Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 554]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[18 Maart 1667]Ga naar margenoot+Wy ondergeschreeven L. Admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Kommandeur Willem van der Zaan, en Kapitein Jakob van Meeuwen, alle in dienste der vereenigde Nederlanden, verklaaren ende attesteeren hier mede, waar ende waarachtigh te zyn, dat wy in den jaare 1661. op Maandagh den 29 Augusti, met onze respective onderhebbende 's Landts scheepen, onder 't commandement van den gemelten L. Admi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raal Ga naar margenoot+de Ruiter, als Viceadmiraal, doch voerende de vlagge van de groote stenge, in de Middelandtsche zee, van Malaga zyn koomen opzeilen naa 't naauw van Gibraltar, en aldaar in passant onder Fangarolo ten anker hebben vinden leggen eenige scheepen ende kitzen, in dienste van den Konink van Engelandt, onder 't kommandement van den Heere Admiraal Montagu, by dewelke wy 's namiddaghs mede ten anker zyn gekoomen, ende hebben den zelven, conform ons ordinaris gebruik, gesalueert met het stryken van de vlagge, ende eenige eerschooten, waar op den gemelten Heere Admiraal Montagu, met het stryken van des zelfs vlagge, ende weinige eerschooten, de resalutatie heest gedaan, gelyk wy dat met onze eigene oogen gezien, ende d'eerschooten met de ooren gehoort hebben, presenteerende ’t zelve ten allen tyden, des noodt, ende verzocht zynde, met solemneelen eede te bevestigen. Actum in Amsterdam, den 18 Maart 1667.
Ende was onderteekent, Michiel Adriaanszoon de Ruyter, Willem van der Zaan, Jakob van Meeuwen. Onderstondt, In kennisse van my ondergeschreeven Secretaris, ende geteekent J. ANDRINGA.
Ga naar margenoot+Wy ondergeschreeven L. Admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Viceadmiraal Isaak Sweers, Kommandeur Willem van der Zaan, Kapiteinen Hendrik Adriaanszoon, ende Jakob Korneliszoon Swart, alle in dienste der vereenighde Nederlanden, verklaren, ende attesteeren hier mede waar ende waarachtigh te zyn, dat wy in den jaare 1664. op Maandagh den 11 Augusti, met een esquadre van vyftien 's Landts scheepen zyn gezeilt uit de Baay van Kadix in Andalouzia, onder 't kommandement van den gemelten L. Admiraal de Ruiter, als Viceadmiraal, doch voerende de vlagge van de groote stenge, om te geleiden door 't naauw van Gibraltar een gros koopvaardyscheepen, in de voorschreeven vereenighde Nederlanden t'huis hoorende, ende daar mede des anderendaaghs gepasseert de Baay van Tanger, in de welke doen ten anker lagen dertien Engelsche Konings scheepen, onder 't kommandement van den Viceadmiraal Joan Lauson, die ook de vlagge van boven voerde, ende hebben de voorschreeven Opperhoofden malkanderen met het schieten van eenige eerschooten gesalueert, ende geresalueert, gelyk wy dat met onze eigene ooren gehoort hebben, presenteerende 't zelve ten allen tyden, des noodt, ende verzocht zynde, met solemnelen eede te bevestigen. Actum in Amsterdam, den 18 Maart 1667.
Ende was onderteekent, Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Isaak Sweers, Willem van der Zaan, Hendrik Adriaanszoon, en Jakob Korneliszoon Swart. Onderstondt, In kennisse van my ondergeschreeven Secretaris, ende geteekent J. ANDRINGA.
'T geen ook aangaande dat stryken der vlagge, en 't salueren met eerschooten, tusschen de vloot van deezen Staat en die van zyne Majesteit van Vrankryk, in den jaare mdclii op de Reede van Palisse, met on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derling Ga naar margenoot+overleg, in der minne was goedtgevonden, blykt uit een andere verklaaring, die in 't voorgaande boek werdt gevonden: daar 't besluit, dat de Heeren Staaten daarna op dit stuk naamen eenighzins naar werdt gericht, gelyk in 't vervolg der zaaken zal worden verhaalt. Korts Ga naar margenoot+daarna werdt, op den negenentwintighsten van Maart, by hunne Hoog. Moog. weêr goedtgevonden en verstaan, dat de L. Admiraal de Ruiter als eerste persoon en Opperhooft over 's Landts vloote geduurende d'aanstaande zeetoght zou gebieden. De Heeren Staaten verstonden, dat men de vreedehandeling, die in 't kort stondt te beginnen, niet beter zou konnen vorderen dan met de wapenen, en dat men met iet groots te bestaan de beste voorwaarde zou bedingen. De L. Admiraal de Ruiter, in April op zyn vertrek staande naar Hellevoetsluis, om ontrent de scheepen aldaar leggende alles te vervaardigen, verzocht aan de Heeren Ga naar margenoot+Raaden ter Admiraaliteit tot Rotterdam te moogen verstaan, hoe hy zich aldaar zou hebben te draagen in 't aankoomen der scheepen daar mede d'Ambassadeurs uit Engelandt hier te lande wierden verwacht, zoo met het gebruiken van 't geschut als van de vlaggen, met welke men gewoon was de zelve te begroeten. Dit verzoek werdt den Heeren Staaten voorgedraagen, die daar op goedtgevonden en verstaan hebben, dat de L. Admiraal de Ruiter op het inkoomen van de gemelde Ambassadeurs de vlaggen van de oorloghscheepen van den Staat niet zou Ga naar margenoot+doen stryken. Des zouden de jachten, gedestineert om te passen op d'aankomste van de zelve Heeren Ambassadeurs, zich hebben te vervoegen naar d'uiterste tonnen buiten het Goereesche gat, of andere zeegaaten deezer Landen, alwaar de gezeide Ambassadeurs stonden aan te koomen, Ga naar margenoot+die verzocht zouden worden in de voorschreeve jachten over te gaan, en met de zelve jachten koomende te passeeren d'oorlogscheepen van den Staat, door de zelve met het losbranden van het kanon zouden worden gesalueert. Doch in cas de meergemelde Heeren Ambassadeurs, buiten vermoeden, met de fregatten van oorloge, die hen herwaarts zouden overbrengen, zouden moogen koomen binnen te zeilen, zonder in de voorschreeve jachten over te gaan, dan zouden de scheepen van oorloge van deezen Staat in zulken gevalle de gemelde Heeren Ambassadeurs salueren met het losbranden van haar kanon, by aldien de voorschreeve Engelsche fregatten eerst zouden koomente salueren, en anders Ga naar margenoot+niet. Daarna werdt ook by haare Hoog. Moog. goedtgevonden, dat men zich ontrent het ontfangen der Heeren Ambassadeurs van Zweeden, die insgelyks uit Engelandt werden verwacht, om zich naar Breda te begeven, op gelyke wyze zoude draagen. Den vyfden van May is tusschen den Graave d'Estrades, Ambassadeur des Konings van Vrankryk, en de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de geheime zeezaaken, gemaakt, geslooten en geteekent zeekere conventie of overeenkooming, raakende het in zee brengen, conjungeren, en doen ageren van wederzydts vlooten, die ten zelven daage ter vergaadering van haare Hoog. Moog. werdt bekent gemaakt, en van deezen inhoudt was. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5 Mei 1667]Overeenkoominge, gemaakt door den Heer Extraordinaris Ambassadeur van Vrankryk, ende de Heeren Gedeputeerden van de Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Ga naar margenoot+I. Dat men van wederzyde zyn uiterste vermoogen zal aanwenden om zoo considerable of sterker vloot in zee te brengen als die van 't voorleden jaar geweest is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+II. Om den vyandt te prevenieren, zullen de Staaten Generaal alle Ga naar margenoot+moogelyke devoiren doen, om haare vloot tegens den vyfent wintighsten deezer maant in zee te brengen, of eerder in dien 't doenlyk is. III. Dat van gelyken de Konink van Vrankryk voor, of in dien tydt zyn vloot in staat zal brengen om 't Kanaal in te zeilen, zoo haast als zy vernoomen zal hebben dat die van de Staaten in zee zal zyn, en zal zich vervoegen naar de Riviere van Londen of naar de Hoofden. IV. Dat der Staaten vloot (eerder als die van den vyandt in zee, ende de windt Westelyk zynde) haar naar de Hoofden zal vervoegen, of tusschen de Hoofden en de Riviere van Londen, en die van zyne Majesteit zal onder 't faveur van de zelve windt avanceren in 't Kanaal, om zich by die van de Staaten te vervoegen. V. Maar zoo in de zelve gelegentheit de windt Oostelyk loopt, zoo zal der Staaten vloot, zoo haast als zy advys zal hebben dat die van zyne Majesteit uit Brest geloopen zal zyn, verder 't Kanaal in zeilen, en gaan die van zyne Majesteit te gemoet tot op de hooghte van Pontrieux, of daar ontrent, tot daar toe daar zyne Majesteit in die gelegentheit de zyne zal doen avanceren, ten einde dat (de byeenkomste door Godts genade zoo geschiet zynde) men den vyandt gezaamentlyk kan gaan zoeken en bevechten. VI. Ende alle de actien van de voornoemde vlooten (by malkanderen wezende) zullen gedirigeert en geleidt worden door overeenkoominge van de twee Admiraalen, of die aan wie zyne Majesteit ende haar Hoog. Moog. respective d'opperste directie van haare scheepsmaghten betrout zullen bebben, de welke van beide zyden ten vollen daar toe geauthoriseert zullen zyn, en byzonderlyk ook, de gelegentheit voorvallende, om door alle moogelyke en redelyke middelen de wederomreize van de Fransche vloot te helpen verzeekeren tot in zyne Majesteits havens, om alle periculen te eviteeren die zy als dan in 't Kanaal of elders zouden moogen vreezen, zoo veel als het de gelegentheit van den tydt en zaaken eenigzins zoude konnen toelaaten. VII. Maar zoo de Engelsche vloot eerder als die van de Staaten in zee is, alhoewel het gevecht als dan zeer qualyk te eviteeren zal zyn voor de byeenkoominge, zoo zal men 't evenwel zoo veel ontwyken als 't d'eere ende reputatie van den Staat kan toelaaten: ende in die gelegentheit zoo zal men malkanderen, zoo te water als te lande, zeer zorghvuldiglyk verwittigen van alles datter van tydt tot tydt zal passeeren, ende van 't geene dat den een en den ander zoude konnen doen en onderwinden, om te trachten de byeenkomste te faciliteeren. VIII. Zoo in d'eene of d'andere gelegentheit zich eenige favorable occasie aan den Konink of aan de Staaten presenteert, om d'Engelsche vloot of een partye van die te attaqueren, ofte om den gemeenen vyandt in eenige maniere notoirlyk en gevoelyk te incommodeeren, zoo zal men niet manqueeren van zich daar van te dienen, en het zelve met dapperheit te doen. Gedaan in den Haage in Hollandt den 5 May 1667. en is geteekent en gecachetteert,
D' ESTRADES. L.S. B. van Ommeren. Gerard Coltermans. Johan de Wit. B. van Vrybergen. G. van Hoolk. C. Kann. Johan van Schriek. H. Gokkinga. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Waar op gedelibereert zynde, is goetgevonden ende verstaan, dat de gemelte Ga naar margenoot+Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden, den welgemelten Heer Extraordinaris Ambassadeur, nevens d'extraditie van de voornoemde geteekende conventie, in duydelyke en klaare termen zullen bekent maaken dat haare Hoog. Moog. gemeint ende geresolveert zyn, het Opperhooft van de vloote van den Staat aan te schryven ende te lasten, dat hy de vloote van den hoogstgemelten Konink, ten tyde van de ontmoetinge ende bejegeninge, met het stryken van de vlagge zal hebbente salueren, in gevalle de Admiraal van de Fransche vloote geauthoriseert is zulks van gelyken met het stryken van de vlagge aan de vloote van den Staat, zoo als ten anderen tyden gebruykelyk is geweest, te doen: dan in cas 's Landts voorschreeven Opperhoost daar van niet tydelyk voor de voorschreeve effective ontmoetinge volkomentlyk zoude zyn verzeekert, dat als dan de voorschreeve vlagge van den Staat ongestreeken zal blyven staan, ende dat hy alleenlyk zal salueren met het kanon.
Was geteekent, B. VAN VRYBERGEN. Vt.
