Opperlandse taal- & letterkunde
(1981)–Hugo Brandt Corstius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
60 Waar de grammatika ophoudtkwamkwammersloeg Taal is niet logisch. Het is al vaak geconstateerd. Met woede, met blijdschap, met verwondering, met berusting. Carry van Bruggen deed het voor het Nederlands definitief in 1925. Taal heeft wel een zekere ordening. Anders zouden we van elke zin de betekenis moeten leren, zoals we dat nu van elk woord moeten doen. Het taalkundig net laat altijd visjes door. En het vangt dingen die geen visjes zijn. Zulke dingen noem ik ‘ongrammen’. Het ongram is niet goed. Maar het is vaak moeilijk te zeggen waarom niet. Uit kindermond hoor je de beste ongrammen: ‘hij slade mij’, ‘gymp’, ‘achtig’, ‘veelder’. Het ongram wijst op de ontoereikendheid van de taalregels. Het is de dikke driebenige dame op de taalkermis. Sommige ongrammen berusten op vermeende kennis van de taal. Ik had een leraar Latijn, die eiste dat wij ‘speder’ zeiden in plaats ‘speer’. Opperlandst in deze richting is het lied ‘Oude Tade’. Zulke hypercorrectie hoor je ook in ‘even groot dan’, waar de spreker neurotisch ‘als’ door ‘dan’ verving. Soms verschaft het ongram ons een blik op de toekomst. Eens was ‘schoen’ het meervoud van ‘schoe’. Eens was ‘woof’ grappig bedoeld voor ‘wuifde’ (Van Dale zet er nog ‘schertsend’ bij). Tien jaar geleden lachten de mensen om ‘ane en uite
.................... Op een zwijn
Kees Stip
Een zwijn dat uit de grabbelton
een ham en zeven worsten won,
waarna de luidsprekers hem vroegen
zich aan de uitgang te vervoegen,
vervoegde zich daar zeer verfijnd:
Hij sprak: ‘Ik zwijn, ik heb gezwijnd.’
....................
lampjes’, nu schrijft Rein Bloem, serieus lijkt mij, ‘vooraffe’. Bij de verledentijdsvormen van werkwoorden is de situatie vaak onduidelijk: wat voor de een ongram is, is voor de ander gewoon. In het algemeen is de richting van sterke verleden tijd naar zwakke, ‘zij vriesde de groente in’, maar ook andersom is waar te nemen: ‘terwijl ze de hele ochtend stofzoog’. De grenzen tussen de woordsoorten zijn niet heilig. De Tachtigers deden wat ze wilden. En Jan de Rijmer (J.J.A. Goeverneur) schreef Aan de Redactie van de Groninger studentenalmanak: ‘Hoe elk in dicht vivat, triomft, hoeraat, hoezeet, Iöot, helaast, och-armt, ojerumt of oweet;’ bewijzend dat alles werkwoord kan worden. In de volgende vier paragrafen kijken we naar vier manieren om in het Nederlands uit woorden andere woorden te maken. In 61 het verkleinwoordje ‘arm’ → ‘armpje’. In 62 de meervouden ‘arm’ → ‘armen’. In 63 de hogere en de hoogste vergelijkingstrappen ‘arm’ → ‘armer’, ‘armste’. In 64 leid ik de aandacht naar de afleidingen aan de voorkant en achterzijde van een woord, speciaal de vrouwelijke aan de achterkant en de ontkennende aan de voorzijde. In het algemeen zijn bij de ongrammen in deze vier paragrafen twee principes te herkennen: 1 Het ten onrechte plaatsen van een uitgang waar dat niet kan. 2 Het ten onrechte afhakken van een uitgang waar dat niet kan, of waar het eigenlijk helemaal geen uitgang is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61a Stuk cursiefWIJ vinden een boterbrief geen heilig huis. Een avontuur, da's geen pret, maar het moet een aardigheid blijven. Ze moeten niet een loop met je nemen. Net hadden we een etent bereid met maggiblokken, spruiten en andere liflaffen. Beschuit met gestampte muizen, een heerlijke toet van flenzen en poffers. We deden nog een suikerklont bij de theezak in onze theekop. Een telefoon van onze vrind. ‘Ik neem nog een afzakker met een slaap uit dienst. Ik hang nu op want ik heb maar één kwart bij me’. Neemt hij ons in de oot? Vertelt hij een sprook, en dan niet van Roodkap, Kleinduim of Sneeuwwit? Betreft het een jokken om een slipper te maken (Tussen haken: het was vandaag bloezendag)? Wie is de meis voor zijn herdersuur? Die kortjak uit de koek-en-zoop? Of die blond met die pruimemond? Of was het de kamerkat (een coque soubre), of een andere burles madamme? Een maagde in een lappende? Zaten wij in de verdomhoek? Wat voor hoogstand of huzarenstuk bedreef hij? Onze vrind is geen pantoffeldier, geen doet, geen kneus, maar wel een buitenbeen. Hij maakt zwanen en kopduikels en speelt dief met verlos. Wat had hij aan? Die sportjas, dat was een aflegger van een spotkoop. Een plun van likmevest. Maar wel een lefdoek in de borstzak. Door het raam zagen wij een roodborst op een wilgekat. Een winterkoning trok aan een sneeuwklok, en een koolwit speelde op een viool. Wij pakten een lucifershout uit een lucifersdoos, en gingen lantaarnplaten kijken. Wij zagen de Joodse bruid, de straat van Vermeer, een gedenkplaque