Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Oleh-oleh Snel doet het koele avondlicht de mantel der nachtgordijnen toe; daarachter is de wereld moe maar minnedichters slapen lichter. Nu ben ik gamelan en angklong onder de gongklank van de maan; de maan glanst brans en bamboe aan; nooit zong een maangong zoeter pantoen. Het golft door de kenarilaan en zoemt onder de zilverpalmen. Wiegel het lichaam als de halmen die in de warme aarde staan. Nu ben ik tienduizend violen en ijler zingt de bamboeschacht. De bronzen tong der gongen wacht nog dieper nacht en ogenkolen. Vorige Volgende