Het afschrift en de vertaaling van deeze conventie of overeenkooming werdt terstondt den L. Admiraal de Ruiter, tot zyne naarichting, toegezonden, met byvoeging aangaande het vyfde artykel, dat hy met 's Landts vloot zoo veel verder dan Ponteriaux zou moogen zeilen, als hy, met advys van den scheepskrygsraadt, tot voortzetting van 't ooghmerk van den Staat noodig en dienstig zoude oordeelen. Daarna verzocht de Heer de Ruiter naarder ordre aangaande het doen van bovengemelde salutatie en resalutatie: waar op by hunne Hoog. Moog. werdt Ga naar margenoot+verstaan, en den L. Admiraal bekent gemaakt, dat hy t'zyner tydt tegens d'ontmoeting der Fransche vloote een of meer bequaame Officieren zou doen gaan in een klein sneedig vaartuig, om het Opperhoost der zelve Fransche vloote van zynent weegen beleefdelyk te begroeten, en daar benevens bekent te maaken, dat hy L. Admiraal hem op de voorschreeve ontmoeting met het stryken van de vlagge zoude salueren, op vast vertrouwen Ga naar margenoot+dat hy Opperhooft van gelyken met het stryken van de Fransche vlagge aan die van deezen Staat zoude doen. Doch in gevalle hy L. Admiraal uit het rapport van de voorschreeve af te zendene Officieren, tot zyne meeste gerustheit, niet positivelyk zoude konnen afneemen en besluiten dat zulks zoude geschieden, dat hy alsdan de vlagge van den Staat ongestreeken zoude laaten staan, en de voorschreeve Fransche vloote alleenlyk zoude salueren met het kanon: aan haare Hoog. Moog. in allen gevalle overschryvende wat dies aangaande zou zyn gepasseert. Twee Ga naar margenoot+daagen daarna werdt by haare Hoog. Moog. nochmaals verstaan, dat de Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter als eerste persoon en Opperhooft over 's Landts vloote zoude gebieden, en vervolgens den rang van de verdre Hooftofficieren geordonneert, in deeze ordre.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch den L. Admiraal de Ruiter iet menschelyks overkoomende, of by ziekte, ofte andere ongelegentheden, het opperbevel niet konnende voeren, zoude de L. Admiraal Aart van Nes over de voornoemde vloot als eerste persoon of Opperhooft gebieden, en by des zelfs overlyden, ongelegentheit of afweezen, de L. Admiraal van Gent. Des zoude de L. Admiraal de Ruiter en d'andere Hooftofficieren zoodaanige ordre stellen, dat, in geval van zoodanige voorkoomende ongelegentheden van afsterven, staande het gevecht, en vermengt weezende onder 's vyandts vloote, geene de minste teekenen van zoo droevige toevallen, ofte eenige de minste veranderinge in 't beleit der zaaken zoude worden bespeurt. De Ga naar margenoot+Gedeputeerden van Hollandt en Westvrieslandt hebben ten dien daage ter Generaliteit verklaart, wel expres voor te behouden, dat de tweede rang in de gemelde resolutie, by forme van expedient, als voor deezen, aan den L. Admiraal Bankert toegevoeght, in 't toekoomende niet wierde gebruikt tot eenig prejudicie: maar de extraordinaris en ordinaris Gedeputeerden Ga naar margenoot+van Zeelandt hebben de bovenstaande conclusie wel expres gecontradiceert, reserverende daar op zoodanige aanteekeninge te doen als de Heeren haare Principaalen zouden goedtvinden hun toe te zenden. De L. Admiraal de Ruiter, die noch eenige overblyfzelen zyner ziekte gevoelde, en weer zomwylenvan dekoorts werdt aangetast, was al den twintighsten van April tot Hellevoetsluis aangekoomen, om de toerusting der scheepen die daar laagen te bevorderen en op alles ordre te stellen. Maar daar liepen noch etlyke weeken voorby eer men in staat was om met de scheepen der Maaze te konnen zee kiezen, en Ga naar margenoot+naar Texel, daar 't rendevous der vloot was, te zeilen. Den twintighsten Ga naar margenoot+van May zagh men een Engelsch Konings schip, voerende ontrent festig stukken, 't welk de Heeren Ambassadeurs van den Koning van Zweeden (die van Londen quaamen, en als middelaars der vreede naar Breda gingen) in hadde, om de hoek van 't eilandt Goereê door 't gat inkoomen, en liet nevens zyn roode vlagh van de kompanje, ook aan bakboort een witte vlag waaijen. Dit schip, met noch een fluitschip voor de bagagie, quam ontrent anderhalf kanonschoot t'zeewaart van de Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiters schip de zeven Provincien ten anker, en salueerde toen de vlagge van den Staat met drieëntwintig eerschooten: waar op by den L. Admiraal de Ruiter met even veel schooten werdt geantwoordt, en van de rest van 's Landts scheepen naar graade, volgens de last daar van te vooren gegeven. De Heeren Ambassadeurs waaren in 's Landts jachten, die hun met den Heer van Sterrenberg 's morgens waaren in 't gemoet gezeilt, overgegaan, en de Heer de Ruiter zondt den L. Admiraal van Nes aan boordt van de jachten, om hunne Excellentien te verwellekoomen, en den Kapitein Laurens Davids van Konvent aan den Kapitein van 't Engelsch oorlogsschip, om hem te begroeten, en te verneemen of hy iet van nooden hadt. Maar eer zy te rugh keerden en hun wedervaaren verhaalden, passeerde eerst het Engelsch bagagie schip, en liep in de haven van Hellevoetsluits, om aldaar de bagagie met meer gemak te lossen. Daar op volghden de jachten met d'Ambassadeurs en hun gevolgh, die de Heer de Ruiter in 't voorbyzeilen met eenige schooten van 't kanon en drie chargies met musketten be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groette, Ga naar margenoot+en geluk op de reize wenschte. D'Engelsche Ambassadeurs waaren den twaalfden 's avondts met drie fregatten en vier boeyers voor Vlissingen ten anker gekoomen, en hadden zich zonder tydtverlies naar Breda begeven. Den zevenentwintighsten raakte de L. Admiraal de Ruiter, door veel tegenwindt en andere beletzelen opgehouden, van Goereê Ga naar margenoot+met de Maasscheepen in zee, en liep den derden van Junius in Texel, het gestelde rendevous of verzaamelplaats van 's Landts vloote. Hy braght met zich uit de Maaze vyftien zoo scheepen als fregatten en advysjachten, Ga naar margenoot+vier branders, en vier kleene vaartuigen met water en bier, t'zaamen drieëntwintig zeilen. Waar by zich noch zouden voegen vier fregatten, die uitgezonden waaren om eenige koopvaarders om de Ga naar margenoot+Noordt te geleiden. Des anderendaaghs riep de Heer de Ruiter den hoogen Krygsraadt by een, en bezorghde 't geen hy noodigh oordeelde gedaan te worden: beveelende dat een getal van achtentwintig scheepen fregatten en advysjachten, benevens twaalf branders, onder 't gebiedt van den Schoutbynacht Jan van Nes, den Kommandeur van der Zaan, en Kapitein Gerrit Boos, terstondt uitwaarts aan zouden afzakken, Ga naar margenoot+en zich plaatzen op de vlakte, daar de lootzen hun zouden aanwyzen dat men bequaamst kon leggen, om in hardt weêr verzeekert en bewaart te zyn: dat ze zich daar, wel van den anderen verspreit, in forme van een halve maan, indien het de gronden wilden lyden, ten anker zouden leggen: gevende de branders yder zyn post buiten de scheepen en fregatten, en d'advysjachten verder t'zeewaarts van de branders, als buitenwachten van dit geheel gros: ende dat ten einde om op de voorneemens en aanslaagen, die de vyanden door een van de zeegaaten met scheepen of branders, tot naadeel van 's Landts vloot, moghten onderneemen, een waakendt oogh te houden, en hen in zulk een geval met alle wakkerheit en behoorlyk foldaat- en zeemanschap te wederstaan. Met verderen last, dat indien de vyanden hen moghten passeren, om het gros van 's Landts vloot aan te tasten, en zy te loefwaart van hun moghten zyn, zy dan met hun gros van achteren op de zelve zouden invallen, en alles aanwenden om hen te vermeesteren en te vernielen. Ga naar margenoot+Geduurende deezen Krygsraadt werden twee Kommandeurs van brandtscheepen, Gillis Saloo en Henrik Rosaeus, ter zaake van plichtverzuim en kleenhertigheit, niet langh te vooren betoont, aangeklaaght en te recht gestelt. Dees waaren, weinig tydts geleden, onder de vlagh van den L. Admiraal van Gent, naar de Riviere van Edenburg op een voorden toght geweest, daar men etlyke Schotsche kaapers en andre scheepen in de haaven van Bruntelandt (aan de gemelde Rivier of zeeboezem gelegen) meende te verbranden: en den eersten, Saloo, werdt te last geleidt dat de Kapitein Thomas Tobias, Kommandeur over alle d'advysjachten, branders en galjoots, hem Saloo (volgens d'ordre by den L. Admiraal van Gent beraamt) op den tienden May hadt bevoolen, dat hy Ga naar margenoot+zich met het brandtschip, genoemt het waapen van den Hartogh van Jork, naar de haven van Bruntelandt, terwyl hy Kapitein met eenige oorlogscheepen dicht onder die haven ten anker lagh, zou begeven, en, daar in zeilende, de scheepen, daar leggende, zou verbranden, hem daar toe een sein geevende, daar hy zich naar zou richten; maar dat hy, toen de Kapitein, als het water op het hooghste was, de roode vlagge van de bezaans roede, 't welk het sein was, liet waaijen, en een galjoot, benevens, noch twee welbemande chaloupen, klaar maakte, om het volk van den brander door 't behulp van dat kleen vaartuig, des te beter te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+konnen bergen, evenwel bleef leggen: niet tegenstaande de Kapitein zyn chaloup tot tweemaalen toe aan zyn boordt zondt, hem aanzeggende, dat het nu tydt was zyn brander te besteeden, 't welk bequaamlyk kon geschieden, nadien het dwars windts daar naar toe was. Tegens Rosaeus werdt ingebraght, dat de Kapitein Thomas Tobiaszoon hem belast hadt, (nadien Zaloo met zyn brandtschip niet aanquam) dat hy met zyn brandtschip het waapen van LondenGa naar margenoot* opwaarts aan zou laveeren, om des vyandts scheepen, die in twee partyen van den anderen verdeelt laagen, te vernielen: en dewyl aan 't Westeinde van de haven een houte brug was, daar een deel scheepen tegens aan lagen, hadt de Kapitein hem ordre en last gegeven, dat hy, by de brugh koomende, zyn schip in den brandt zoude steeken, en tegens de houte brugh aan laaten loopen of dryven, om alzoo de brugh en de scheepen te gelyk te verbranden: doch dat hy op het sein van den Kapitein, zyn last niet hadt gevolght, maar met het spaaren van zyn brandtschip zyn eer verlooren, en zyn eedt en belofte te buiten gegaan. Hier over eischtten d'Advocaaten, Fiscaalen Johan van Wouw en Otto de Vooght, dat ze beide volgens de zeewetten (in de naarder ordre en in den Artykelbries begreepen) met de koorde zouden worden gestraft, dat'er de doodt op volgde. Zaloo wist weinig tot zyn verschooning by te brengen, en zyn eigen Stuurman, Bootsman en Konstapel getuighden, dat hy meermaalen door de chaloup van den Kapitein Thomas Tobiaszoon te vergeefs was aangemaant om de haven in te loopen, en zyn brander te besteeden, doch dat hy dat echter uit flaauhertigheit, zoo zy oordeelden, niet dorst bestaan. Dan het scheepsvolk van Rosaeus gaf beter getuigenis, verklaarende, dat het, toen ze ten gemelden daage op een pistoolschoot by de paalen ontrent de brug quaamen, wel twee of drie scheepslanghte van de wal af, van weegen de drooghte zoo fel brandde, dat de chaloup, daar ze twee mannen in hadden, wel half vol water raakte, en zoo werdt beschadight dat 'er geen kans scheen om met de elf mannen die noch op 't brandtschip waaren, met de chaloup t'ontkoomen: zoo dat daarom de Kommandeur hadt moeten bysteeken: ook meendenze dat Ga naar margenoot+ze met hun schip, wegens de drooghte, niet aan de paalen konden koomen. Dan by de Heeren van den Krygsraadt werdt het anders verstaan, Ga naar margenoot+en Rosaeus by hun vonnis in zyn bediening voor den aanstaanden Ga naar margenoot+toght geschorst, en belast te gaan op het schip van den L. Admiraal van Gent, of een ander, onder 't Kollegie ter Admiraliteit van Amsterdam behoorende, om aldaar, de gelegentheit voorkoomende, zyn mislagh te verbeteren. Maar Zaloo werdt van zyn dienst t'eenemaal afgezet, en verklaart onbequaam te zyn om ooit of ooit in dienst van den Staat gebruikt te worden. Ook werdt al zyn gagie, in dien toght verdient, verklaart, verbeurt te zyn, en hy wyders verweezen, om vier jaaren in 't rasphuis t' Amsterdam te zitten, en daar zyn kost met arbeiden te verdienen. Dit vonnis werdt den vierden van Junius uitgesprooken: en op den zelven daghGa naar margenoot† quam den Heer Kornelis de Wit, broeder van den Raadtpensionaris Ga naar margenoot+van Hollandt, Ruart van Putten en regeerendt Burgermeester der stadt Dordrecht, in Texel, als Gedeputeerde en Gevolmaghtigde van haare Hoog. Moog. in 's Landts vloot. De Heeren Staaten haddenGa naar margenoot† noodigh geoordeelt eenige weinige cordateGa naar margenoot* en standtvastige mannen van kennis en beleit, tot twee of drie in getale, uit de hooge Regeering te committeeren, om als Gevolmaghtigden van haare Hoog. Moog. in de Ga naar margenoot+vloot van den Staat, op zee en in de expeditien, gebruikt te worden, in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voegen als daar toe in de voorleedene jaaren mdclxv. en mdclxvi. Ga naar margenoot+commissie was verleent. Wegens Hollandt werdt de Heer Ruart van Ga naar margenoot+Putten ten gemelden einde gecommitteert. In de commissie by haare Hoog. Moog. gegeeven werdt alleenlyk de naam van den Heere Ruart gespelt, en plaats open gelaaten voor de Heeren die daar wegens d'andere Ga naar margenoot+Provincien moghten by koomen. By de gemelde commissie werden de Gevolmaghtigden geauthoriseert en volmaghtight, om gezaamentlyk, of wel een of eenigen van haar, zonder rughspraake, door alle bedenkelyke Ga naar margenoot+en betaamelyke middelen, naar ingenoomen advys, en gehoort de consideratien van 's Landts L. Admiraalen en andere Hoofden, de conjunctie van de gemelde vloote met die van den Koning van Vrankryk te faciliteren en effectueren: ook de zelve vloote tot afbreuk van den gemeenen vyandt te water en te lande te doen ageren, naar dat d'occasie en toevallen zulks zouden toelaaten, en voort alles te resolveren en effectueren, ook te doen effectueren wat naar gelegentheit en vereisch der zaaken ten meesten dienste, welstandt en verzeekering van den Staat, en afbreuk als vooren, bevonden zoude worden te behooren; mitsgaaders de verdiende strafse te decreteren, of doen decreteren, tegens alle de geenen, die ter zaake van wandevoiren, desordre, inobedientie, ofte anderzins t'eenigen tydt culpabel zouden moogen bevonden worden: beloovende hunne Hoog. Moog. voor goedt, vast en van waarde te houden al het geen by haar E. t'zaamen, oft een, of eenigen van hun luiden, noopende 't voorschreeve, gedaan en geefsectueert zoude worden. Lastende en ordonneerende dien volgende alle L. Admiraalen, Viceadmiraalen, Schoutenbynacht, en alle anderen, zoo Officieren als gemeene matroozen en soldaaten, in de voorschreeve vloote weezende, de voornoemde haare Gedeputeerden en Gevolmaghtigden in de voorschreeve qualiteit te erkennen, Ga naar margenoot+respecteren en obedieren. De Heeren Staaten oordeelden te deezer tydt, dat d'Engelsche maght jegenwoordigh niet bestandt scheen te zullen zyn om 's Landts vloote 't hooft te konnen bieden, en dat mitsdien naar alle apparentie deezen Staat meester van de zee zoude zyn, en werdt daar op by haare Hoog. Moog. goedtgevonden en verstaan, dat met alle resolutheit Ga naar margenoot+eenige desseinen zouden worden getenteert, zelfs met het inzeilen en loopen in de Rivieren, baaijen, oft havenen van den vyandt, 't attaqueren van eenige eilanden, ook steeden en plaatzen van 't vaste landt... Met serieuse en ernstige recommandatie aan de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtighden over 't employ van 's Landts vloot, (die ten tyde van 't neemen deezer resolutie in Texel Ga naar margenoot+waaren) dat ze daar ontrent met alle resolutheit wilden besoigneren en procedeeren, ook liever wat hazardeeren en doen hazardeeren, als de vloot in zee te laaten gaan, zonder iet notabels te effectueren en te verrichten: alles op dat men daar