van Naad van de Dam, de stok van een Oldebarnevelt - het troostte ons niet. Wij bladerden in Mens van Keulen, in Aaf, in Kees de Diakenhuisman. Uit de radio op de nachtkast klonk een radiopraat over alfadelen. De kleine uren waren begonnen. Een ongeluk zat in een kleine hoek. Plat van de kamerkat? Wij aten een flik, een hop, een drop, een ijs, een pepermunt, een speculaas, nóg een koek, nóg een snoep, een bier uit blik, nóg een drank. Straks maakt dit akkefiet van ons een zenuwzie. Als hij thuiskomt zullen we een appel met hem schillen. Barber zal hangen! De borden worden verhangen. Hij moet op zijn hach passen. Dan horen we een deun van een bekend lied: ‘Een beet verliefd is iedereen wel eens een keert’; daar wordt een jas over een knaap gegooid, en wij denken: Jeet, lieverkoeken worden wél gebakken! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
62a EnkelfoutWIJ waren wak bij de eerste ochtendgloor en nog wakker bij de eerste kriek. Waarom? Met welke reed waren wij heedmorg zo vroeg bij de pink? Ik pijnig geheug. Gister stomdronk in smal lit-juméal getuimeld na één spiritualie te veel? Of teveel eet? Piepkuik met zalmslum misschien spook in ingewand? Goed: de 5 guld eigeld in de ziektekost gaat niet door, maar ik heb geen zin in ziekhuis of monokliniek. Hoofdbreek over ziekteteek: aanval van mazel, waterpok, asthmum, beri, X-been, genitalieplatje, of gewoon snipverkoud? Half zeef pas. De straatlantaar geeft Alpgloei. Blijf lig tot half neeg, voor mijn doe vroeg uit de veer. Ik sla bedlaak op, oop gordijn, laat zonstraal bin. Was bij was bek, bevestig monokini, trek jean | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 65 is het gram van ongram de zin. In 66 en 67 worden woorden dooreengemengd, en zinnen. 68 behandelt het Simplistisch niet. In 69 komen de pleonasmen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61 Vergrootwoordklaarovertje Het verkleinwoord is een echt fijn Nederlands verschijnseltje. Het verpleegsterstaaltje is er op gebaseerd (87). Het Groene Boekje geeft van een woord het verkleinwoord ‘als dat gebruikelijk is en als dat anders wordt gespeld dan door toevoeging van je aan het grondwoord’. Daar heb je dus niets aan, wanneer achter een woord geen verkleinwoord staat, want je weet niet om welk van de twee redenen het er niet is. Van welke woorden kun je geen verkleinwoord maken? Welke woorden bestaan alleen als verkleinwoord? Waarom wel ‘kleintje’ van ‘klein’ of ‘kleine’, maar niet ‘ziekje’ van ‘ziek’ of ‘zieke’? Waarom wel ‘moetje’ maar niet ‘magje’? Wat, en waarom, is het verschil tussen ‘bloempje’ en ‘bloemetje’? Waarom ‘Nellie’ en niet ‘Nelletje’? In 61a bespot Van Buren het verkleinwoord door de uitgang te verwijderen waar het niet kan (een grote gymnastiekschoen is geen ‘gym’), of waar het zó niet kan (en ook geen ‘gymp’). Ze maakt er een pot van. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
62 EnkelvoudWelke woorden hebben net als het Franse souris en het Engelse sheep in enkelvoud en meervoud dezelfde vorm? Eerstejaars, tweedejaars, derdejaars, vierdejaars, zesdejaars. Het had zo mooi kunnen zijn: één ding is enkelvoud, méér dan één ding is meervoud. Maar het is niet mooi. Soms ligt dat aan de dingen, soms aan de woorden. Vooral het symmetrisch menselijk lichaam schept vreemde woorden. ‘Bril’, ‘broek’ en ‘hersenen’ zijn in veel talen meervoudig, ook al is het er maar één. Bij ons liep je vroeger met ‘één schoe op één biel’, maar nu zegt iedereen ‘schoen’ (al heel lang) en ‘biels’ (iets korter), en worden ze vermeervoud tot ‘schoenen’ en ‘bielzen’. Bij het Latijns-Amerikaans-Nederlandse ‘data’ is dat ook aan de gang. Terwijl het uitheemse verkleinwoord zelden wordt overgenomen, nemen wij vaak bij een buitenlands woord zijn buitenlandse meervoud mee. Vooral bij Latijn leidt dat tot ongrammen (83). Voor voetballen las ik eens ‘voetbaux’. Het Simplistisch meervoud van ‘jojo’ (zelf een Indonesisch gevormd meervoud) is, op zijn Italiaans, ‘joji’, zoals ‘tosto’ enkelvoud is van ‘tosti’. Wat is het verschil tussen ‘secretaressen-generaal’ en ‘secretarissen-generaal’? Tussen ‘portiers’ en ‘portieren’? Tussen ‘catalogi’, ‘catalogus’ en ‘catalogussen’? Dr. Van Buren geeft in 62a antwoord. