krachten voor niets en vruchteloos gemeten. ‘Maar ik zal in de gloed van het ongeweten oerland als koele dauw over uw schedel zijn.’ Vorige Volgende