door des te eerder moght bevorderen en consequeeren een spoedige, eerlyke en verzeekerde vreede met den gemeenen vyandt. De Provincien van Zeelandt en Vrieslandt was ook ter Ga naar margenoot+vergaderinge van haare Hoog. Moog. toegestaan, iemant uit de hunnen by den Heer Kornelis de Wit te voegen, doch zy hebben niemant daar toe genoemt noch gelast; zoo dat de Heer Ruart alleen met de waardigheit van Gevolmaghtigde van den Staat bleef bekleedt: die ook Ga naar margenoot+sedert, om 't gezagh van 't Landt te beter te bewaaren, met een garde of lyfwacht van ontrent dertigh matroozen werdt voorzien. Naa dat de L. Admiraal de Ruiter in Texel den eedt van zich in zyne charge, als Opperhooft der vloote, getrouwelyk te zullen quyten, en de beveelen, hem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+by hunne Hoog. Moog. alreedts gegeven, of noch te geven, zoude achtervolgen en nakoomen, in handen van hunne Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtighden tot de zeezaaken hadt gedaan, liep hy Ga naar margenoot+den zesten van Junius met 's Landts vloot, voor zoo veel die vaardig was, uit Texel in zee. Toen hebben de Heeren Gedeputeerden en Gevolmaghtigden tot het employ van 's Landts vloot, gehoort en ingenoomen Ga naar margenoot+hebbende d'advyzen van den Heer L. Admiraal de Ruiter, en d'aanweezende Gecommitteerden van de Kollegien ter Admiraalit eit tot Rotterdam, Amsterdam, Vrieslandt, en 't Noorderquartier, d'instructie voor den Heer L. Admiraal de Ruiter, daar hy zich op den aanstaanden toght naar zoude richten, vastgestelt, en den Heere Ruaart, mitsgaders den gemelden Admiraal ter handen gestelt. Daar op hebben de bovengemelde Heeren den zelven alle geluk, voorspoedt, en Godts zegen toegewenscht, en vertrokken voorts naar Texel. De Heer Admiraal hadt zyn zoon Jonker Engel de Ruiter, toen ontrent achtien jaaren oudt, (die den Staat ter zee nu drie jaaren lang als vrywillige onder zyn opzicht hadt gedient, en de leste zeetoghten naar de Middelandtsche zee, Afrikaansche en Amerikaansche kusten, ook de zeeslaagen des voorleeden jaars, kloekhertig, naa zyne jaaren, hadt bygewoont) gezocht te beweegen, om met zyn halve broeder Jan Pauluszoon van Gelder, die op gelyke wyze hadt gedient, geduurende d'aanstaande toght t'huis te blyven, of dat ze hun vermaak buitens landts zouden neemen. Maar zy hadden geen ooren naar dien voorslagh, en meenden dat het nu de rechte tydt was om door kloeke daaden hunne vordering te zoeken. Ook werdt Jonker Engel, die al voor twee jaaren met een Ga naar margenoot+acte van Luitenant van 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amsterdam was begunstight, gestelt tot Kapitein Luitenant op 't schip Hollandia, gemonteert met tachtig stukken, dat gevoert werdt door den Kommandeur Willem van der Zaan. 'T gemelde Kollegie stelde zyn broeder Jan Pauluszoon van Gelder op 't schip Harderwyk, dat vierenveertigh stukken voerde, om op 't zelve als Kapitein te gebieden. De vloot, die den zesten van Junius uit Texel liep, was in 't eerst niet sterker dan negenenveertig scheepen en fregatten van oorloge. Het schip groot Hollandia was in 't zeilen van de Maaze naar Texel aan zyn groote mast zoodaanig beschaadight dat het in 't Texel noch most blyven leggen, om alles te herstellen. Ook waaren de scheenen uit Vrieslandt noch niet gereedt om zee te kiezen. Den zevenden van Junius liepen noch eenige Noordthollandtsche scheepen in zee. Maar de Zeeuwsche scheepen quaamen niet te voorschyn, meest by gebrek van volk. D'instructie voor den L. Admiraal de Ruiter, die den zesten, gelyk boven is gemeldt, door de Gedeputeerden en Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. tot het employ van 's Landts vloot was vastgestelt, quam hier op uit. Ga naar margenoot+Dat 's Landts vloot, in esquadres verdeelt, haar koers zoude stellen naar de Maaze, en aldaar, of onderweegen, by haar bekoomen hebbende de landt soldaaten, en eenige noodige behoefte in de Maaze ingescheept, Ga naar margenoot+voorts haar koers zou zetten naar de Riviere van Londen. Wyders, dat met de vloot, onder Godts toelaating, de Riviere van Londen zou worden ingezeilt, en voort de Riviere van Chattam of Rochester met gewaapent kleen vaartuigh, branders, en zoo veel oorlogscheepen als doenlyk zou zyn, opgeloopen, om aldaar, onder Godts genaade en zeegen, te vermeesteren of te ruineren zoodaanige Engelsche scheepen, voor of ontrent Chattam en elders op de Riviere gevonden wordende, mitsga- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ders Ga naar margenoot+ook de Koningklyke magazynen, provisie en amonitie van oorlog, die tot Chattam zouden worden gevonden, te verbranden of op andere wyze onbruikbaar te maaken. Dat tot dien einde de landtsoldaaten en Mariniers of zee soldaaten, op de vloot zynde, met eenig aantal matroozen voet aan landt zouden zetten, zoo om de sterkten en blokhuizen, die d'uitvoering van 't voor schreeve voorneemen zouden konnen verhinderen te bemaghtigen, als om 't exploit zelfs met te meer nadruks te helpen uitvoeren. Alles met dien verstande nochtans, dat aan de volkoome en absolute dispositie van haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden op de vloote, volgens den text en inhoudt van hunne commissie, zou worden gelaaten, om met advys van den L. Admiraal de Ruiter en andere Hoofden der zelve vloote, zoo over de zaake zelfs in 't generaal, als over alle de particulariteiten van dien: inzonderheit, mede aangaande de ordre, forme en maniere van executie, alles te doen en in 't werk te stellen 't geen zy ten meesten dienste van den Lande bevinden zouden te behooren: en generaalyk, zich met de voor schreeve vloot, geconjungeert of verdeelt, te vervoeren en t'onthouden werwaarts en daar zy luiden zouden achten 't zelve met de resolutien en intentie van hunne Hoog. Moog. best over een te koomen, en oorbaarlykst te zyn. Ten welken einde haar ter handt gestelt waaren de conventie, op den vyfden der verleden maandt tusschen den Graaf d' Estrades, Ambassadeur van Vrankryk, en de Gedeputeerden van haare Hoog. Moog. geslooten... Ende zoude van toen af aan de Gouverneurs van Calis en Boulogne kennisse gegeven werden, dat 's Landts vloote zee hadt gekoozen, en werwaarts zy haar koers stelde: om zulks den Koning hunne Meester, en den Hartogh van Beaufort, Admiraal van zyn Majesteits vloote, te verwittigen, ten einde ook de voorschreeve conventie van die zyde met alle spoet achtervolght en voldaan moght worden. Eindelyk, dat aan de Heeren ter Admiraaliteit in Zeelandt, en den L. Admiraal Bankert, van 't uitloopen der vloote kennisse zou gegeeven worden, met ernstige aanmaaning dat 's Landts oorloghscheepen, in de zeegaaten der voorschreeve Provincie gereedt leggende, zonder uitstel moghten worden uitgeprest, en de vlagge te gemoet gezonden, met aanwyzing van den koers dien ze Ga naar margenoot+hadden te houden. De vloot werdt straks naa dat ze uit Texel in zee was geraakt in drie esquadres verdeelt, doch die verdeeling werdt in 't kort, vermits d'aankomst van eenige scheepen, en 't achterblyven der Zeeuwen en Vriezen, weêr verandert. Men stelde ook ordre waar zich elk, in gevalle van vyandtlyke ontmoeting, hadt t'onthouden, en hoe men elkanderen in 't gevecht zou bystaan. Daarna zette de vloot haar koers Ga naar margenoot+naar de Maaze. De Kommandeur Willem van der Zaan werdt belast met zeven scheepen, voor, of bezyden 's Landts vloot, op kundtschap te kruissen, op alle vreemde scheepen acht te geeven, doch zich 's avondts weer by de vlagh te vervoegen, ten waare hy oordeelde de vluchtende scheepen te konnen inzeilen; en evenwel in zulk een gevalle niet langer dan een nacht van de vlag te blyven. Den negenden en tienden zyn verscheide fluitscheepen, met landtsoldaaten en andere behoeften, uit de Maaze by de vloot gekoomen, die tot verscheide tyden van andere werden gevolght. Den tienden quam 's Landts vloot op Schoonevelt, en men vernam 's anderendaaghs uit twee Oostender scheepen, dat de Franschen met een leger in Vlaanderen waaren gevallen, en zich daar den meester maakten: zich dienende van de gelegentheit des tydt, terwyl de Hollanders, met d'Engelschen in oorlogh blyvende, in geen staat waaren om hunnen voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muur, Ga naar margenoot+de Spaansche Nederlanden, te helpen beschermen. De Zeeuwsche scheepen werden met verlangen te gemoet gezien, maar vergeefs. 'T ontbrak daar aan matroozen. Den dertienden was de vloot aangegroeit tot eenentsestig scheepen en fregatten van oorlogh: zeventien uit Ga naar margenoot+de Maaze, zesendertig van Amsterdam, zeven van 't Noorderquartier, en een uit Vrieslandt. Deeze werden ten zelven daage in drie esquadres verdeelt, in maniere als volght.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De smalle verdeeling van 't Hoostesquadre geschiedde ten zelven daage op de volgende wyze.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'andere twee esquadres werden op gelyke wyze gesmaldeelt, om met beter ordre te zeilen en te vechten. Des anderendaaghs werdt de Schoutbynacht van Amsterdam Jan Gidionszoon Verburg met een galjoot, om zyne krankheit, naar de Maaze gezonden, en den Kommandeur van der Zaan bevoolen de vlagge als Schoutbynacht, geduurende zyn afweezen, op te zetten en te voeren. Midlerwyl was de vloot, zonder naar de Zeeuwen of Vriezen te wachten, tot ontrent vyf of zes mylen van d'Engelsche wal, voor en buiten de Riviere van Londen, genadert, als de windt den vyftienden met den dagh zeer sterk uit den Ga naar margenoot+Zuidtwesten begost te waaijen. Men nam in 's Landts vloot de marszeilen in, en zeilde met de fok en bezaan: tot dat'er ontrent ten zes uuren een felle storm opsteekende, men de fok most inneemen, de rees stryken, de stengen schieten, en 't anker in de grondt laaten loopen. De Ruiter vondt zich genoodtzaakt zyn plechtanker te laaten vallen, en daar van twee kabels in zee te vieren eer zyn ankers hielden. Hy hadt daarna, vermits zyn ankers gestaadig door dreghden, by de zes kabels voor hooft staan. Hy zagh veele scheepen langen tydt dryven, en veele spoelden van hunne ankers: want het woey vinnig, en de zee was zeer groot. Ga naar margenoot+De Viceadmiraal de Liefde verloor een anker, de Schoutbynacht van Nes een kabel, de L. Admiraal van Gent drie kabels en twee ankers, en zyn boot ging te grondt. De Viceadmiraal Zweers was weghgedreven. De sloep van Kapitein Marrevelt werdt in de grondt geslaagen, ook de boot van 't schip van den Schoutbynacht Verburg. Jan van Nes d'oude verloor een anker, boey, en boeyreep: Elandt du Bois drie touwen en een anker: Joost Verschuur een anker, Jan du Bois een anker en een touw: Hendrik Adriaanszoon en Jan de Haan yder twee kabels en een anker. De brander van Gerrit Forens werdt vermist. Tegens den avondt begost het weder te beteren. Des anderendaaghs werden uit den naame Ga naar margenoot+van de Gedeputeerden en Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. brieven afgevaardight aan den Hartog van Beaufort, den Ambassadeur Ga naar margenoot+van Beuningen, en den Gouverneur van Duinkerken: dienende om te verwittigen dat 's Landts vloot ontrent de Hoofden en de Riviere van Londen was aangekoomen; op dat de Fransche vloot, volgens d'overeenkooming in den Haage gemaakt, zich by de Hollandtsche vloot moght Ga naar margenoot+voegen. Den zeventienden quam 's Landts vloot voor het Konings Diep Ga naar margenoot+ten anker. Toen werden de Kornellen van Gent en Dolman aan de Ruiters boordt ontbooden, en hun belast een lyst te formeren om de landten zeesoldaaten zoodaanig over de scheepen van oorlogh en ander vaartuig te verdeelen, dat men de zelve bequaamlyk zoude konnen aan landt Ga naar margenoot+zetten en tot eenigen aanslagh gebruiken. Men beriep des avondts de Heeren van den Scheepskrygsraadt, dien men kennis gaf van d'instructie van den L. Admiraal de Ruiter, den zesten van Junius geteekent, en den toelegh, daar in gemeldt: doch dewyl ontrent de Rivier van Rochester of Chattam een of meer sterkten laagen, werdt goedtgevonden daar op te Ga naar margenoot+hooren d'inzichten en den raadt van de hooge Officieren der landtmilitie, die den achtienden 's morgens ten vier uuren, nevens den Scheepskrygsraadt, aan den L. Admiraal de Ruiters boordt werden geseint, te wee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten, Ga naar margenoot+de Kornel Thomas Dolman, de L. Kornellen Palm en Guicherie, en de Majoors Brederode en Limburgh. Daar werdt toen, niettegenstaande verscheide zwaarigheden die zich opdeeden, wegens d'onkunde van Ga naar margenoot+d'ondiepten in de Riviere, goedtgevonden en beslooten, uit 's Landts vloote, Ga naar margenoot+zonder naa de Zeeuwen of Vriezen te wachten, zeventien van de lichtste scheepen en fregatten te kiezen, nevens vyf advysjachten, eenige galjoots en boots om 't Konings Diep zoo haast moogelyk was op te zeilen, en dat men in de Riviere van Londen gekoomen, met alle moogelyke vlyt en spoet zou trachten te beloopen tien of twaalf Engelsche fregatten, nevens twintig Barbadosvaarders, die men wist, volgens het aanbrengen van een Noorweeger Schipper, van Londen koomende, dat in de Hoop by 's Gravezant laagen, en dat men de zelve zou trachten te bevechten of te ruineeren: dat men dan voorts zou onderzoek doen op de gelegentheit van de Riviere van Rochester, en de sterkte, op 't inkoomen der zelve, aldaar nieuw geleidt. Ten welken einde, met goedtvinden van den L. Admiraal de Ruiter, het bevel over de gemelde zeventien scheepen werdt gegeven aan den L. Admiraal van Gent, en daar nevens als Viceadmiraal Johan de Liefde gestelt, en als Schoutbynacht David Vlug. Voorts werdt eenig klein vaartuig geordonneert om voor af gezonden te worden, en de diepten in 't Konings Diep, nevens de gronden te peilen, om alzoo de scheepen van oorloge van der zelver gelegentheit te konnen waarschouwen. Men verstondt ook dat de L. Admiraal de Ruiter met de zwaare scheepen by de Middelgronden zou blyven leggen, en tien of twaalf wat boven de Middelgronden, om in gevalle, eenige Engelschen door de Lassen uit de Zuidt de Riviere wilden inkoomen, 's Landts scheepen, die op zouden zeilen, te beschermen. De scheepen die tot die vermaarde toght werden uitgekoozen zyn vervat in de volgende lyste. Lyste van 's Landts scheepen, fregatten, advysjachten, brandtscheepen en galjoots, die, door de Heeren haar Hoog. Moog. Gedeputeerden ende Gevolmaghtigden op 's Landts vloote, met Advys van den Heer L. Admiraal de Ruiter, en andere Hooftofficieren van de zelve vloote bescheiden zyn, onder 't commandement van den L. Admiraal Willem Joseph van Gent, om neffens den Viceadmiraal Johan de Liefde, en de Schoutbynacht David Vlug, daar mede een korte expeditie te doen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den zelven avondt werdt met groote vlyt ordre gestelt, om een goedt getal landt- en zeesoldaaten over de scheepen, die tot den gemelden aanslagh Ga naar margenoot+waaren geschikt, te verdeelen en in te scheepen. Dit getal werdt alleen begroot op ontrent duizendt mannen: want men hielt noch etlyke landtsoldaaten op d'andere scheepen. Ook waaren vier fluiten met landtsoldaaten door den lesten storm, op den vyftienden, van de vloot versteeken. De L. Admiraal van Gent hadt het schip Agatha, 'twelk gevoert werdt by den Kapitein Henrik Vollenhove, uitgekooren, om zich daar op t'onthouden, en 'tzelve tot het voeren van d'Admiraals vlagge te gebruiken. De Viceadmiraal de Liefde ging op 't schip van den Kapitein Thomas Tobiaszoon, en de Schoutbynacht Vlug op 'tschip van Van Zyl. De voornaamste Bevelhebbers der landtsoldaaten, die deezen toght hielpen doen, waaren de Kornel Thomas Dolman, (dees was gestelt tot Generaal en Kommandeur over de landtmilitie en zeesoldaaten) de L. Kornellen la Guicherie en Palm, de Majoors Brederode en