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63 De val van de trap van vergelijkingDat is geen ijzer, dat is gewoon ijs. In 42 hadden we het al over de vraag of je overal -st achter kan zetten. De presentatie van het ten onrechte als vergrotende en overtreffende trap opgevatte woord op -er of -st gebeurt het best als hypergram, zoals vertoond in ‘Het goed is beter in Best’. De ‘bovenmeester uit de Haarlemmermeer’ is een oud juweel, van haast even algemene verspreidheid als ‘angstschreeuw’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64 On-zin en onz-inJe maakt een woord vrouwelijk door er in of iets anders achter te zetten (‘zigeunerin’, maar ‘bewoonster’), en je verandert een woord in zijn tegendeel door er on vóór te zetten. Daar gaan 64a en b over. De wildste Opperlandse dromen worden overigens overtroffen door de feministische, althans Nijmeegs-feministische, werkelijkheid. Wat voor de Opperlandse vrolijke nichtenarbeid was, is voor de feministe ernestine. Grotendeels gebaseerd op Engelse voorbeelden, waar het net wat anders ligt, voorbijgaand aan het feit dat elke taal de vooroordelen van vele generaties terug met zich meedraagt (denk aan de vunze betekenissen van Dutch in Engels), en teveel vertrouwen stellend in de invloed van taalverandering op gedachtengang (Mussolini verbood de Italianen ook vergeefs om ‘Lei’ (‘U’) te zeggen), zorgen zij voor Opperlandse hoogstandjes als ‘ievrouwd’, ‘als de wijn is in de vrouw, is de wijsheid in de rouw’, ‘een vrouw een vrouw een woord een woord’. Overigens bestaan de woorden ‘mannin’ en ‘pausin’ echt, en is ‘hetman’ een kozak. De Van Burense vermannelijking van ‘filmer’ en ‘lijzer’ uit ‘filmster’ en ‘lijster’ is mogelijk dank zij de in 35 genoemde homogrammie van -ster. Piet Burger is behalve palindromicus ook cryptograficus. Uit zijn rijke ervaring met woorden schreef hij 64c, dat we in deze paragraaf onderbrachten vanwege de on-passage, maar dat ook veel andere on-logika behandelt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan doe tee in schoe, zo kleer klaar. Besproei azaleum en goudreeg, bak een enkele tosto in de woonkeuk, was huishoudutensilie in gootsté, en zijg neer bij de theewaag op sofakus met breikluw en naaigaar. Ik roei kortom met riem die ik heb; lieverkoekje wordt niet gebak in mijn oof. Eegum is lineum rectum op safarus in Nigerium, schiet (met camerum) faunum: zebrum, aardvark, eenhoor, kolibrus. De hele alibus onder auspicie van de Verenigde Natie. Ik zit alleen, en da's geen genoeg. En de moederzeeg? zult u vraag. Moet ik niet op hurk bij strapats van bloedeig kleut? Of lurf en klad van jong pak? Nee: mijn kinder zijn lang Kindergart ontgroeid, hebben eig huishoud. Naar buit waar vogel fluit. Zoef in staatsiewaag, familiewaap op voorsteef, langs heerweg via Amerong, Wagening, Eiberg en Zuiderzeewerk bij Kamp, naar hoge Noord. Leeuward, Groning, As, Nijmeeg en generaliteitsland in. Heerl (met nog 1 confetto), Eindhoof, 's-Hertogbos, Zeefberg. Terug langs vuurtoor Schevening en haafbek IJmuid. Rij in Laar langs Wald van Van Eed, en zo weer naar Soestduin. Ik eet macaronus, bessevlum, taai, poffertje. Harm Sies meldt: Rare praktijk van paratroep uit Moluk. Welingelichte kring zegt: Burgemeesterskeet aan gruzelement bij onlust Personeelszaak van Gemeentewerk. Gedane zaak neemt geen keer. Wet van Meed en Pers: scheld doet geen pijn. Ik sta voor boekkast en aarzel wat te neem. ‘Nooit meer slaap’ van Herman? Of ‘Grote verwachting’ van Dick? ‘Kees de Jong’ van Thijs? ‘Sprookje’ van Boman? ‘Peelwerker’ van Cool? ‘Kinderjaar’ van Gorkus? ‘Vleespot van Egypte’ door Gijs? Of liever poëzie: van Hans Verhaag ‘Ster, Cirkel, Bel’? ‘Gedigt’ van Eijber? ‘Verplaatste tafel’ van Schipper? Ik neem: Treitertrend van Koot. Ik lees, ik lach, ik overwin. Ik schrijf notuul in annaal: ‘Liefdeleef - ongenoeg op divankus’. Ik wil wij zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63a Het goed is beter in Best
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63b Baas boven baas
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64a Het weersbeestje
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64b Ka en AbelWIJ droomden. Of, om met Maarten Luther te spreken: wij hadden een droom. Wij liepen in die droom op de Rok in Amsterdam. Alle mensen droegen broeken. Waren het mannen of vrouwen? Het waren mensen. Het verschil was opgeheven. Daarom heette het Rokin de Rok, zoals het Kremlin het Kreml heet, hoewel de gemeenteraad van Amsterdam het toch maar de Broek wil gaan noemen. Wij keken met onze face-à-ma in een etalaag en zagen een step met gobelmotief, een mocas met visgraatdes, en een manneque met koffiebru gezicht met stoppelk. Achter het venner van een bloemenwinkel stond een bouq herfazers. Aan de hemel stond de avonder, de zwerver Venus, die men binnenkort Mars gaat noemen. Ook zweefde daar een Zeppel, en er klonk het gefluit van lijzers en ekkers. Wij kochten niettem een tick voor de sneltre naar Mannenpolder bij een reisbureau in een hijstraat. Wat een rare droom - allemaal ons. Wij droomden wéér. Of, om met Coretta Queen te