Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] De dichter De dichter draagt de woorden nieuwgeboren binnen zijn handpalm, voelt de vreemde pijn om wat van hem was en nu schijnt verloren en eigen leven leeft op het velijn. Hij ziet hen spelen, zich tot strophen rijgen; ben ik dit zelf, is dit uit mij geweest? Als hij zijn verzen aarzelend herleest weet hij hoeveel zij van hemzelf verzwijgen. Verraden zoekt hij naar het éne woord, het eerste en laatste dat hij heeft te spreken. Maar wat hij zeggen moet kent taal noch teken en blijft een onuitsprekelijk akkoord. Soms mag één ogenblik één mens het horen, dood en verbrijzeling zijn hoge prijs. Wie kan het spellen, schrijven? Ongeboren ademt het in de schoot van 't paradijs. Vorige Volgende