Limburg, de Kapiteinen Panhuizen, Laucourt, Gent, Kornelis de Wit, Maas, van Beveren, Pompe, Jan de Wit, schoonzoon van den L. Admiraal de Ruiter, Hendrik Hartman, la Moust, Assendelf, Corbet, de Glarges, Thomas Dolman de jonge, Paauw, Velzen, Ruysch, Casteljego, Charles de la Noy, van Nispen, van Giessen, Raasveldt, Prot, Nieupoort, van de Val, en anderen, met verscheide Luitenants | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en Vaandrighs, te lang om te noemen. De Burgermeester en Ruart Kornelis Ga naar margenoot+de Wit, oordeelende dat het zyn plicht en den dienst van den Staat vereischte dat hy den toght zelf in persoon bywoonde, om op alles, tot beter uitvoering, en tot meerder naadruk van den voorgenoomen toeleg, de vereischte ordres ten spoedighste te konnen stellen, begaf zich den negentienden van Junius met het aanbreeken van den dagh van de L. Admiraal de Ruiters boordt naar 'tschip Agatha, by den L. Admiraal Ga naar margenoot+van Gent. Zy gingen ten vier uuren met de voorvloedt onder zeil, met een Zuidtweste windt het Konings Diep op laverende. Toen zagh men den Viceadmiraal Zweers, de Kapitein Gillis de Wildt, en de vyf fluitscheepen met soldaaten, die door den storm van de vloot waaren geraakt, te voorschyn koomen. Ten zeven uuren deedt de L. Admiraal sein om met de rest van 's Landts scheepen het Konings Diep in te zeilen: maar boven de tweede ton gekoomen werdt het stil, en men most ten anker koomen om de eb te stoppen. Van Gent kon met dat gety niet verder koomen dan een weinig beneden de Middelgronden, daar men 'tanker most werpen. Maar ten elf uuren liep de windt Zuidtoost met redelyke koelte, en van Gent met zyn esquadre d'ankers lichtende, Ga naar margenoot+zeilde toen door de Middelgronden, en de Ruiter volgde met het gros der vloote tot beoosten of aan d'Oostkant van de Middelgronden, daar hy ten anker quam, en zich met zyn scheepen posteerde. De L. Admiraal van Gent, met die voorspoedige windt het Konings Diep oploopende, verhoopte de bovengemelde Engelsche fregatten en Barbadosvaarders Ga naar margenoot+noch dien zelven avondt in de Tilbery Hoope aan te treffen. Maar tegens den avondt viel de windt, en hy kon met de vloedt en Ga naar margenoot+'t hooge water niet verder zeilen dan tot Holhaven, ontrent anderhalf myle van de gemelde Hoope, en ten halven weege tusschen de Riviere van Rochester en Gravesandt, daar most men 't, zoo haast de ebbe begost af te gaan, weêr zetten, en dienvolgens den Engelschen tydt geven om met de voorzeide scheepen 't gevaar t'ontwyken, en de Rivier op naar Londen te loopen. De Ruart en de L. Admiraal van Gent bleven Ga naar margenoot+daar dien nacht met de scheepen ten anker leggen, en bevaalen de Ga naar margenoot+Kapiteinen Jan Pauwelszoon van Gelder, Smient, en Nanning, dat ze zich ruim twee gotelingschooten boven de stroom van de vlagge ten anker zouden zetten, om naauwe toezicht te neemen op alle afkoomende vyandtlyke scheepen en branders: met last, dat ze, by nacht eenige onraadt verneemende, boven van de mars met een lantaarn driemaal zouden blikken, een weinig verscheiden. De L. Admiraal de Ruiter, oordeelende dat men niet zeeker wist hoe sterk de L. Admiraal van Gent den vyandt in de Riviere van Londen of Rochester moght aantreffen, vondt Ga naar margenoot+geraaden, dat de Viceadmiraal Enno Doedes Star met tien scheepen en twee branders de Riviere zoude op zeilen tot aan de Noordt boey, om den L. Admiraal van Gent, indien hy te zwaaren last op den hals kreeg, t'ondersteunen en by te staan. Ten dien einde ging hy den twintighsten 's morgens vroeg onder zeil met de volgende scheepen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De L. Admiraal de Ruiter zondt ook drie jachten om in 't Oost van 's Landts vloot, zoo verre daar buiten dat men z' in 'tgezicht hielde, op d'aankoomende scheepen te kruissen, de vrienden te beschermen en de vyanden afbreuk te doen. Daarna beval hy den Viceadmiraal Schram, nevens den Kommandeur van der Zaan, de Kapiteinen Evert van Gelder, Hendrik Adriaanszoon, Jan van Nes den ouden, en Gerrit Boos, ten gelyken einde te kruissen: en dat zich de gemelde jachten zouden by hen voegen. Dees zeilden de Rivier af ontrent vier mylen beoosten het Konings Diep, zonder iet van gewicht t'ontmoeten. De Heer Ruart en de L. Admiraal van Gent vonden midlerwyl geraaden, dewyl men de boven gemelde Engelsche scheepen niet hadt konnen aantreffen, ten zelven daage, naa het begin van de ebbe 't anker te lichten, en weêr te rug tot voor de Riviere van Rochester, en 't eylandt Chapey, af te zakken. Ga naar margenoot+Ontrent de middagh daar met de scheepen aankoomende, werdt straks beslooten dat de Kapiteinen Jan van Braakel, Pieter Magnuszoon en Jan du Bois, met hunne scheepen zich dicht onder het Fort Charnesse (geleden op het eilandt Chapey, aan de hoek van de gemelde Riviere) zouden zetten: dat het gros van 't esquadre hen zoude volgen, en dat de gemelde drie Kapiteinen op het Fort zoo veel als moogelyk was zouden kanonneeren, terwyl de soldaaten zouden landen, en 't zelve aantasten. Voor 't Fort lag een Konings fregat, en eenige andere scheepen en branders, ten anker, die alle op d'aankomste der Nederlandtsche scheepen hunne kabels kapten en de Riviere van Rochester op liepen. Ga naar margenoot+Daar op begosten de drie genoemde scheepen, inzonderheit Braakel, die de voorste maakte te zyn, op het Fort te schieten, en men zette ontrent achthonderdt landt- en scheepssoldaaten met boots en sloepen, onder 't bevel en beleidt van den Kornel Dolman, aan landt. Maar de bezetting Ga naar margenoot+nam de vlucht eer de soldaaten daar binnen quaamen: en Kornelis Vos, Kapitein op 't jacht de Jonge Prins, met zyn boot en acht matroozen, nevens andere sloepen, landende, hadt d'eere dat hy des Konings vlagh van 't Fort afrukte, en daar de Staaten vlagh op plantte, naa dat het ontrent anderhalf uur was beschooten. Men vondt in dit Fort vyftien yzere stukken, schietende achtien ponden yzers, een groote meenighte van rondthout, zoo masten als reën en stengen van allerhande soorte en zwaarte, en andere behoeften ten oorloge vereischt, waardig geschat op vier of vyf tonnen goudts: ook eenige vaaten met buskruidt pek en teer, 'twelk aldaar tot toerusting van scheepen in een magazyn werdt bewaart. Vermits de leste storm de meeste landtsoldaaten van de vloot hadt versteeken, vonden de Bevelhebbers niet geraaden met zoo kleene maght het landt in te trekken, daar men anderszins noch Ga naar margenoot+iet byzonders meende te verrichten. Des anderendaaghs werdt met d'Officieren der landt- en zeesoldaaten in overlegh gebraght, of men Ga naar margenoot+'t gemelde Fort voor den Staat zou konnen behouden. Maar zy oordeelden dat zulks onmoogelyk was, gevende voor reeden dat de gelegentheit der plaats voor ons onbequaam was, dat al wierdt boven en onder 't Fort de dyk doorgesteeken en het landt onder water gezet, de vyandt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dan evenwel te voet en te paardt, in volle slaghorde, langhs het strandt op het Fort kon aantrekken: dat het Fort, en voornaamelyk de buitenwerken, zeer slecht en ongereedt lagen, de tydt voor des vyandts komst te kort, en de aarde zeer hardt was om te werken, en zeer slechte gelegentheit om de soldaaten met gemak te bergen, die den vyandt van de hooghte in 't gezicht hebbende, genoodtzaakt zouden weezen geduurig in de waapenen te zyn, en daar door zeer afgemat zouden worden. Dies Ga naar margenoot+werdt terstondt by den Ruart en van Gent beslooten het Fort te vedaalaaten, maar eerst te ruineren. Men beval alle de Scheepskapiteinen, van 't gemelde rondthout dat voor een groot gedeelte al gereedt gemaakt was ten gebruike, zoo veel af te haalen als ze bequaamelyk op de zyde van de scheepen konden bergen, en het overige aan stukken te hakken Ga naar margenoot+en te verbranden. Dit werdt in der yl in 't werk gestelt, en 't geschut van 't Fort in de scheepen gebraght. Vier stukken werden door de boot van Van Gent, vier door de boot van de Liefde, twee door de boot van Vlug, drie door de boot van Palm en twee door de boot van Binkes overgevoert. Daar op zondt men terstondt de Kapiteinen de Munnik en Vos met hunne advysjachten, en etlyke gewaapende boots en sloepen om de Riviere van Rochester met de vloedt op te loopen, en met een volgende ebbe weêr af te koomen, en de gronden en diepten te peilen. Zy liepen ontrent twee mylen op de Riviere, en bevonden de zelve van groote diepte op zommige plaatzen, die zy aantekenden, Ga naar margenoot+acht, negen en tien vadem waater. Zy quaamen ten anker pas buiten schoots van vyf of zes scheepen, en zaagen wat verder noch twaalf scheepen leggen, eenige zonder stengen of zeilagie. D'Engelschen hadden met Zuidtwester zon twee scheepen dwars over de Riviere dicht by den anderen laaten zinken, op plaatzen die men hadt aangemerkt. Daarna lietenze noch een schip zinken om de doorvaart te beletten. Ga naar margenoot+Hier op werdt beslooten, dat de Kapiteinen Thomas Tobiaszoon, Niklaas Naalhout, Jan Pauwelszoon van Gelder, Vos, de Bruin, de Munnik en Jakob Philipszoon, en de Kommandeurs der brandtscheepen, Hendrik Hendrikszoon en Jan Danielszoon van den Ryn, zonder eenig uitstel of verzuim de Riviere van Rochester zoo verre zouden op zeilen als de Kapitein Thomas Tobiaszoon, die 't bevel over hen werdt gegeven, hun zou beveelen, en hadden ze voorts al de vyandtlyke scheepen, die ze zouden aantressen, aan te tasten, te ruineren en te verbranden, zonder zich zelve of 's Landts volk, of des zelfs scheepen eenigzins te verschoonen of te spaaren. Met eene werdt beslooten, dat het gantsche esquadre den volgenden morgen met het vroeghgety insgelyks de Riviere zoude oploopen, om den Kapitein Thomas Tobiaszoon met zyne byhebbende scheepen Ga naar margenoot+te hulp te koomen. Te diet tydt werdt alle de Scheepskapiteinen op lyfstraf verbooden geen matroozen van boordt aan landt te laaten gaan, zonder schriftelyke ordre, dan alleen om de soldaaten die aan landt waaren van lyftoght te voorzien. Men hadt nu in zyne maght om het branden op 't eilandt van der Schelling met gelyke munt te betaalen, (inzonderheit toen d'overige landtsoldaaten aanquaamen) en 't eilandt Cheppey te vuur en te zwaarde te verwoesten, maar men wilde met meer edelmoedigheit oorlogen, en geen onschuldigen den schuldt van anderen laaten boeten. De L. Admiraal de Ruiter lagh noch met het gros der vloote by de Middelgronden, in 't Konings Diep, daar 't schip groot Hollandia, gevoert by den Kapitein Laurens Davidszoon van Konvent, die, gelyk gemeldt is zyn groote mast hadt moeten vernieuwen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+by hem quam. Ook zagh hy ontrent den middagh de L. Admiraal Ga naar margenoot+Aylua, met de Vriesche scheepen uit het Oost naar 't Konings Diep koomen, volgens deeze lyst.
De Viceadmiraal van Vrieslandt Enno Doedes Star, was, gelyk uit het voorig verhaal blykt, met de eerste scheepen onder de vlag van den L. Admiraal de Ruiter in zee geweest. Graaf Jan van Hoorn, voerende het schip den Eenhoorn, van 't Noorderquartier, gemonteert met tweeentsestig stukken, en bemant met tweehonderdtzestigh matroozen en vyftig soldaaten, te vooren door gebrek van volk opgehouden, quam insgelyks ontrent deezen tydt by de vlagge: als mede de Kapitein Floris Floriszoon Blom, met het fregat de groote Harder, van Amsterdam, gemonteert met tweeëndertig stukken, en bemant met honderdt matroozen en vyfentwintig soldaaten. Des zelven daaghs, ten vier uuren, werdt den Heer de Ruiter door een galjoot met een brief, van den Heere Ruart, het inneemen van Charnesse verwittight: met hy met Ga naar margenoot+het gros der vloote zou voortzeilen tot voor Quinenborg, om aldaar den Teems of de Riviere van Londen bezet, en alzoo die stadt te water belegert te houden. Hier op zeilde de vloot derwaarts, en men liet den L. Admiraal Aylua en den Viceadmiraal Schram, met brieven weeten, Ga naar margenoot+dat ze met hunne scheepen zouden volgen. Daarna ontboodt de De Ruart den Viceadmiraal Enno Doedes, dat hy met de scheepen onder zyn bevel staande zich insgelyks naar de Riviere van Rochester zou begeeven, met verdre last, dat de L. Admiraal de Ruiter, indien hy daar moght aankoomen met zyn persoon, en al d'overige branders, ook by hem zou koomen, om te helpen beraadtslaagen en besluiten op een zaak van gewicht, hem voorgekoomen. Dien avondt, een uur naa zon, quam de Ruiter in de Riviere boven het groote baaken met zyn scheepen ten anker, zonder dat'er iemandt aan de grondt raakte, hebbende niet min dan achtentwintig voet waater. Met den dagh weêr onder zeil gaande, quam hy ten zeven uuren in de Noordtboey ten anker. Hy voer toen met 'er haast met eenig vaartuig naar de Riviere van Rochester of Chattam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Koomende op het schip van den Viceadmiraal Enno Doedes, toonde hem die een' brief van den Heere Ruart, meldende dat hy zyn persoon daar noodig van doen hadt. Dies vervorderde hy zyne reize naar Chattam met zoo groote spoedt als doenlyk was, en quam ontrent den middagh Ga naar margenoot+by den Ruart en van Gent, die 's morgens met den Noordtoosten voor de windt en redelyke koelte met het opgaande ty t'zeil waaren gegaan, en de Riviere ontrent vier mylen opliepen, daar ze by Chattam verscheide groote Engelsche scheepen voor hunne oogen zaagen leggen. De Ruiter begaf zich terstondt met een sloep naar de binnewaartste scheepen, die naast aan den vyandt waaren, om op alles ordre te helpen stellen. Daar laagen vier Engelsche branders dwars in de Riviere gezonken om de doorvaart te beletten. Wat beneden het kasteel van Upnor hadden zich zes Engelsche scheepen, een weinig van den anderen afgescheiden, bequaamlyk geplaats, en hier hadden ze ook twee groote scheepen gezonken om de Riviere te stoppen, die ze daar ook met een dikke yzere ketting, loopende over katrollen, die op vlotten dreven, hadden geslooten. Achter die ketting beneden het kasteel van Upnor laagen vier van hunne scheepen, en twee fregats boven de ketting. Aan beide de zyden van de ketting, op het landt, waaren twee bateryen, yder met acht stukken, die geduurig schooten, ook laagen daar etlyke muskettiers, die insgelyks vuur gaven. Eenige van 's Landts voorste scheepen en fregatten, gelast om d'Engelschen aan te tasten, te Ga naar margenoot+vermeesteren of te verbranden, hadden nu een geruimen tydt tegens de zes Engelsche scheepen gekanonneert, zonder dat iemant moedts genoeg hadt om tegens de zelve naarder in te dringen, vermits de diepte der Riviere daar zoo naau was dat 'er niet meer dan een schip te gelyk kon inkoomen, ook raakten zommige van de zwaarste scheepen by gebrek van waater aan de grondt. Maar eindelyk heeft Kapitein Jan van Braakel, behoorende onder 't Kollegie ter Admiraaliteit te Rotterdam, met een heldenstuk den wegh ter overwinning gebaant. Hy was dien morgen, om dat hy, tegens 't verbodt van geen matroozen aan landt te laaten gaan, zyn sloep met eenig volk daags te vooren hadt laaten afgaan, door last van den Ruart in hechtenis genoomen. Doch nu ziende dat zich hier gelegentheit voordeedt om zyne mislagh met dapperheit uit te wissen, boodt zich aan, en beloofde dat hy, indien men hem wilde ontslaan, met zyn schip, de Vreede, dat een slecht fregat was, en licht gemonteert, leggende een van d'achterste, d'ander zou poogen te passeeren, en het voorste der Engelsche oorloghscheepen aanboordt te leggen, en de branders aan te brengen. Dees aanbieding werdt aangenoomen: men stelde hem in vryheit, en liet hem wederom op zyn schip Ga naar margenoot+overgaan. Ook hielt hy zyn woordt, en zeilde met een groote onvertzaaghtheit voor uit en over de ketting, zonder een schoot te schieten, al hoewel de vyanden van de scheepen en bateryen onophoudelyk, en zoo hevigh als moogelyk