Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Alweer Wij staan om een kist in de zon; die is dood. Voor de zoveelste maal. Wéér een plaats in de propvolle hong en het dysenterie-hospitaal. Een zendeling spreekt over God, hij ziet bleek, hij is mager en ziek; Jesaja, en gedenkt toch uw lot, en wij: met de geijkte mimiek. Wij dragen hem buiten het kamp (hij is zwaar van het honger-oedeem) het moeras hult ons kil in zijn damp, hij zakt stil in het sponzige veen. Wij planten een kruis op zijn graf; men hoort niets dan het doffe geplons van de goddoks. Wij gaan. Men kijkt laf nog een keer achterom: wie van ons? Vorige Volgende