Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Taipoesam, Madras De doodsbloemen over uw hoofd, o god van het niets, en het niets dat het niets aan de zielen belooft, volmaakt uit de droom van het iets, vermorzel mij onder uw voet Ganeça, het geel van het kleed der priesters, de ijzeren beet van wielen geverfd in mijn bloed. Om het rad van uw gouden karos en de priemen in wangen en borst, de onlesbare dorst van uw dorst, ben ik deel van uw razende tros. Want het spijkeren bed en het vuur of de dolk, het vermalende wiel van uw zegekar, lossen de ziel. En de eeuwigheid rukt aan ons uur. Vorige Volgende