was, op hem kanonneerden, tot dat hy ontrent een musketschoot van zyn vyandt af was; toen gaf hy 'tEngelsch schip (dat te vooren tot bewaaring van 't Fort Charnesse hadt gelegen, en van daar herwaarts was opgeloopen) de laage, zoo veel hy met de voorste en boegstukken kon bereiken, en het daar op eens loops aan boordt klampende, Ga naar margenoot+heeft het als in een oogenblik verovert, alleen met verlies van twee of drie mannen en minder gequetsten. Dit schip, genoemt Jonathan, was een kloek fregat, den Hollanderen wel eer ontnoomen, gemonteert met vierenveertig stukken, en bemant met honderdtvyftig | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+man. De Kommandeur Jan Danielszoon van den Ryn, met het brandtschip Pro Patria van Braakel volgende, zeilde recht op de ketting Ga naar margenoot+aan, zoo dat ze brak, en hy het tweede schip, genoemt Matthias, dat ook wel eer den Hollanderen was ontweldight, gemonteert met tweeënvyftig stukken geschuts, aan boordt ley, zyne dregh valt hechte, en 'er den brandt in stak. Doch eenige melden dat de ketting door ordre en beleidt van den Schoutbynacht Vlug werdt los gemaakt, brengende of zendende eenige matroozen aan landt, die een der yzere bouten, daar ze aan vast was, braaken: en dat die bout noch heeden ten daage t'Enkhuizen, ter gedachtenis van dat stout bestaan, werdt bewaart. De Kommandeur Hendrik Hendrikszoon, met het brandtschip de Catharina, die toen stoutelyk volgde, meende toen het schip Karolus Quintus, insgelyks door d'Engelschen van de Nederlanders weleer genoomen, en toen gemonteert met tsestig stukken, aan boort te koomen, maar werdt in de grondt geschooten, en zonk voor de boeg en ten deele aan de zyde van den Karolus Quintus. De derde brander, genoemt Schiedam, gevoert door den Kommandeur Gerrit Andrieszoon Mak, Ga naar margenoot+toen daar op aankoomende, is insgelyks aan d'andre zyde van 't schip gezonken, maar zoo nochtans dat die, aan brandt raakende, ook den gemelden Karolus Quintus eenighzins ontstak; zoo dat dit schip den gantschen dagh smeulde en smookte, en den volgenden nacht in de lucht sprong. Anderen zeggen, dat Kapitein Braakel met de sloep van Kapitein Naalhout, zyn eigen sloep en boot verlooren hebbende, eerst naa dat schip voer, en, met een gedeelte van zyn volk by de boeg en valreep opklimmende, d'Engelschen in de wapenen vondt om hen te weeren; maar dat ze, hem ziende, om quartier riepen, en zich opgaven: dat hy de Kapitein, die 't zocht t'ontzwemmen, gevangen kreeg, en op beide de scheepen zesenvyftig gevangens bequam, het ander volk met sloepen en boots aan landt vluchtende; en dat de Karolus Quintus daarna verbrandde. Niet ver van de ketting stondt een groote hoop soldaaten geplaatst; maar de Nederlandtsche scheepen maakten daar met eenige kanonschooten een oopening in, zoo dat ze in onorde en op de vlucht raakten. Ook schooten ze zoo geweldig op de bateryen, dat d'Engelschen die eindelyk, naa 't verlies van eenig volk, verlieten. Maar 't verbranden van 't schip de Matthias veroorzaakte zulk een verslaagentheit en schrik onder d'Engelschen. dat al het volk van 't schip de Royale Charles daar af liep, en ten deele in 't water sprong: by welke ongelegentheit dat Koningklyke Ga naar margenoot+schip door de boot van den Viceadmiraal de Liefde, en de sloep van den Kapitein Thomas Tobiaszoon, wiens volk de vlag daar af haalde, zonder eenige tegenweer te doen, werdt verovert. Eenige verhaalen dat 'er in 't veroveren noch andre sloepen by quaamen, weshalven daarna verscheide Kapiteinen voor zich zelve en de hunnen ook deel eischten in de prys en 't loon der verovering. Dit was een van de grootste en schoonste scheepen der Engelsche vloote, wel eer ten tyde van Kromwel gebout, en Nasby genoemt, ter gedachtenis van d'overwinning daar ter plaats bevochten, doch naderhandt naa 's Konings naam vernoemt. 'T was het zelve schip dat den Koning in den jaare mdclx uit Hollandt naar Engelandt overvoerde. Het voerde voorheenen honderdt stukken geschuts, maar men vondt het slechts gemonteert met twee-endertig metaale stukken; want men hadt 'er het zwaarste geschut af gelicht. De Hartog van Jork en de Generaal Monk hadden daar voor deezen mede in zee geweest, en 't hadt met d'Admiraals vlag gepronkt. Het slot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van Honingen, een schip dat ook voorheenen by d'Engelschen was verovert, Ga naar margenoot+voerende nu tzeventig stukken, meest metaal, werdt ook verlaaten, en door sloepen vermeestert; doch daarna, zonder ordre, en by misverslandt, in den brandt gesteeken. Men zagh toen een groot stuk hooger in de Riviere noch vier groote Konings oorlogscheepen leggen, die men dien zelven dagh meende aan te tasten. Waar op de L. Admiraal van Gent op het schip de Bescherming by den Kapitein Thomas Tobiaszoon, als meest voor uit zynde, en de Viceadmiraal de Liefde op 't schip Gornichem, 't welk van Kapitein Pieter Nanning gevoert werdt, overging. Doch het ty was ten deele verloopen en het water zoodaanig gevallen dat de Bescherming en Gornichem, en meest alle d'andere Nederlandtsche scheepen, aanstondts aan de grondt raakten, zoo dat men 't werk dien dagh most staaken, en naa 't hooghwaater wachten. De L. Admiraal de Ruiter hadt zich ook in 't schip de Bescherming begeeven, daar hy zich dien nacht onthieldt. Hy was te vooren, nevens den Ruart, op het schip de Jonathan geweest, om den Kapitein Braakel te begroeten over zyn dapperheit, en geluk te wenschen met zyn prys. De Ruart zondt den zelven avondt met een galjoot de tyding van dees overwinning aan hunne Hoog. Moog. met brieven die 's namiddaghs ten twee uuren in 't schip de Royale Charles waaren geteekent. Den volgenden Ga naar margenoot+dagh, den drieëntwintighsten van Junius, was weêr en windt weer gunstig; het woey uit den Noordtoosten. De brandtscheepen, die Ga naar margenoot+men op ontbooden hadt, quaamen ten negen uuren tot vyf in getaale, en men gaf terstondt last om de vier groote Konings scheepen, die hooger op laagen, insgelyks te vernielen: hoewel tusschen die scheepen en 't Nederlandtsch esquadre het kasteel van Upnor lagh, dicht aan de kant van de Riviere, die daar zeer naau was, en dat uit het kasteel zonder ophouden met zwaar geschut werdt geschooten. De L. Admiraal de Ruiter hielp hier de noodige ordre stellen. Het uitvoeren van dit Ga naar margenoot+groote werk werdt den Kapiteinen Niklaas Naalhout, Pieter Nanning, Jakob Philipszoon, Kornelis Smient, Laurens de Bruin, Elant du Bois en Jan Janszoon Verboekelt bevoolen: men gaf hun schriftelyke last, dat ze de Riviere zouden oploopen tot aan des Konings scheepen, en de branders onder 't faveur van hun kanon aanbrengen. De Kommandeurs der branders, Jan Dirkszoon Keuvenhoven, Kornelis van der Hoeven, Willem Willemszoon, Symen Poppinga, Jan Baptist de Graaf en Meindert Jentjes, werdt ook by geschrift belast dat ze hunne brandtscheepen, Delft, Rotterdam, de Draak, het waapen van Londen, den gouden Appel, en de Princes, aan de gemelde Konings scheepen zouden besteeden, zonder hier van te blyven in gebreeke, op peene van lyfstraffe. Daarna werdt by den Ruart, de L. Admiraal de Ruiter en van Gent, Ga naar margenoot+goedtgevonden dat vier van de gemelde Kapiteinen, te weeten, Elandt du Bois, Naalhout, Nanning en Smient, met hunne scheepen de branders zouden geleiden tot ontrent het kasteel van Upnor, doch daar niet voorby loopen; dewyl daar een groote bocht en drooghte was, zoo dat ze daar niet wel zouden konnen uitgeraaken. In 't afscheiden heeft de Ruart en de L. Admiraal de Ruiter de Kapiteinen en Bevelhebbers met een ernstige vermaning aanbevoolen, dat ze zich in deeze gelegentheit, ten dienst van 't vaderlandt, naar behooren kloekmoedig, en gelyk dappre krygsluiden toestaat, zouden quyten. Dit beloofden ze, en quaamen 't na. Zy gingen ontrent Zuiderzon met een Oostnoordtooste windt, en stil water, t'zeil, en quaamen ten twee uuren naa den middagh by 't ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melde Ga naar margenoot+kasteel, daar ze geweldig op schooten; op dat de branders onder Ga naar margenoot+dat schieten voorby moghten loopen, en d'Engelsche scheepen aanklampen. Uit het kasteel werdt met geschut en musquetten vinnig vuur gegeven, ook van een batery, die aan d'andre zyde van de Riviere lagh. D'Engelschen, dit onweer te gemoet ziende, hadden de drie grootste scheepen in de grondt gehakt, maar ze bleeven noch zoo hoogh boven water Ga naar margenoot+dat ze 't vuur niet konden ontgaan. Ook zagh men etlyke branders, geduurende dat schieten tegens 't kasteel, daar voorby zeilen. De L. Admiraal de Ruiter sprong te dier tydt zelf in een sloep, om by 't werk Ga naar margenoot+te zyn: en de Ruart, dat ziende, vraagde waar hy heen wilde? Hy antwoorde, Ik zal gaan zien hoe 't ons volk daar zal maaken, en de Ruart daar op, Ik zal u dan vergezelschappen, en voer toen met hem derwaarts. Waar op de Ruiter een van de branders aanvoerde, en ordre gaf hoe hy 't zoude aanleggen. De grootste Engelsche Konings scheepen laagen ontrent een gooteling schoot boven het kasteel van Upnor dicht by Chattam, daar ze, zonder den donder van 't geschut en den haagel der musketten t'ontzien, tegens opzeilden. De Kommandeur Kornelis Jakobszoon van der Hoeven, voerende het brandtschip Rotterdam, was de voorste, die, 't schip d'oude James of Jakob, Admiraal van de witte Ga naar margenoot+vlagh, voorby zeilende, het schip de Loyaal Londen, of 't getrouwe Londen, Admiraal van de blaauwe vlagh, aan boordt ley en aan brandt stak. De tweede brander, daar op volgende, stak den ouden James insgelyks in brandt. De derde brander raakte gelukkelyk aan 't schip de Ga naar margenoot+Royaal Oake, of den Koningklyken Eykeboom, Viceadmiraal van de Ga naar margenoot+witte vlag, en stak 'er den brandt in: zoo dat de Royaal Oake ten eerste lichter laage brandde. Maar de James en Loyaal Londen niet genoegh brandende, vondt men zich genoodtzaakt aan yder schip noch een brander te zenden, waar door ze voort ontsteeken werden. Dus zyn die drie scheepen, de grootste en weerbaarste van gantsch Engelandt, voerende elk tachtig stukken geschuts, tot het water toe afgebrandt, en vernielt. Ga naar margenoot+Het vierde, de Marmout, een nieuw schip met een stomp gallioen, liep de Riviere op, en ontsnapte ter naauwer noodt dat groot gevaar. De Nederlanders hadden wel gaarne de Riviere hooger op geloopen: maar 't soldaat- en zeemanschap liet zulks niet toe; ten deele om de enghte, ook waaren daar eenige rakken in den windt, en daar laagen etlyke wrakken in de grondt. Dat groote werk was ten drie uuren naa den Ga naar margenoot+middagh al verricht, en dat in 't gezicht van den Hartog van Jork en den Generaal Monk, Hartog van Albemarle, die, gelyk men uit eenige gevangenen vernam, daaghs te vooren noch op de gemelde drie scheepen waaren geweest, en zich nu te Rochester of daar ontrent onthielden. Dees zaagen nu de glorie van d'Engelsche scheepsmaght, onlangs noch zoo ontzaghlyk, voor hunne oogen in rook en vlam vergaan, en 't verbranden van de koopvaarders in 't Vlie, naa tien maanden daghs, met den brandt der Koningklyke oorlogscheepen betaalt Ga naar margenoot+gezet. De Nederlanders verheugden zich nu in zoo groot een zeegen, die hun op weinig bloedts stondt: want zy hadden, zoo op de branders als scheepen van oorlog, geen vyftig, of, gelyk anderen melden, geen dertig man verlooren, en weinig gequetsten. Acht brandtscheepen zyn Ga naar margenoot+in die twee daagen besteedt: op den eersten dagh de branders Pro Patria, de Catharina en Schiedam: en op den tweeden dagh de branders Rotterdam, de Draak, 't Wapen van Londen, de Goude Appel, en de Princes: die aangevoert wierden door de Kommandeurs Jan Danielszoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van den Ryn, Hendrik Hendrikszoon, Gerrit Mak, Kornelis van der Hoeven, Willem Willemszoon, Symon Poppinga, Ian Baptist de Graaf, en Meindert Jentjes, boven gemeldt. De lyst der veroverde en verbrande scheepen werdt nu alom bekent, en meldt de volgende naamen.
Ga naar margenoot+Gantsch Engelandt stondt als voor 't hooft geslaagen over dit manhaftig bestaan: 't ontstelde de grooten, en 't verbaasde de kleenen. Geheel Londen was vol schriks, en men vreesde voor noch zwaarder rampen. De Koning, en 't gantsche Hof, stondt verstelt. De vreeze beeldde zich 't quaadt veel grooter in dan 't was. Men riep, dat de Nederlandtsche vloot etlyke duizendt soldaaten en ook Franschen hadt gelandt: dat ze alles overvielen, roofden en verbrandden daar ze quaamen: dat ze naar Londen trokken. Veele burgers en ryke koopluiden zochten te vluchten en hunne goederen te bergen. 'T was iet wonders in ieders oogen dat de Nederlanders zoo diep in Engelandt dorsten koomen, in de Riviere van Rochester, daar men van oudts gewoon was de grootste scheepen van 't ryk als in een veilige hoede op te leggen en te bewaaren: dat ze daar de kracht van 't ryk hadden verbrooken en verbrandt. Elk klaagde dat men de Duitschen niet genoegh hadt geacht, verzuimende zich in staat van tegenweer te stellen, en hebbende niet dan weinig scheepen in zee, die niet bestandt waaren om hun 't hooft te bieden. In 't landt van Kent en ontrent Rochester was alles in rep en roeren. De Hartog van Jork en de Generaal Monk braghten in dat gewest eenig krygsvolk, te voet en te paarde, op de been, om den Nederlanderen het landen te beletten, en d'ingezetenen gerust te stellen. Eenige Engelschen riepen dat het een vermeetele, ja dulle daadt was, die licht door te weinig of te veel windts, of door tegenwindt, en honderdt andere verhindernissen, hadt konnen missen, en nu alleen gepreezen werdt om dat ze gelukte. Zy meenden dat dit de vreede, daar elk naar haakte, zou te rug zetten; dat de Koning de wapenen niet zou afleggen voor dat hy dit spytig leedt hadt gewrooken. Maar anderen verstonden, dat men zomwylen veel moet waagen om veel te winnen: dat de Neerlanders meer hadden gewonnen dan gewaaght: en dat dees overwinning den vreedehandel te Breda meer zou vorderen dan honderdt t'zaamenspreekingen: 't welk in 't kort door d'uitkomst bleek. Van eenigen werdt aangemerkt, dat de spoedt een groot gewicht tot d'overwinning braght: en dat de zelve hier op een wonderbaare wyze werdt gevordert door den Noordtoosten windt, die de Nederlandtsche scheepen zoo sterk voortdreef, dat het geen d'ervaarenste Schippers, zelfs Engelsche, (die de kromten, diepten en ondiepten, plaaten en zanden van den Teems, en de Riviere van Rochester, best kenden) oordeelden niet eerder dan in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Rest van de Hollansche Vloot voor de Revier.
2. De Mont vande Revier van Rochester. 3. Esquader onder de HrLt Adm.rlvan Gent veroverdt. 4. Fort Sharnesse. 5. Quinenborg en. 6. Ilandt Schapy. 7. Plaetse daar een Meenichte Masten lagen die door Staten elck wierden vernielt. 8. Dorp Gillingham. 9 3 Engelsche Scheepen gesoncken inde mont vande Revier. 10. 4 Engelsche Branders gesonken om de Revierte stoppen. 11. De Eissere Ketting gespannen over de Revier. 12 Twee Bateryen tot bewaring van dito Kettingh. 13. 2 Groote Eng gesoncken Scheepenby de Kettingh. 14. Kapt. Braakel Zeilt over de Kettingh en verovert de Ionathan met 44. Stucken. 15. De Brander Pro Patria Zeilt de Kettingh aan stukken en verbrandt de Matthias met 52 stucken. 16. De Brander de Catharina wert indegront geschoten. 17. Carolus quintus met 60 stucken door Schidam verbrant 18. 3 Hollandsche schepen schiten op 't Eng. Krygs volck 19. De Agatha daar op was de Hr van Gent en de Wit en gevoert door Kapt Vollenhoven. 20. De Royal Charles. Adm vande Roode Vlag verovert. 21. 't Slot Honingen verovert en daar na verbrandt. 22. Upnor Casteel met een halve maan versterkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. De Batery tegen over 't Casteel van Upnor.