spreken, wij hadden een tweede droom. We liepen op het Rokinesse in Amsterdame. Alle mensen hadden rokken aan. Waren het vrouwen of mannen? Het waren mensen. Het verschil was opgeheven. Een fotogravin nam een kiekje van een vrouwequinne met een vrouwdje in de hand waarin een ruikster violinnen. Ievrouwd anders nam | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een foto van een gezin: vaadster, moedster, dochtertjelievegge, en zonin die ons een nichtin toescheen. Kindsters speelden blindevrouwtje. Een domina preekte over Ada en Eva met haar Abella en Kain. We kochten echtster een tickette voor de Pullvrouwexpresse naar Damelen. Wat een rare droom: allemaal onzin. Wij droomden derdermaal. Wij hadden een nachtmerrie van vrouwelijk kunnen. Wij lazen in het boekje ‘Seksisme’ van Alie Groen-Rusch, Bettie Raas-Rooyackers en Louk Wolters. Achterop staat dat hieruit alleen geciteerd mag worden met bronvermelding (hierbij gedaan), en met kennisgeving aan de auteurs (maar hun adres ontbreekt, zodat we hopen dat ze dit lezen). Buitengewoon sympathiek denkbeeld om de levensduur van een boek te beperken tot die van de kortstlevende der drie schrijvers, want na het verscheiden van een auteur kan er immers niet meer uit het boek geciteerd worden. En er is zoveel dat smeekt om geciteerd te worden. Groen, Raas, en Wolters gebieden ons niet alleen - als o zo vele taalleraren en taalleraressen vóór haar - hóe we moeten schrijven, ze stellen bovendien vast wat we moeten schrijven. Als verwerpelijk seksistisch voorbeeld geven zij: ‘Het werk van Van het Reve en van Anna Blaman.’ Dit mag niet van mevrouw Groen-Raas-Wolters. Het moet voortaan zijn: ‘Het werk van Van het Reve en van Blaman’ of ‘Het werk van Gerard K. van het Reve en van Anna Blaman.’ Wat een curieus voorbeeld! Niet zozeer vanwege de seksuele gepreoccupeerdheid van deze twee vaderlandse schrijvers; ook niet vanwege de grote onwaarschijnlijkheid dat iemand ooit het werk van deze twee schrijvers in één adem zal noemen; maar vanwege het feit dat (Van het) Reve nogal wat voor- en achternamen heeft gekend, en dat Johanna Petronella Vrugt uit eigen vrije wil en met opzet koos voor de volle naam Anna Blaman. In de volgende druk van ‘Seksisme’ zullen we wel Blavrouw moeten schrijven, en in de daaropvolgende Praatvrouw, want ‘bla’ is uiterst seksistisch. Terecht wijzen de auteurs op het feit dat één van de functies van het woord ‘juffrouw’ de uitdrukking van minachting kan zijn, zoals (voegen wij toe) dat ook met het woord ‘heer’ het geval is. Na deze vaststelling waren wij dan ook verbaasd over het verbod van de zin: ‘Anita Bryant, de juffrouw van de onsmakelijke “Redt-onze-kinderen” campagne.’ In plaats daarvan moeten we zeggen: ‘Anita Bryant, de vrouw (de leider) van de onsmakelijke “Redt-onze-kinderen”-campagne.’ Hoe nu? Mogen wij onze gevoelens van minachting niet meer uiten? Waarom dan nog wel het woord ‘onsmakelijk’ toegestaan? Bij dit voorbeeld steken de schouderbladen van het origineel, een Amerikaanse publikatie, wel erg duidelijk door de schamele Hollandse kleertjes heen. In het Engels is het woord voor ‘mens’ inderdaad ‘man’. Bij ons echter kan met ‘mens’ niet speciaal een man, maar wel speciaal een vrouw (het mens) worden aangeduid. De Nederlandse vertaling heeft dan ook moeizaam gekronkel nodig om toch hetzelfde punt te kunnen scoren. Zo maken zij bezwaar tegen ‘andermans’, maar niet tegen ‘iemand’. ‘Opmerkingen’, aldus de schrijvers, ‘betreffende het uiterlijk van vrouwen dienen achterwege te blijven, tenzij deze gegevens ook noemenswaard zouden zijn voor mannen in dezelfde kontekst’. Dat valt dus weer mee. Even waren wij bevreesd nooit meer te kunnen genieten van beschrijvingen aangaande borstomvang, beschilderde oogleden, en hoge hakjes, maar daar zulke gegevens zeker noemenswaard zouden zijn voor mannen in dezelfde kontekst, blijven ze geoorloofd. De derde droom was de ergste, en u leeft daar zelf ook in. Word wakker! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64c Grafisch bedrog
