De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk(ca. 1945)–Walter Brandligt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Twee gedichten [pagina 84] [p. 84] Ik zag.... Ik heb de zee gezien in hoogen maannacht Stil om d' eenzaamheid van eendere geluiden En van 't verlaten strand. Een enkele vogel, 'k wist niet waar hij was, Brak met een scherpen schreeuw kristallen stilte. Doch 'k voelde mij vervuld door 't kloppen van mijn hart En wist, daar ik toch liefhad, niet van kilte En van de eenzaamheid. Ik heb de hei gezien, de droge hei Die verder zich verloor in dennenbosschen Donkere, waardige. De witte stilte van den middag drukte zwaar, Geen enkel leven dat bewoog. Zelfs geen geluid Dan 't doffe van mijn stap. En 't kloppen Van mijn hart, dat mij vervulde van binnen uit Met teer geluk, wijl 'k liefhad. Ik zag vanuit mijn venster een kleinen mensch Die moe den weg afkwam. Hij zaaide ergens lang Op onbekenden akker. Zijn stappen waren moe en traag. Hij had het werk gedaan. En machteloos, wijl 'k eenzaam liefhad, was ik als hij. Ik ging den langen weg met leege handen. En even, om dien mensch en om mijn hart, zag 'k mij Minnende en troosteloos verlaten.... Vorige Volgende