24. Vier Hollansche schepen als Harderwyk Gornichem. Vreeden ende Star schieten op 't Casteel van Upnor. 25. Loyal London Adm van de Blauwe Vlag door de Brander Rotterdam verbrandt. 26. Royal Iames Adm vande Witte Vlag verbrandt. 27. Royal Oake Vice Adm vande Witte Vlag verbrandt. 28. Chaloupen en Volk vande 5 Branders die de drie Admiraals scheepen verbrant hebben. 29. Schout by nacht vande Witte Vlag. 30. 't Houte Torentie op de Timmerwerf. 31. Chattum 't voornaamste Magazyn. 32. Gevluchte Eng. Scheepen achter 't hooft van Chattum. 33. Hooft kerk van Rochester. 34. Het oude Casteel. 35. Stroode of voorstadt als men na Gravezende reyst. 36. Twalef duysent Engelsche onder den Hartogh van Iorck en Monck om 't verder Landen te beletten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+drie daagen, ook als 't naar wensch ging, kon gezeilt worden, nu door een voorwindt, en 't geluk van den vloedt, in weinig uuren werdt afgezeilt, met zoodaanig een spoedt, dat men daar over moest verbaast staan. 'T welk te grooter ontsteltenis baarde in de herten der Engelschen die zich Ga naar margenoot+der zaake verstonden. Naa 't verbranden der Koningklyke scheepen haalden de Nederlanders dien avondt noch tien stukken geschuts van 't landt, braaken en hakten al wat ze vonden, en tot toerusting van scheepen of den scheepsbouw diende, aan stukken, en staaken 't in Ga naar margenoot+brandt. Voorts bleeven ze dien nacht leggen, rustende tot den volgenden dagh, toen begost het esquadre met de twee genoome scheepen, de Royale Charles, en de Jonathan, de Riviere van Rochester, daar niet meer te doen was, weer af te dryven. De L. Admiraal de Ruiter raakte toen met het fregat Harderwyk, dat zyn stiefzoon, Jan Pauwelszoon Ga naar margenoot+van Gelder, voerde, aan de grondt. Men moest wachten tot hoogh water, en dreef daarna af tot den eersten boom, of de plaats daar d'Engelschen hunne scheepen en branders hadden gezonken. Toen voer de L. Admiraal de Ruiter met zyn sloep, nevens den Ruart, naar 't gros van 's Landts vloot, en quam 's avondts ontrent Quinenburg aan zyn boort. D'andere scheepen volgden allengs, en zommige raakten ook aan de grondt, doch zonder gevaar. Zy zaagen den oever van de Riviere, die niet veel breeder dan de Maaze voor Rotterdam was, met ruitery en voetvolk vervult, en hadden kundtschap, dat de Hartogh van Jork en de Generaal Monk wel twaalf duizendt man by een hadden; maar zy konden 't afzeilen van 's Landts scheepen niet verhinderen, en Ga naar margenoot+dienden alleen om 't landen te beletten. Midlerwyl waaren ook de Zeeusche scheepen, onder den L. Admiraal Bankert, by 's Landts vloot gekoomen, vyf in getaale, met een brander en hoeker, gemonteert en bemant als volght.
Hier door werdt de vloot nu versterkt tot tachtig scheepen van oorlog, daar zedert noch vier scheepen by quaamen, te weeten:
Ga naar margenoot+Daarna werdt den vyfentwintighsten van Junius by den Burgermeester en Ruart de Wit, met goedtvinden van den L. Admiraal de Ruiter, beslooten, Ga naar margenoot+dat de L. Admiraal van Gent met zeventien scheepen, een brander, drie galjoots, en een fluit met ammonitie, naar de Noordt zou zeilen: dat hy 't eilandt Hitlandt met de maght van zyn matroozen en landtsoldaaten zou trachten te vermeesteren, zonder nochtans zich daar ontrent langer dan twee of drie daagen op te houden. Van daar zou hy voort zeilen naar 't eilandt Fero, en aldaar naar d'Oostindische retour- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scheepen, Ga naar margenoot+die men verwachtte, verneemen, die niet verneemende daar op kruissen tot den zesten van Augustus, en naa die tydt de stevens naar Hollandt wenden, en daar naarder ordre van haar Hoog. Moog. ontfangen. Doch in gevalle hy de gemelde Oostindische scheepen daar aantrof zou hy de zelve naar 't vaderlandt geleiden, en daar nieuwe ordre bekoomen. Voorts zoude hy geduurende die tocht den vyandt Ga naar margenoot+alle moogelyke afbreuk doen. Den Viceadmiraal Kornelis Evertszoon werdt belast, met elf scheepen en drie galjoots voor den tydt van acht daagen van Harwits af naa de Hoofden, tot in 't gezicht van Calis te kruissen, en den vyandt alle bedenkelyke schaade toe te brengen. Ga naar margenoot+Den Kommandeur Willem van der Zaan werdt ordre gegeven, dat hy met zeven scheepen tusschen Harwits en 't Konings Diep zou kruissen, en zich 's avondts laaten vinden dwars voor 't gat van Harwits en 't gemelde Diep, trachtende den vyandt afbreuk te doen, en kundtschap van zaaken te bekoomen: doch indien 'er een sterker maght van vyandt op hem moght afkoomen, zoude hy al schietende en waarschouwende Ga naar margenoot+met zyne scheepen naar de hooftvlagge wyken. Den volgenden morgen quaamen de meeste scheepen van Chattam by de vlagge, en dien voormiddagh, 't was Zondagh, heeft men, uit last van den Heere Ruart en Ga naar margenoot+den L. Admiraal de Ruiter, een gemeene dankdagh door de gantsche vloot gehouden, en Godt gedankt over den zeegen en overwinning den Staat te Chattam verleent. Men richte de scheepspredikatien naar de stoffe, en erkende in de gebeden en dankzeggingen de goddelyke goedertierentheit en bystandt die men oogenschynlyk hadt bespeurt: want Godt hadt ten tyde van 't uitvoeren des grooten toeleghs dagh op dagh voorspoedige winden en handtzaam weder verleent, en den uitvoerderen wysheit en moedt gegeven om zulk een hachelyk stuk t' onderneemen. Dien zelven avondt kreegh men een groote travade, of dwarrelstorm, uit den Zuidtzuidtwesten, met reegen en windt, die niet lang duurde, en alleen scheen aan te wyzen wat schielyke verhindernissen den welgelukten Ga naar margenoot+aanslagh hadden konnen beletten. Daarna zyn d'oorlogscheepen der Ga naar margenoot+drie esquadres, onder van Gent, Kornelis Evertszoon en Van der Zaan, t'zeil gegaan. De twee veroverde scheepen, de Royale Charles en de Jonathan, werden onder 't geley van den Kapitein Braakel naar Goereê Ga naar margenoot+en de Maaze gezonden, en van Gent bevoolen de zelve ter halver zee te brengen. Men zondt met eenen zeekeren Engelschen Kapitein, genoemt Fortescue, en noch tsestig of tseventig Engelsche gevangenen, ontrent Chattam bekoomen, naar 't vaderlandt. De L. Admiraal de Ruiter bleef noch met achtendertig scheepen en fregatten, vier branders, Ga naar margenoot+en etlyke galjoots of advysjachten, in de Riviere van Londen by de Noordt boey ontrent Chappey, welke scheepen nu in drie esquadres, en elk esquadre in drie smaldeelen werden verdeelt, in maniere volght.
Verdeeling en smaldeeling van 's Landts scheepen onder de Hooftvlagge, in de Riviere van Londen.
Eerste esquadre.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede esquadre.
Derde esquadre.
Men beval nu al de Kapiteinen dat ze door gemande boots en sloepen des nachts zorghvuldelyk voor de scheepen zouden waaken, om Ga naar margenoot+niet schielyk overvallen te worden. Daarna deedt men den negenentwintighsten Ga naar margenoot+van Junius vierhonderdt en vyftig zoo landt- als zeesoldaaten, onder het beleidt van den L. Kornel Palm, en den Majoor Brederode, met boots en sloepen op het eilandt Chappey landen, om eenige verversching voor de vloot te haalen. Zy trokken door 't gantsche eilandt zonder eenige tegenstandt t'ontmoeten, en quaamen 's avondts Ga naar margenoot+met een deel schaapen en hoenderen weer aan boordt. Eenige matroozen, die te dier tydt buiten ordre aan 't landt liepen, en groote geweldenary Ga naar margenoot+met rooven en stroopen tegens d'ingezeetenen pleegden, werden daarna, door ordre van den Krygsraadt, elk met driemaal van de ree te vallen en honderdt en vyftig laarsslaagen gestrast. Diergelyke straf moesten ook etlyke soldaaten lyden, die hunne post niet hadden waargenoomen, en buiten verlof van hunnen Kapitein te landtwaarts in liepen Ga naar margenoot+om te plunderen. Op zeeker bericht, dat men te Londen een groot getal branders toemaakte, werdt by den L. Admiraal de Ruiteren d'andre Opperhoofden den Heere Ruart te gemoet gevoert, dat men 's Landts vloote door de voorschreeve branders, by Chappey op de Riviere leggende, met een Westelyke windt, in groot gevaar zou konnen stellen; dewyl de branders in slecht water veel zeekerdet en met minder Ga naar margenoot+gevaar konden aangebraght worden dan in ruimer zee. Op dit voorstel werdt met eenpaarigheit goedtgevonden, dat men van voor Quinenburg met het toekoomende gety zoude afdryven naar de Middelgronden, om van daar voor de Riviere buiten het Konings Diep te loopen, en de Riviere van buiten met een esquadre voor 't Noordtvoorlandt, Saulsbay, en Olfernes, te bezetten: 't welk met minder gevaar van 's Landts vloot, en immers zoo veel af breuk van den vyandt kon ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schieden. Ga naar margenoot+Dit werdt straks in 't werk gestelt. Ter zelver tydt raakten Ga naar margenoot+het veroverde Konings schip de Royale Charles, en de scheepen van Ga naar margenoot+den Viceadmiraal de Liefde, en de Kapiteinen de Wildt en Paauw, in 't begin der ebbe, ontrent de Middelgronden op de Zuidtwal vast: weshalven de L. Admiraal van Gent zich genoodtzaakt vondt met zyn esquadre pas buiten de Middelgronden van 't Konings Diep ten anker te koomen, om de gemelde scheepen in te wachten. Hier leggende zagh hy Ga naar margenoot+van verre ontrent twintig zeilen in en voor Harwits. Waar op hy met eenig vaartuig daar kennis van gaf aan den Ruart, als Gevolmaghtigde van den Staat, en den L. Admiraal de Ruiter, verzoekende om de gemelde Ga naar margenoot+Engelsche scheepen te moogen aantasten. Men schreef tot antwoordt, dat hem, indien hy daar kans op meende te hebben, gelast werdt de zelve te bevechten, te veroveren of te verbranden. Ook begaf zich de Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter in persoon met een galjoot naar 't schip van Van Gent, om te helpen overleggen op wat wyze dat men den vyandt de meeste afbreuk zou doen. Men zondt de Viceadmiraalen de Liefde en Kornelis Evertszoon, om de gelegentheit van Harwits, en de scheepen Ga naar margenoot+die daar laagen, van naby te bezichtigen. Dan toen werdt men gewaar dat het niet dan slechte koolhaalders waaren, en scheepen van geringe waarde. Dies vondt men ongeraaden daar veel moeite om aan te wenden, en de weinig branders die noch overig waaren daar aan te spillen. Derhalven werdt van Gent bevoolen, dat hy, zonder verder tydtverlies, Ga naar margenoot+zyn koers zou vervolgen, en zyn last naakoomen. Ondertusschen was de tyding van d'overwinning, by Chattam behaalt, door de brieven, met vaartuig afgezonden, in Hollandt gekoomen, en vervulde alle harten der rechte Hollanders met onuitspreekelyke blydtschap: overweegende hoe nu de zaaken zedert de ramp van 't jaar vyfentsestig waaren verkeert, en dat nu 's Landts vloot buiten kyf meester ter zee was, Ga naar margenoot+en zoo diep in 't hart van Engelandt inbrak. De Heeren Staaten Generaal gaven Gode d'eere der voorspoedt, en beschreeven een dank- en bededagh over de vereenigde Provincien, tegens den zesten van Julius. Het schip de Royale Charles, daarna te Hellevoetsluis, en de Jonathan in de Maaze gekoomen, verstrekten toen te gelyk tot bewys en zeegenteeken der Hollandtsche dapperheit. Ook reisden duizenden van ingezetenen naar Hellevoetsluis, en verklaarden hunne oogen met het aanschouwen van 't Koningklyk schip, wel eer de schrik der zee. Hunne Hoog. Moog. bedankten de Helden, die hunne ordres hadden uitgevoert, met minnelyke brieven, en schreeven in 't byzonder aan den L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter, dat ze uit de brieven van hunnen Gevolmaghtigde gaarne hadden vernoomen, dat hy zonderlinge kloekmoedigheit, yver en wakkerheit hadt betoont in 't uitvoeren van d'ordres, zoo tot het inzeilen van Ga naar margenoot+de Rivieren van Londen en Chattam, als in den aanslagh zelfs, die door Godts zegen gelukkelyk was uitgevallen. Daarom zy goedtvonden te betuigen dat zy zulks voor aangenaam hielden, en in gedachtenis zouden houden. Verwachtende dat hy in alle voor vallende gelegentheden standtvastelyk Ga naar margenoot+in zynen plicht zou volharden. De Heeren Staaten van Hollandt gaven ook hun genoegen aan den L. Admiraal de Ruiter, over zyn kloekmoedig beleidt, tot aanleiding en uitvoering van den bewusten aanslagh Ga naar margenoot+op de Rivieren van Londen en Rochester, met een brief te kennen: daar noch byvoegende, dat haar Ed. Groot Moog. hadden goedtgevonden, door de Heeren Gecommitteerde Raaden voor hem een goude kop te laaten maaken, niet tot recompense, maar alleen tot een gedenk- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teeken Ga naar margenoot+in zyn familie en voor de posteriteit der zelve. Zulk een gift van eere werdt ook door de Heeren Staaten van Hollandt aan den Heere Burgermeester en Ruart de Wit, en den L. Admiraal van Gent, geschonken: achtervolgende hunne resolutie, den tweeden van Julius genoomen, Ga naar margenoot+luidende gelyk volght. Op 't geene de Heeren Gecommitteerde Raaden aan haare Ed. Groot Moog. voorgedraagen hebben, is, naa voorgaande deliberatie, goedtgevonden en verstaan, dat van weegen haare Ed. Groot Moog. by een missive van dankzegginge, en betuiging van singulier genoegen, mutatis mutandis, als op den achtentwintighsten der voorleede maandt by haare Hoog. Moog. is gedaan, aan den Heere Burgermeester de Wit, jegenwoordig Gedeputeerde en Gevolmaghtigde van haar Hoog. Moog. op 's Landts