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agt van kant gemaakt, wordt niet vervolgd; integendeel, zij wordt geprezen. En waarom worden naturistenkampen zo vaak door borstweringen omgeven? Luchthartigheid is niet de sterke concentratie van natriumchloride in de atmosfeer, zodat dubbelhartigheid ook niet de verdubbeling daarvan aangeeft. Een monstertrekker is geen reusachtige landbouwmachine. Mishandelingen van pastores blijven altijd ongestraft. Een zakthermometer gaat niet linea recta naar het absolute nulpunt. Wandelingen duiden niet op abominabel cijferwerk. Bij vruchten kent men o.a. appels, granaten en peren. De variëteiten handappel en handpeer zijn overbekend, waarom wees de groenteman dan op zijn voorhoofd toen ik vroeg om een kilo...? Zwemschimmel is geen soort zeepaardje net zomin als appelschimmel op goudreinetten parasiteert. Muilbroeders zijn geen geschoeide Karmelieten maar aquariumvissen. Broedstoof heet incubator. Maar beklemtoon dit niet verkeerd, anders is men geneigd te denken dat Castro de broedstoof voor een kever houdt. Een landtong is geen wal-vis, evenmin als wegwijs straatdeun betekent. Goede raad: draag een das nooit los in de jakhals, daar mot een boa bij! Veel dieren hebben de eigenschap niet te doen wat zij beloven. Een bijtje bijt je? Nee, een bijtje steekt je. Gieren gieren wel eens en vliegen vliegen ook, maar ofschoon gieren vliegen, gieren vliegen nooit. Men weet dat paarden kauwen, wellicht zag men ooit hoe kauwen paarden, ja, zelfs hoe paarden paarden. Maar wat doen kauwen... die slikken alles hap slok door. Legt u de baby vooral niet met rammelaar én trui in de wieg: u stikt zó van de jonge konijnen... Kraaien krabben wel eens, maar wie heeft ooit een krab horen kraaien? Katten spinnen hoorbaar, spinnen katten binnensbeks. Op een rijstier mag men niet rijden, dat staat het k.i.-station niet toe. O, zegt u, net zo iets als een dekpaard? Alweer mis, op een dekpaard zetelen rietdekkers tijdens hun arbeid. Een mier kan miers zijn, een wulp wulps en een hond honds, maar zodra een mot mots wordt, is het een hond. Een neushoren kan niet oorkijken en/of oogruiken. Een zeebaars zwemt in zee, een rivierbaars in de rivier maar zwemt een kombaars in een kom, of een barbaars in de bar? Nou vergeet het maar... En wie gelooft nog dat muildieren uit hun krachten gegroeide pantoffeldiertjes zijn? Een bijpad is géén biologische kruising. In Engeland heet zo'n bijpad trouwens beefrog, en die wordt in Van Dale (ten onrechte natuurlijk) sidderrog genaamd. De vergelijken de trap van brandmees is géén brandmeester, evenmin als de stellende trap van schoolmeester schoolmees is. Zo ongemerkt maken we wel een erg dierlijke afdwaling, dus verlaten we snoeshanen, schateksters, zoetekauwen en suikerspinnen, en proberen ons op het einddoel te concentreren. Mijn grote vriend Donner beweerde onlangs: de Russen zijn sterk in hangpartijen; we spelen ze wel eens tegen ze uit, maar veel effect sorteert dat niet. Was dat nu een loze uitspraak of een loze uitspraak?? Loos, duidt op afwezigheid, zoals lijk duidt op aanwezigheid. Dat gaat niet helemáál op (een boek zonder één regel tekst is zinneloos, maar er zijn talloze boeken mèt regels tekst die nìet zinnelijk zijn), maar tóch... Zo is een café zonder kastelein waardeloos, en de tocht naar een voetbalveld zonder goals doelloos. En kijk eens naar: hartelijk-harteloos; eerlijk-eerloos; redelijk-redeloos; eindelijk-eindeloos; werkelijk-werkeloos; heerlijk-heerloos; waarlijk-waarloos; mogelijk-mogeloos; onmiddellijk-onmiddelloos; lavelijk-laveloos; zoutelijk-zouteloos! Veel woorden worden getrokken door het voorvoegsel ont-, hetgeen aan die woorden een tegengestelde betekenis geeft: wijding-ontwijding; spanning-ontspanning; regeling-ontregeling; binding-ontbinding; snapping-ontsnapping; houding-onthouding; haring-ontharing; luizing-ontluizing; slag-ontslag; bijt-ontbijt; goocheld-ontgoocheld; ologie-ontologie; ijdig-ontijdig. Soms maakt men de taal belachelijk door voor het voorvoegsel ont-, nog eens het voorvoegsel on-, te plaatsen, om het oorspronkelijke woord zijn betekenis te hergeven. Dan ontstaat er nonsens als: onontwarbaar; onontvankelijk; onontbeerlijk, in plaats van: warbaar; vankelijk; beerlijk. Het voorvoegsel on-, is niet weg te denken uit onze taal. Gelukkig maar. Hoe zou het anders moeten met het nozele meisje dat tijdens een hevige weersbui schuilde in een aanzienloos hutje? Daar werd zij verhoeds benaderd door een verlaat die verwachts opdook en verwijld een aanvang maakte met het plegen van tuchtige handelingen. Het tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan gerepte wicht begon bedaarloos te gillen, omdat zij het derscheid tussen goed en kwaad middelloos derkende. Op dit heilspellende ogenblik besefte zij dat herroepeloos haar laatste ogenblik zou aanbreken als ze de leloze, beschofte vlegel zou tegenwerken, reden waarom zij zijn bekookte avances beholpen beantwoordde, ofschoon het gure uiterloos van de hebbeloze vent haar passeloos maakte. De teerder vond haar eigenloos nogal benullig, maar hij was natuurloos kundig van haar besproken wandel en berispeloos gedrag voordien. Toch maakte hij een gegeneerd gebruik van de gedachte mogeloosheden, temeer waar zij tegenzeggeloos een gemeen goed figuur thulde, dat