Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] De teruggekeerde Beu van het reizen ben ik weergekeerd; bergen heb ik beklommen, zee bedwongen, luchten bevlogen, ieder sterbeeld doelwit; de namen van mijn landen en mijn steden een mozaiek van zwart en geel en rood. Zonnen en manen zag ik duizendvoud. Van 't overige zwijg ik, 't zij vergeten, alles is eender, vraag er mij niet naar. Gezeten in een leunstoel zie ik thans het laag plafond zich witte wolken wanen: braaf stucadoorswerk, goed en nederlands. En langs het raam verhaalt de schaduw van bedaarde mensen. Iemand zegt zacht: zo zoetjes aan wordt het al aardig koud. Waar kan men zich vertrouwder, beter wensen. Ik schik mij bij het vuur, ontdek in 't hout de gloed der duizend zonnen, duizend manen; de karavanen staan weder op vertrekken deze nacht. Vorige Volgende