vloot, mitsgaders aan den L. Admiraal de Ruiter, als Generaal der zelve vloote, en noch aan den L. Admiraal van Gent, als, onder de superintendentie Ga naar margenoot+van haar Hoog. Moog. Gedeputeerde en Gevolmaghtigde voornoemt, en Chef gecommandeert hebbende het gros van fregatten, branders en ander klein vaartuig, en op den 21, 22 en 23 der voorleede maandt het bekende fameus exploit op de Riviere van Londen en die van Rochester uitgevoert hebbende, bekent gemaakt zal worden de singuliere satisfactie, die haare Ed. Groot Moog. geschept hebben in haaren yver, couragie, en voorzichtig beleidt, in en ontrent d'executie van 't voorschreeve exploict allenthalven betoont en bygebraght: ende dat voorts aan yder van de zelve, uit den naame en van weegen haar Ed. Groot Moog. zal worden vereert een goude kop, of ander stuk werks, daar op het voorschreeve exploict en de verkreege victorie ten besten uitgebeelt zy, niet tot eenige recompense, maar alleenlyk tot een gedenkteeken in haare familien en voor de posteriteit, en zulks te zaamen ter waardye van duizendt ponden vlaams, of daar ontrent: daar toe de Heeren Gecommitteerde Raaden mits deezen verzocht en gelast worden de vereischte or dre te stellen. Ga naar margenoot+De Kapitein Jan van Braakel werdt insgelyks, wegens zyne dapperheit, eerlyk beschonken. Hem en zyn bootsvolk werdt, boven het genoomen schip, door ordre van hunne Hoog. Moog. noch vereert een somme van twaalfduizendt gulden, en aan hem in 't byzonder noch een goude ketting met een gedenkpenning, ter waarde van twaalf honderdt gulden. Ga naar margenoot+Ook werdt hem daarna als Kapitein bevel gegeven op een kloek nieu oorlogsschip. Aan de Kommandeurs van zeven brandtscheepen, Kornelis Jakobszoon van der Hoeven, Willem Willemszoon, Simon Ga naar margenoot+Poppinga, Jan Baptist de Graaf, Gerrit Andrieszoon Mak, Jan Danielszoon Ga naar margenoot+van den Ryn, en Meindert Jentjes, gaf de Heer Ruart verklaaring en getuigenis by geschrift, meldende hoe hy met zyn eigen Ga naar margenoot+oogen hadt gezien dat ze hunne brandtscheepen, genaamt Rotterdam, de Draak, het wapen van Bristol, de Goude Appel, Schiedam, Pro Patria, en de Princesse, in de Riviere van Rochester loffelyk en met vrucht hadden besteedt, en het premium, daar toe gestelt, verdient: waar op hun ook de beloofde loongelden werden toegeleit en voldaan. De treffelykste Hollandtsche Dichters betuighden ook te dier tydt hunne blydtschap over den zegen van Chattam, en vereerden den zeehelden, den Ruart, de Ruiter en van Gent, met hooghdravende lofdichten. Toen schreef de vermaarde Dichter van den Vondel op die stoffe twee uitneemende gedichten, die noch onde zyn werken worden geleezen: 't eene was genoemt, De Zeeleeuw op den Teems, en 't ander hadt den tytel van Zeegevuur der vrye Nederlanden op den Teems. Daarby quaamen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+noch etlyke andere Gedichten van Jacobus Lydius, Joachim Oudaan, Arnout van Overbeeke en anderen, te veel om te noemen. Midlerwyl zochten hunne Hoog. Moog. alles by te brengen wat dienen kon om Ga naar margenoot+den zeegen te vervolgen, en beslooten ten dien einde, dat 'er noch een goedt getal branders in 't kort zoude worden gereedt gemaakt en by de vloot gezonden, dewyl 'er een merkelyk getal by Chattam was besteedt. Ook werdt goedtgevonden, dat door den Heer van Beuningen, Ga naar margenoot+Ambassadeur van den Staat in Vrankryk, met alle vlyt by den Koning Ga naar margenoot+zou werden gearbeidt, ten einde zyne Majesteit moght bewoogen worden om een goedt gedeelte van zyne oorlogscheepen, behoorende onder de vloote van den Hartogh van Beaufort, te zenden naar den opgangk Ga naar margenoot+van 't Kanaal, om dat vaarwater en die passagie, met en nevens eenige oorlogscheepen, van weegen den Staat daar by te voegen, voor d'Engelschen beslooten te houden, gelyk nu de Riviere van Londen met 's Landts vloote was bezet; om den vyandt alomme te benaauwen, en daar door tot reden te brengen: te meer, dewyl 't niet waarschynlyk was dat de vyandt, vermits de voorgevallene ramp, met eenige groote maght in zee zou konnen koomen, en dat daarom geen hooftgevecht stondt te verwachten. Doch hoe zeer men wegens den Staat in Vrankryk aanhieldt, om, volgens d'overeen komste en de belofte van den vyfden Ga naar margenoot+May lestleden, de Fransche zeemaght in zee te brengen, daar werdt niet meê uitgerecht, en Beaufort quam nooit te voorschyn. Ter zelve tydt zonden de Heeren Staaten den Graaf van Hoorn, met zoo veel compagnien Ga naar margenoot+van zyn regement als 'er by der handt waaren, naar 's Landts vloot, om 't krygsvolk te versterken. Midlerwyl hadt de L. Admiraal de Ga naar margenoot+Ruiter het gros der vloot in verscheide esquadres zoodaanig verdeelt, dat daar mede de gantsche zee van Harwits tot voor het Konings Diep, en van daar tot aan het Noordtvoorlandt en Marigat, werdt bezet, en de Riviere van Londen genoeghzaam geslooten. In 't verdeelen van Ga naar margenoot+deeze scheepen was gelet dat elk esquadre niet te ver was verspreidt, en dat de Bevelhebbers zich naast by de hooftvlagh onthielden, om by Ga naar margenoot+eenig voorval te bequaamer elkanderen te konnen spreeken. Daarna Ga naar margenoot+werdt beslooten, den L. Admiraal van Nes met een esquadre van veertien oorlogscheepen, en eenige landt- en zeesoldaaten, onder den Kornel Dolman, naar Boston te zenden, om daar te landen, en den vyandt alle moogelyke afbreuk te doen. Doch d'uitslagh van deezen toeleg, of 't belet dat 'er voorquam, is my niet gebleeken. Maar de Heeren Staaten, verstaan hebbende dat 's Landts vloot naar de verrichting by Chattam de Riviere van Londen weêr was afgezakt, schreeven daar over aan den Ruart, dat de zeegen van Chattam niet alleen door geheel Engelandt, en inzonderheit te Londen, groote schrik hadt gemaakt, maar ook van zoodaanig gevolgh was geweest, dat men te Breda meerder buighzaamheit en geneightheit tot de vreede dan te vooren in d'Engelschen hadt konnen bemerken, doch dat nu hunne Hoog. Moog. beducht waaren, dat het verlaaten van de Riviere van Londen den vyandt wederom zou moedt en stof geeven om hun eindt te houden, tot verachtering van de vreede: en dat derhalven hunne Hoog. Moog. oordeelden dat het voor den dienst, eer en achtbaarheit van den Staat, zoo wel binnen als buitens Landts, ten hooghsten noodig waare, dat het vertrekken uit de Riviere most geleidt werden op eenigen toeleg dien men voor hadt: en dat men daarom de scheepen die binnen Harwits laagen moest trachten te verbranden, en, naa dat zulks gelukt of mislukt was, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+men dan met de vloot de Riviere van Londen weer zou in- en opzeilen Ga naar margenoot+tot ontrent Gravezande, of zoo veel hooger als doenlyk zou zyn, om den vyandt alle afbreuk te doen, en in geduurige schrik en alarm te houden. Dit aanschryven quam den vyfden van Julius in 's Landts vloot, waar op terstondt alle de Hooftofficieren door het waaijen der witte vlagge aan den L. Admiraal de Ruiters boordt werden geseint, en, naa voorgaande besprek, goedtgevonden, het anker te lichten en de Riviere Ga naar margenoot+van Londen weêr op te zeilen. Des anderendaaghs was 't de tydt Ga naar margenoot+die bestemt was tot den dankdagh over d'overwinning by Chattam, en Ga naar margenoot+werden niet alleen door 't gantsche landt, naa 't pleegen van den godtsdienst, vreugdevuuren ontsteeken, de klokken geluidt, en andre teekenen van blydtschap getoont; maar zulks geschiedde nu ook in 's Landts vloot: de L. Admiraal de Ruiter schoot dertien schooten; d'andere L. Admiraalen ieder elf, de Viceadmiraalen ieder negen, de Schoutenbynacht ieder zeven, en de Kapiteinen ieder vyf. Ten zelven daage werdt by den Ga naar margenoot+Krygsraadt vastgestelt, dat men de Viceadmiraalen Kornelis Evertszoon en Enno Doedes Star met een esquadre scheepen voor de Riviere van Londen zoude laaten, tot naarder ordre, om ontrent Harwits post te neemen, en vier of vyf scheepen af en aan in zee op kundtschap te laaten kruissen. Drie oorlogscheepen, onder Kapitein Gotskens, werden gezonden om twee fluiten naar de Maaze te geleiden, en onderweegen in 't gaan en keeren op den vyandt te kruissen. Men stelde dusdaanige ordre, om de Riviere van Londen zoo veel als men kon geslooten te houden, en op alle aankoomende scheepen te passen: voorneemens zynde om met d'overige scheepen den last der Heeren Staaten naa te koomen, en hooger op de Riviere zyn voordeel te zoeken. De L. Admiraal de Ruiter hadt toen het gros der vloote, dertig scheepen in getaale, in drie esquadres verdeelt, volgens d'onderstaande lyste.
Ga naar margenoot+Deeze vloot, dus verdeelt, zeilende 's morgens vroeg naar 't Konings Diep, passeerde ontrent den middagh de Middelgronden. De L. Admiraal, d'ordre van den Staat dus naakoomende, vondt evenwel met zyn Krygsraadt geraaden haare Hoog. Moog. met een brief te gemoet te voe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren Ga naar margenoot+'t geen volght. Dat, aangemerkt de vyandt zich met een esquadre Ga naar margenoot+van zesentwintigh scheepen van oorloge in 't Kanaal, en noch met een ander esquadre om de Noordt onthieldt, die buiten twyffel zich by den anderen zouden trachten te voegen, en 's Landts vloote koomen bezoeken, de Krygsraadt zich derhalven verplicht vondt hunne Hoog. Moog. te vertoonen, dat ze met de geheele vloote de Riviere niet konden opzeilen, maar noodtzaakelyk een esquadre buiten de zelve op d'af- en aanvaarende scheepen moest laaten kruissen, en het ooge op den vyandt houden: 't welk nochtans met zulk een groot getal scheepen uit 's Landts vloote niet kon geschieden dat de zelve tegens des vyandts maght bestandt zou zyn, en, genoodtzaakt werdende op het gros te wyken, door de Middelronden en drooghten, daar de vyandt beter bekent was, gevaar zouden loopen van door den zelven een affront te lyden, 't welk de Krygsraadt in alle maniere zocht voor te koomen. Dat ze daarom, onder reverentie, van gevoelen was, dat men, de Riviere van buiten bezettende, en 's Landts vloot by malkanderen houdende, daar mede haare Hoog. Moog. den zeekersten dienst, en immers zoo veel nadeels aan den vyandt, in 't bekommeren van der zelver vaart en koophandel, zoude konnen toebrengen. Doch indien hunne Hoog. Moog. by hun besluit, op dat stuk genoomen, geliefden te blyven, dat dan, naar 't oordeel van den Krygsraadt, ten allerhooghsten noodig zou zyn, dat 's Landts vloote met de scheepen en branders, die in Texel en andere zeegaaten, zoo wel Fransche als Nederlanders, gereedt laagen, of noch zouden konnen worden vervaardight, met den eersten wierde versterkt, om, met behulp der zelve, zich dan zoo wel van buiten als van binnen tegens den vyandt in postuur te konnen houden, hunne aankomst en aanvallen af te wachten, en daar tegens behoorlyke tegenweer te doen. Dees Ga naar margenoot+brief was door den L. Admiraal de Ruiter, uit den naame van den Krygsraadt, onderteekent; maar werdt by de Heeren Staaten niet wel opgenoomen, en zoo verstaan, als of de Krygsraadt het uitvoeren van hunne resolutie tot het inloopen van de Riviere van Londen hadt opgehouden. Doch de Heer Ruart heeft sedert in een brief aan de Gedeputeerden en Gevolmaghtigden tot de secrete zeezaaken het tegendeel vertoont, en betuight, dat de Krygsraadt, zelf voor 't afgaan van dien brief, de gemelde resolutie op den vyfden al begon in 't werk te stellen. Op welk bericht ook hunne Hoog. Moog. genoegen naamen. Maar op den dagh van 't afzenden zeilde de vloot noch tot voorby het eilandt Chappey, en quam boven de sterkte van Charnesse ontrent den avondt Ga naar margenoot+ten anker. Daar leggende werdt met den Krygsraadt overleidt, hoe verre men met 's Landts vloot de Riviere zou konnen opzeilen. Men beriedt zich met Teunis Willemszoon, Schipper van Rotterdam, die de Riviere verscheide maalen hadt opgevaaren, ook noch onlanghs het lichaam van den Ridder Barkley naar Londen overgevoert, en toen, door last van en Raadtpensionaris de Wit, op de diepten en gronden van de gemelde Riviere naauw acht hadt genoomen: ook met eenen Keiser, Schipper van Dordrecht, die insgelyks de Riviere lange jaaren hadt bevaaren. Uit hun bericht verstondt men, dat deeze Riviere voor scheepen van die grootte, als zich nu onder de vlagge bevonden, niet hooger bevaarbaar was dan ontrent de Kalkovens, staande ontrent een Ga naar margenoot+kanonschoot boven Gravesandt, vermits de meenigvuldige zanden en ondiepten, die boven die Kalkovens laagen. Daar op werdt goedtgevonden Ga naar margenoot+dat de L. Admiraal Bankert, de Viceadmiraal Zweers, en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Schoutbynacht Vlug, mee veertien van de lichtste scheepen, en twee branders, zouden opzeilen tot by en ontrent Gravesandt, en, indien ze daar of beneeden de Kalkovens geen vyandtlyke scheepen vernaamen, aldaar verblyven, om 's Landts scheepen en volk niet, zonder hoope van voordeel op den vyandt te verkrygen, onnuttelyk in gevaar te stellen: maar in gevalle in de Hoope, of boven Gravesandt, eenige scheepen van den vyandt gevonden werden, dat ze dan de zelve hadden te vervolgen, en de kasteelen van Gravesandt, was 't doenlyk, te passeeren, om de voorschreeve scheepen te vermeesteren, of te verbranden; doch de Riviere niet hooger op te loopen dan ontrent de gemelde Kalkovens. Ten dien einde zyn de volgende Kapiteinen en scheepen uitgekooren.