hem met stuimigheid vervulde. Maar tot uitsprekeloze vreugde van het meisje, bleef hij verrichter zake, toen noemeloos snel de deur open vloog en 't verbiddeloze gezicht van een boswachter het stuk gedierte het bestemde gevoel gaf dat er heil dreigde. Jij verbeterloze schoft, zei de wachter omwonden, goed dat ik een fiets beheerd zag staan, zodat ik dit schuldige kind nog gedeerd aan je gewassen klauwen kon trukken, maar je zult voor deze besuisde daad getwijfeld niet gestraft blijven. Na deze opmerking nam hij de wennig kijkende ruststoker mee, terwijl het meisje haar redder sterfeloze dank betuigde. Zo zouden we kunnen doorgaan tot in het eindige want de onmogelijkheden zijn schier uitputteloos, maar dit moet het zo geveer wel zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
65a Omgekeerd is omgekeerdWEInig hadden we gedacht dat een tuinkabouter branden kon. Weinig hadden we gedacht dat een tuinkabouter kon branden. Toen wij tussen twee vakanties even ons hoofdstedelijk pied-à-terre bezochten zagen wij, niet tot onze droefgeest want wij hielden niet van hem, dat de kabouter in onze voortuin verbrand was. Wij zagen dat de kabouter in onze voortuin was verbrand. Wij stonden even paf, toen om de hoek mevrouw Andreas Burnier verscheen die zo juist een manuscript bij uitgever Querido had achtergelaten. Die zo juist een manuscript bij uitgever Querido achtergelaten had. Zij moest de trein van 17.47 naar Nijmegen halen en kwam dus niet binnen. Wel wilde ze even antwoorden op een brandende vraag. Wij hadden in een officieel stuk gezien hoe zij met felle hand en vilten stift de volgorde van een tweetal woorden had veranderd. Het stuk ging over een hoogleraarsbenoeming en kan dus niet gereproduceerd, maar de onschuldige ambtenaar had gezet: ‘geraadpleegd is’, en dit was met het internationale halvemolen-teken veranderd in: ‘is geraadpleegd’. Hoezo? Vroegen wij Andreas Burnier. ‘Omdat het Duits is’, luidde haar antwoord. Nimmer sinds onze moeder zestien jaar geleden stierf hebben we het zo openhartig gehoord. Niet: een Germanisme. Niet: dat is dialect. Niet: dat vind ik niet mooi. Maar gewoon: anti-Duits. Wij boenden de steentjes waar de kabouter had gestaan, of gestaan had, schoon, en gingen direct in de boeken van Andreas Burnier kijken of zij zich aan die regel had gehouden of gehouden had. Zo'n onderzoek is de beste literaire kritiek. Kunt u het aantal e's tellen in ‘De kellner en de levenden?’ Neen, want Vestdijk sleept u onmiddellijk mede. Zo ging het ons ook. Zelfs al bladerden wij de boeken van achter naar voor door, zelfs al kennen wij die boeken bijna uit ons hoofd, wij werden steeds weer meegesleept en vergaten waar wij naar zochten. Toch vonden wij op bladzijde 147 van ‘Een tevreden lach’ (Querido, 1965): ‘Weet je dat ik vroeger ook getrouwd geweest ben?’ in plaats van ‘ben geweest’. Dit is wel dialoog, maar uit de mond van Simone die eerder gewoon ‘ik’ was. Schrijven is wat anders dan spreken, gelukkig. Zo hanteert C. Buddingh' consequent de ‘nette’ volgorde van éérst het hulpwerkwoord en daarna het deelwoord. Maar in Vrij Nederland van 29 juli 1978 roept hij in een interview uit: ‘Roland Holst was de grootste lul die ooit in Nederland geleefd heeft’ in plaats van: ‘heeft geleefd’. Schrijven: praten met omdraaiingen. U weet zelf niet wat u zegt. U hebt de vrije keus tussen de twee volgordes, maar u kiest niet. In het Oosten des lands is de ‘Duitse’ volg- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
65 ZinsbraakHónd bijt man. Slechts enkele glimpen van dit fascinerende onderwerp kan ik tonen. Van Buren heeft het over de volgorde der werkwoordsvormen, die in de bijzin vrijgelaten is of is vrijgelaten. Opperlands zijn de vérgaande samentrekkingen, zoals het opschrift aan een veerhuis ‘Hier zet men thee en over’, waar iemand ‘en af’ achter had gezet, of: ‘Tussen neus en lippen, de schuifdeuren, en de middag zei ze dat ze d'r van tussen ging’. In poëzie heet dit ‘syllepsis’, en Buddingh' geeft als voorbeeld de regels van Eric van der Steen (uit Paaltjens sr.): ‘Zij verstrikte mij niettemin in Petten en in het nette’ waar ik ook nog een verstopt netten in zie. De ‘anakoloet’ is de zin die niet op de juiste manier hoewel hij misschien aantoont dat de regels niet in alle gevallen voorzien en er eentje op te schrijven niet meevalt hoewel je ze ik tenminste voortdurend uitspreek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66 Combinatiegram‘Vogen. Ik bedoel teer. Tegen’ Ach weljee! ‘Plotsklaps’ is een mooi voorbeeld van een ongram dat een gewoon woord is geworden. Het wordt meer gebruikt dan ‘plotseling’ en ‘eensklaps’ bij elkaar, en de uitspreker wil niet leuk zijn. Er zijn naïeve en expresse combinatiewoorden, en vaak is het niet uit te maken tot welke categorie zo'n ongram hoort. Uit de twee voorbeelden hierboven is het verband tussen contaminatie en klankverruiling (32) duidelijk. Bewust gemaakt zijn: ‘klufter’ (‘kluns’ en ‘hufter’; door Willem Bever, zelf vermoedelijk een verre neef van Willem Wever (15)), ‘goegemenigte’ (Jules de Corte), ‘nederwiet’ (met ‘Nederpop’ dezelfde ontdekking die tot ‘Opperlands’ leidde), ‘vlaren’ (een Hovercraft vliegt en vaart), ‘botel’ (zoals ‘motel’ van ‘motor’ en ‘hotel’, uit ‘boot’ en ‘hotel’. Of rechtstreeks uit ‘boot’ en ‘motel’?), en ‘zonderdag’ (ppr-vondst voor zondag zonder auto). