Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Na dit ijstijdperk Duizend jaar later streelt wie teder mijn scalp en wie weet van dit ijzige ijstijdperk nog. Maar misschien dat zij rilt en niet weet dat het is van de koude die ik in de schelp van haar hand vroeger leed. Duizend jaar later streelt wie teder het gras dat mijn voet vandaag onder sneeuwwaden treedt. En misschien dat zij glimlacht; het ijs is al eeuwen geleden zo als het grauw van mijn schedel geweest; en het werd geheimzinnig kristal om het warm van haar bloeiende hals. Duizend jaar later zegt zij: rust jij nu maar even bij mij; en zie hoe de bloemen langszij de stenige rots zijn gestegen en hoor hoe het vloeiende water vruchtweidend voorbijzingt aan mij. Vorige Volgende