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[vervolg van 65a]orde de gewone. Professor Sassen heeft het bij de Groninger J. Huizinga nageteld. In 1906 schreef hij in slechts 13 procent van de gevallen Gronings eerst het hulpwerkwoord. In 1914 was het 19 procent. In 1927 36 procent. In 1943 49 procent. Hoe langer weg uit Groningen, hoe Groningser hij schreef. Of: hoe beroemder hij werd, hoe minder hij zich aantrok van taalregeltjes. In hun deze week verschenen aanraadwaardige zij het onjuist getitelde ‘Technisch taalgebruik’ hebben de auteurs A.J. Vervoorn en B. Edens ook een chapiter aan dit probleem gewijd met de slotconclusie: ‘Het voortdurend veranderen van “worden gerekend” in “gerekend worden” moet dan ook niet anders beschouwd worden als intellectuele energieverspilling’, waarbij wij dan nog even peinzend naar dat laatste als kijken. Ach, zal Andreas Burnier zeggen, wat is romans schrijven anders dan intellectuele energieverspilling? Want zij had bij haar uitgever geen roman ingeleverd, helaas. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66a Ongeveertig contambinatiewoorden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
66b Vandalies
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het combinatiewoord worden vaak twee woorden van ongeveer dezelfde betekenis versmolten (66a). Maar in de bovenstaande voorbeelden zitten ook ‘vandalies-woorden’, waarin twee verschillende woorden hun betekenissen laten versmelten. ‘Brunch’ uit ‘breakfast’ en ‘lunch’ is het bekendste voorbeeld (66b). Lewis Carroll introduceerde deze ‘portmanteau-woorden’ in Alice in Wonderland, en aan de Nederlandsevertaling ontlenenwe ‘slendig’ uit ‘slijmerig en behendig’. Nuttig is de contaminatie voor de bezitter van een hond van gemengd ras, die hij dan ‘schoedel’ (schnauzer + poedel), ‘pinkel’ (pincher + tekkel), ‘speller’ (spaniel + setter) of ‘pekinoedel’ kan noemen. Het rijkste gram voor het combinatiegram is het gezegde, de vaststaande uitdrukking, het spreekwoord. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
67 Gecontamineerde gezegdesIk heb in 67a niet al mijn voorbeelden opgenomen - deze verzameling is al dronkenmakend. De goede gevers zeiden er steeds bij dat hun eigen man of vrouw ze echt had gezegd. Maar naïef of expres, dat valt niet uit te maken. Er zijn nogal wat gezegdes die hetzelfde betekenen, en dan ligt versmelting voor de mond. Soms is ook een enkel woord uit een spreekwoord voor de goede verstaander al genoeg, en dan kan zo'n veelzeggend woord in een ander gezegde doordringen. Wie goed naar de voorbeelden kijkt zal zien dat het niet allemaal contaminatie is wat de klepel slaat. Soms is er een woorden-anagram, waardoor de betekenis vaak wordt omgedraaid. Deze zinsverminkingen zijn wat betreft doel en methode vergelijkbaar met de woordverminkingen in 34, 39 of de nog komende in 76. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
68 SimplistischDames heren ook Het ongram, en meer in het bijzonder het combinatiegram, is een van de pijlers van de taal, die twee Nederlanders vloeiend spreken, en die wij allen verstaan. Het Simplistisch is het enige werkelijk nieuwe in de zes eeuwen Nederlandse taal. Parodie op vergaderproza? Bespotting van nsb of Humanistisch Verbond? Gewichtigdoenerij van kleine mannen? Taalmoeheid? In ieder geval is het uitgegroeid tot een taal, die iedereen direct herkent. Dit is het ogenblik om nederig te erkennen dat Opperlands natuurlijk niet een volledige taal is. Een studie over het Simplistisch ontbreekt. Miljoenen dol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[vervolg van 66b]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
67a Gespreekwoordzegdes
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
69a Visueel behangWIJ zijn een tik bang dat de wederzijdse besproeiing van de Vaderlandse mediums een windhandel oproept die net als de tulpenbollen in de Gouden Eeuw en de aandelen in de Volks Aandelen Trust op een disaster zullen uitdraaien. Op de radio hoort men om 23.10 uur wat de volgende dag in de couranten staat. De couranten berichten uitvoerig wat men in de weekbladen kan aantreffen. De weekbladen vertellen wat de televisie vertoont. En nu zagen wij op de televisie een programma over de radio. De zenderkleuring. De vier stations, in Monopoly nog gewoon Noord, Oost, Zuid en West genaamd, zullen niet Rood, Wit, Blauw en Oranje gaan heten, maar zij zullen, net zo als Rimbauds klinkers, zelf een kleur vertonen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lars worden besteed om Indianentalen op te noteren, voordat de laatste gesubsidieerde spreker de eeuwige jachtvelden heeft betrokken, maar deze variant van het Nederlands bleef onbestudeerd. Wij houden er een paragraaf voor open. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
69 Pleonasmen‘Een halen, twee betalen’ (40) Is ‘een ronde cirkel’ ongrammaticaal? Een vierkante cirkel bestaat niet. Uit de vorige zin blijkt dat ‘een vierkante cirkel’ wel grammaticaal is. En ‘witte schimmel’? ‘Witte sneeuw’ is geen pleonasme meer. Het pleonasme is niet te definiëren, want wat is nu werkelijk overbodig? Bloed geeft meestal ook tranen; is daarom ‘bloed, zweet en tranen’ een pleonasme? Het pleonasme beweegt zich tussen retoriek en ongram. Het Opperlandse pleonasme binnen in één woord (‘dolfijn’) komt straks in 72. Andere Opperlandse voorbeelden staan in 69a. Pleonasmen kunnen ook bereikt door het woordje ‘en’. In Kousbroeks Frans-Nederlandse vertaling van Queneaus stijlexercities Exercises de style (Stijloefeningen) zette Kousbroek Queneaus ‘En partie double’ (dubbelop) als volgt van het Frans in het Nederlands over: ‘Omstreeks het midden van de dag en om twaalf uur stond en stapte ik op het balkon en achterterras van een druk bezette en stampvolle tram en publiek vervoermiddel van lijn 16 die van het Centraal Station naar het Haarlemmermeerstation gaat...’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[vervolg van 69a]De functie van zo'n homogene zender wordt dikwijls aangeduid met de term ‘acoustisch behang’. In een beschouwing over de toekomst van de televisie trof ons de term ‘visueel behang’. Oor en oog zijn tegenpolen. Het oog is superieur. Het oog richt zich en kan zich sluiten. Het oor kan dit niet. In een kamer kun je zonder veel moeite vermijden het behang te zien, maar het lukt je niet om de radio niet te horen. Wij begrijpen Van Gogh wel. De term ‘visueel behang’ deed ons denken aan de prijsvraag die wij een kwartjaar geleden uitschreven aangaande pleonasmen van het type ‘openslaande dubbele porte-brisé deuren’. De inzendingen op de pleonasmenprijsvraag waren quali- tevreden- maar -ntitatief -leurstellend. Velen lieten zich inspireren tot formaties die, gegeven het feit dat het hier om pleonasmen handelde, een zeker demagogisch-humoristisch effect bereidden. ‘Christen-democratisch belastingschandaal’ en dergelijke. In dit genre trof ons ‘Vlaamse primitieven’. Ook de democratische volksrepublieken werden door velen als dubbeloppe pleonasmen gezien. Ons lintje gaat naar inzender Schmidt die de volgende ingezonden brief concipieerde: ‘Als handeldrijvende nering-doende wiens snackbar voor kleine hapjes gunstig floreert ben ik helaas genoodzaakt de volgende storende wanklank te moeten melden. Volgens de politie hebben omwonenden uit de omgeving klagend gejammerd over de onaangename stank mijner gebakken patat-frites en schijn ik een verboden overtreding van de hinderwet te hebben begaan, hetwelk mij geforceerd dwingt mijn vrouwelijke patatbakster onmiddellijk met direct ingaand ontslag, stante pede de laan uit te sturen. Zo blijft men de handeldrijvende middenstand door tegenwerking dwarsbomen. Hoogachtend...’ Enige trivia tot slot. Nauwelijks hadden wij ons lezenswaardig artikel over de onmogelijkheid het woord trucendoos, truccendoos, truquendoos, truckendoos juist op te schrijven, met warme instemming overgelezen, of wij troffen in De Groene het woord ‘truc-doos’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een geniale truc om de C voor de E te vermijden. Maar mag men een doos, waar beslist meer dan één ding in is opgeborgen, wel een ‘dingdoos’ noemen? Ja, dat mag, want Van Dale vermeldt ook de passerdoos, de hostiedoos, de ouweldoos en de spijkerdoos, waarin wij toch meerdere passers, hosties, ouwels en spijkers hopen te vinden. In een verfdoos zitten diverse verven. Maar hier is eerder het werkwoord ‘verven’ gebruikt, zoals ook in tekendoos, poepdoos, goocheldoos en toverdoos. Dat zo'n werkwoord ook bestaat voor het woord ‘trucdoos’ blijkt uit het bestaan van ‘getruct’. Maar hoe moet dit werkwoord geschreven worden? |
|