Ontrent een half uur naa 't ondergaan der zonne zagh men zeven of acht Ga naar margenoot+zeilen de Riviere afkoomen, met Borgonsche vlaggen: 't waaren Vlaamsche scheepen. Abraham Faas, Kapitein in dienst van den Koning van Spanje, voerende een fregat van Oostende, quam aan den L. Admiraal de Ruiters boort, verklaarende dat hy in twee Vlaamsche boeyers, drie suyen, en drie fregatten, vyfhonderdttweeëntsestig Engelsche soldaaten hadt gelaaden, dienende tot vervulling der Engelsche regimenten ten dienst van zyn Majesteit van Spanje in Engelandt geworven, en verzoekende dat hy met de zelve vryelyk naar Oostende moght passeeren. Dit verzoek werdt hem ingewillight. Hy verklaarde verder, dat hy, acht daagen geleden, te Londen vyftien brandtscheepen hadt gezien, alle gereedt, en eenige ten volle bemant: dat d'Engelschen ontrent WollegeGa naar margenoot† en Blakwal negen groote scheepen in de Riviere hadden gezonken, en onder de zelve de Vogel Fenix en 't Huis te Zwieten, beide voor deezen d'Oostindische Kompagnie der vereenigde Nederlanden afgenoomen, en noch drie van hun eige maakzel, en vier groote fluiten: dat ze noch op een andere plaats daar ontrent vyf andere scheepen in de grondt hadden gehakt, Ga naar margenoot+daar onder, door groote haast en verbaastheit, eenige die ten deele gelaaden waaren: dat ze daar door de passagie zoo naau hadden gemaakt, dat men ze met kleene scheepen quaalyk kon passeeren: dat ze Ga naar margenoot+boven dien den oever der Riviere ter wederzyde wel met honderdt en tsestig stukken geschuts hadden beplant, om daar mede d'aankoomende Ga naar margenoot+scheepen te begroeten. Den volgenden morgen met het ryzen der zonne Ga naar margenoot+maakte de L. Admiraal Bankert met zyn esquadre zeil, en liep met een Noordtoosten windt de Riviere op tot voor Gravesandt, daar hy zyn anker wierp een gootelingschoot beneden dat steedeken. De L. Admiraal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de Ruiter, met het gros daar terstondt op volgende, quam ontrent ten Ga naar margenoot+negen uuren by Tilbery Hoope, niet verre van Bankert, ten anker, en voer terstondt, nevens den Heer Ruart, aan zyn boort: daar zy 't alles bereidt vonden tot een aanval: maar zagen geen vyandtlyke scheepen daar men by kon koomen, behalven een speeljacht voor Gravesandt. Doch uit de mars kon men noch vyf Konings scheepen en vyf branders zien, die wel anderhalf myl hooger laagen, en, naar 't zeggen van d'Oostendenaars, op d'aankomst der Hollanders zoo verre waaren geweeken: zoo dat 'er geen kans was hen t'achterhaalen. Men ley toen in beraadt of men met 's Landts scheepen noch hooger zoude op loopen: maar geduurende Ga naar margenoot+'t beraadtslaagen quam daar de Heer Bernard de Salinas, die weegens den Marquis de Castelrodrigo in Engelandt was geweest, ter zaake van de werving ten dienst van Spanje, boven gemelt. Dees, met verscheide Heeren vergezelschapt, van Londen koomende, bedankte den Heere Ruart en den L. Admiraal de Ruiter over de vrye passagie, aan 't Engelsch krygsvolk verleent. By deeze gelegentheit zocht de Ruart uit Don Bernardo de Salinas en zyn gevolgh naaukeuriglyk te verneemen wat ordre d'Engelschen op de Riviere van Londen tot hunne verweering, en om ze te stoppen, hadden gestelt. De Salinas en d'andere Ga naar margenoot+Spaansche Heeren verzeekerden den Ruart, dat het geen de Kapitein Faas, aangaande het zinken der scheepen ontrent Wollits, verhaaldt hadt, zeeker was. Voorts, dat te Gravesandt een batery was gestelt van vyftig stukken kanons, en dat ook opwaarts aan noch verscheide bateryen langs de Riviere waaren opgeworpen: dat de passagie ontrent Wollits zoo was gestopt, dat ze met een kleen fregat, gaande niet dieper dan acht of negen voeten, daar niet hadden konnen passeeren, dan met het uitwerpen van werpankers: dat ook op de Riviere by Wollits geen Ga naar margenoot+meer Engelsche scheepen waaren verbleeven. Doch zommigen zeggen, dat de Spaansche Heeren uit reden van Staat d'Engelschen begunstigden, en, om en Ruart te misleiden, en 's Landts vloot te rugh te doen keeren, de dingen veel breeder verhaalden en grooter maakten dan ze in der waarheit waaren, en hun ooghmerk bereikten. Want de Ruart, oordeelende Ga naar margenoot+dat men met hooger op te loopen den Staat geen dienst kon doen, en dat de scheepen en 't volk door de gemelde bateryen merkelyk zouden konnen worden beschaadight, vondt eindelyk geraaden dat de vloot weêr uit het enge van de Riviere zou afzakken, en zich posteeren ontrent de Baay van Noordt of voor Quinenburg. Dit werdt by den Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter te eer goedtgevonden, om dat hy, gelyk gemeldt is, van verstandt was, dat men 't Landt meer dienst kon doen met de vloot by een te houden, en de Riviere van Londen van vooren te bezetten, dan met de zelve te verdeelen, en beide de deelen in gevaar te stellen. Ga naar margenoot+Men begon dan 's namiddaghs met d'ebbe af te laveeren, en quam 's avondts tot op anderhalf myl by Baay de Noordt ten anker. Den volgenden morgen ging men weêr t'zeil, en quam ten negen uuren by de gemelde Ga naar margenoot+Baay, daar vondt men den Viceadmiraal Kornelis Evertszoon met zyn Ga naar margenoot+elfscheepen, die sedert den vyfentwintighsten der voorleede maandt onder zyn bevel waaren gestelt, leggen. Waar op hem terstondt werdt belast, dat hy weer uitwaarts aan zou zeilen, en zich vervoegen by 't esquadre dat onder den Viceadmiraal Enno Doedes Star zich tusschen Harwits en 't Konings Diep onthielt. Voorts dat hy, met raadt van den Viceadmiraal Star, de scheepen zoodaanig zou verdeelen en post doen neemen, dat de vyandt daar door op 't meest wierde verhindert de Rivie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re Ga naar margenoot+in 't op- en afzeilen te gebruiken: zendende boven dien ook drie of vier scheepen ter halver zee, om aldaar by beurten eenige daagen te kruissen, tot beveiliging van de gaande en koomende scheepen: gelyk tot dien einde de Kapitein Gotskens zich met drie scheepen daar ontrent Ga naar margenoot+bevondt. Men stelde ook ordre hoe 't gros der vloote zou worden verdeelt, om de Riviere van Londen bezet te houden. Het hooftesquadre, onder den L. Admiraal de Ruiter en Aart van Nes, zou zich in 't midden, wel van den anderen verdeelt, onthouden, en met boots en galjoots de Ga naar margenoot+wacht doen waarneemen op d'op- en afkoomende vyandtlyke scheepen. De L. Admiraalen Bankert en Aylua zouden op gelyke wyze met haar esquadre in 't Westboven 't hooftesquadre leggen. De L. Admiraal Meppel zou met zyn esquadre post neemen in 't Oost, of beneden 't hooftesquadre, op 't verst een groot half myl, en, insgelyks wel verspreit, goede wacht houden. De boots, op de wacht leggende, liet men, om Ga naar margenoot+meer weer te konnen doen, met twee stukskens geschut voorzien. Ten zelven daage quaamen vyf zeilen, voerende den Graaf van Hoorn, met acht compagnien van zyn regiment, by de vloot, tot versterking der Ga naar margenoot+landtsoldaaten. Men ontboodt daar op de Kornellen en andere Bevelhebbers aan den L. Admiraal de Ruiters boort, en men begeerde dat elk zyn gedachten zou laaten gaan op eenigen toeleg, om den vyandt met Ga naar margenoot+landing afbreuk te doen. Hier over werdt by den Heere Ruart en den L. Admiraal de Ruiter met veel overleghs geraadtslaaght, en verscheide voorslaagen overwoogen. De Heer de Ruiter oordeelde dat ontrent de havenen van Portsmuiden en Pleymuiden niet te doen viel, dat die ongenaakbaar waaren: en verklaarde naauwe kennisse van der zelver gelegentheit Ga naar margenoot+te hebben. Maar hy meende dat men in het Kanaal op verscheide plaatzen wel eenige steedekens zou konnen vermeesteren en plonderen. Men kon ook op de Riviere van Londen verscheide dorpen plonderen en verbranden. Doch dat hieldt men ondienstig: om dat men van alle kanten bericht kreegh, dat de beleeftheit en medoogende vriendelykheit, die men jegens d'Engelschen betoonde, groote gunst tot den Staat der vereenigde Nederlanden verwekten. Daarna werdt voorgeslaagen, dat men een verzoek op het Fort, leggende op de Noordthoek van de Baay van Harwits, genoemt Langwardfort, zou doen, en dat men 't met eenige scheepen te waater, en door soldaaten en matroozen te landt, Ga naar margenoot+te gelyk zou aantasten. Dit werdt goedtgevonden, en terstondt ordre gestelt wat scheepen men tot dien aanslagh zou gebruiken, en met wat boots en sloepen men 't volk aan landt zou zetten. Men besloot, met ruim duizendt mannen, onder 't bevel en beleidt van den Kornel Thomas Dolman, te landen: dat men daar by zou voegen vierhonderdt matroozen, onder 't beleidt van den Schoutbynacht David Vlug, en de Kapiteinen Adriaan Jakobszoon Swart en Abraham Lus: dat onder yder getal van twaalf vier gestelt zouden worden bequaam om handtgranaaten te werpen: dat eenige stormladders zouden draagen, andere met zwaare handtbylen gewapent worden, om met de zelve, en eenige trossen touwerk, Ga naar margenoot+de palissaden om te hakken en om te haalen. Naa 't stellen van deeze ordre is de L. Admiraal de Ruiter den tienden 's morgens met het gros der vloot van voor Quinenburg t'zeil gegaan naar Harwits. Hy Ga naar margenoot+hadt door zyn stuurluiden het Konings Diep doen peilen, en kaartsgewys afteikenen, en een schriftelyk bericht stellen, meldende hoe men 't moest in en uit zeilen. Zoo dat de stuurluiden daar zoo wel bedreven waaren als eenige Engelsche lootsluiden: en verstonden, dat men nu dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Diep met min gevaar kon op- en afzeilen, dan men een der zeegaaten van Texel kon in- of uitloopen. De L. Admiraal de Ruiter deedt nu de galjoots in 't Konings Diep langs de drooghten leggen, om zoo te veiliger Ga naar margenoot+de Riviere uit te zeilen. Ontrent den middagh passeerde de vloot de Middelgronden, en quam 's avonts voor het gat van Harwits, by de Vice admiraalen Evertszoon en Enno Doedes Star, (die zich daar, volgens de voorige ordres, onthielden) ten anker. Toen werden de hooge Officieren en Kapiteinen aan des Admiraals boordt beroepen, en ordre gestelt, dat elk zyn boots, sloepen en volk gereedt zoude houden, om 's anderendaaghs de landing te doen. Men beval den Viceadmiraal Evertszoon, met dertien oorlogscheepen en een advysjacht, met de twee overige branders, nevens den Schoutbynacht Jan van Nes, als tweede persoon, het Fort te water te beschieten. Hier toe heeft men zich gedient van de volgende scheepen.
Ga naar margenoot+Den volgenden morgen was de windt hun tegen. Met den daage Ga naar margenoot+woey ze Westtennoorden, kort daar aan Westnoordtwest, en ten zeven uuren Noordtwesttenwesten. Toen werdt goedt gevonden, dat men met d'ebbe zou loopen naar den hoek van Olphordnes, en met de vloedt van de Noordt inkoomen. Naa den middagh, dicht voor Olphordnes gekoomen, liep de windt West, en dien volgens tegen; zoo dat men tusschen de zanden niet kon door loopen, en zich genoodtzaakt vondt daar anker te Ga naar margenoot+werpen, en 's nachts te blyven leggen. Ten zelven daage hadt men den Viceadmiraal Star ordre gegeven, dat hy, nevens de Kapiteinen Kornelis de Liefde, Jan Janszoon Vyzelaar, Wytze Beyma, en Joost Michielszoon, zich kruissende zou blyven onthouden voor 'tKonings Diep, tot afbreuk van den vyandt, en om kundtschap van den zelven Ga naar margenoot+te bekoomen. Met het aanbreeken van den dagh was de windt Noordelyk, en de vloot, onder zeil gaande, liep ten zes uuren binnen de vuurboet by Olphordnes, en zeilde zoo naa aan 't Fort van Harwits als 't moogelyk was. Het esquadre van den Viceadmiraal Evertszoon was Ga naar margenoot+weêr gesmaldeelt in twee esquadres. Hy zelf met zeven scheepen werdt en naar de Noordtoost kant gezonden, met last om van die zyde op 't Fort te kanonneeren, en den Schoutbynacht van Nes bevoolen met zes scheepen binnen tot voor 't Fort te loopen, en 'tzelve van die kant krachtelyk te beschieten. Toen zyn de landt- en zeesoldaaten, met de matroozen, Ga naar margenoot+tot den aanslagh geschikt, op het sein daar toe gestelt, met boots, sloepen en galjoots, ontrent Feltonclif aan landt gezet, en met groote vaardigheit in slaghordre gestelt. De Ruart, en de L. Admiraalen de Ruiter en Aylua, ziende dat de scheepen onder den Viceadmiraal Evertszoon, die 't Fort van vooren zouden beschieten, verre van de wal bleeven leggen, Ga naar margenoot+en dat de scheepen onder den Schoutbynacht van Nes het gat niet inliepen, beslooten, zich aan de gemelde scheepen te doen zetten, om de zelve te doen naderen en binnen loopen. Daar koomende, zaagen ze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat de scheepen onder den genoemden Evertszoon, vermits d'ondiepte, Ga naar margenoot+niet nader aan de wal konden koomen, en naaulyks tot aan 't Fort toe konden schieten. Van daar lieten ze zich roeijen aan 'tboort van den Schoutbynacht van Nes. Dees raakte met zyn schip op een rif, dat op Ga naar margenoot+de hoek leit, aan de grondt: en Marten Ros, (die, hoewel hy Luitenant was op 't schip van de Ruiter, aan den Schoutbynacht van Nes was overgezet, om hem voor Loots te dienen, dewyl hy lang op Harwits hadt gevaaren, en die haaven zeer wel kende) verklaarde, dat alle Ga naar margenoot+merken en teekenen, en zelfs de boomen daar ontrent, afgehakt waaren; zoo dat het hem niet moogelyk was het gemelde gat, zeer naau zynde, te vinden. Men gaf toen last, dat men de diepten met sloepen zou doen zoeken. Maar ondertusschen verliep de vloedt, en de windt ging leggen, zoo dat het niet moogelyk was, al hadt men 't gat konnen afpeilen, 't zelve, ter oorzaake van de stilte, te konnen inzeilen. Men liet toen de scheepen zoo dicht aan de wal loopen als men kon, en bevondt met sloepen dat men niet nader dan een halve kanonschoot van 't Fort kon vlotten, zoo dat men uit de scheepen met schieten, om de verheit, geen groot geweldt kon doen. Terwyl men uit de scheepen zoo veel kanonneerde als men kon, daar 't Fort van gelyken op antwoordde, Ga naar margenoot+voer de Ruart, nevens den L. Admiraal de Ruiter, met de sloep aan landt, daar zy 't volk in goede orde vonden staan, wachtende tot dat de scheepen van oorloge zouden binnen loopen. Doch men vertoonde hun, dat de scheepen 't gat niet konden inzeilen; en werdt daar op beslooten, dat men, zonder eenig tydtverlies, voort zou trekken, en Ga naar margenoot+'t Fort te lande met de gemelde landt- en zeesoldaaten, nevens de matroozen, aantasten. Doch de Hooftofficieren vonden geraaden, den Graaf van Hoorn met een goedt aantal voetvolk te laaten op zeekeren pas; Ga naar margenoot+zoo tot bewaaring van de boots en sloepen, als om te beletten dat geen ruitery op d'andere troupen van achteren zoude invallen. Daar op trokken de gemelde troupen, onder 't beleit van den Kornel Dolman, naar 't Fort, in goede orde, gevolght wordende van den Ruart en de Ruiter, tot onder een musquetschoot, om by der handt te zyn, en op Ga naar margenoot+alle voorvallen besluit te neemen. Dicht onder 't Fort koomende, liet men de matroozen voor uit trekken met de stormladders en 't handtgeweer. Ga naar margenoot+Maar d'Engelschen schooten zoo sterk met schroot, inzonderheit een galjoot, binnen 't gat zeilende, dat 'er zulk een schrik quam Ga naar margenoot+onder de soldaaten, en voornaamelyk onder de matroozen, dat ze, de ladders nederwerpende, achter een hooghte bleeven leggen. De Bevelhebbers der soldaaten, het Fort toen van naaby naarder beschouwende, Ga naar margenoot+oordeelden dat 'er geen kans was 'tzelve te veroveren, zonder hulp van de scheepen aan de waterkant, en beslooten derhalven dat men weer zou afwyken. Waar op de troupen in goede orde aftrokken. Doch eenigen verhaalen, dat de Nederlanders noch eerst een storm op 't Fort deeden eer ze weeken, en geen hoop zaagen van het te vermeesteren. Ondertusschen zochten d'Engelschen, onder 't beleit van den Graave van Suffolk, met eenige ruiters en voetknechten, het volk dat onder Ga naar margenoot+den Graaf van Hoorn tot een achterhoede was gelaaten te slaan. Hier werdt een langen tydt hevigh gevochten: maar de Graaf van Hoorn en de zynen verdaadigden dien post, hun toebetrouwt, met zulk een dapperheit, dat d'Engelschen naar zonnen ondergang afweeken, en de Nederlandtsche soldaaten en matroozen in goede orde, door de sloepen, boots en galjoots, weêr aan de scheepen van oorlog werden gebraght. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dus liep die wel beleide aanslagh te niet, met kleen verlies; want over de geheele vloot hadt men niet meer dan zeven dooden en vyfendertig gequetsten, en d'eere der braave aftocht verzoette 't verdriet der gemiste hoope. Men vernam ter zelver tydt dat d'Engelschen in de Riviere van Harwits vierscheepen hadden gezonken, om 't inkoomen der Nederlandtsche scheepen te beletten, 't geen te meer reden gaf om den toeleg te staaken. De zee- en landtsoldaaten, die tot den gemelden aanslagh zyn gebruikt, bestonden alleenlyk in 486 musquettiers, 192 spiessen, 396 snaphaanen, daar bygevoeght 400 matroozen, maakende gezaamentlyk het getal van 1474 mannen. Dit kleen getal lieten d'Engelschen aan landt koomen, en konden met al de gewaapende maght Ga naar margenoot+van hunne trainbands de hertoght niet beletten. Daarna begaf zich de L. Admiraal de Ruiter met 's Landts vloot weer hooger op voor de Riviere van Londen, houdende de zelve van alle kanten bezet, gelyk voorheenen. Hy liet den Schoutbynacht van der Zaan met acht scheepen voor 't gat van Harwits leggen, om de vyandtlyke scheepen, die Ga naar margenoot+uit de Noordt moghten koomen, waar te neemen. De Viceadmiraalen Evertszoon en Enno Doedes Star werden naar 't Noordtvoorlandt gezonden, Ga naar margenoot+om aldaar den vyandt het inkoomen te beletten. Midlerwyl hadt de voorspoedt der wapenen en de verrichting ontrent Chattam groote verandering ontrent den vreedehandel te Breda veroorzaakt. De Gevolmaghtigden der Heeren Staaten gaven nu rondelyk te kennen, Ga naar margenoot+Dat de gemoederen van hunne Hooghmoogende wel geenzins waaren opgezet door 't geluk dat Godt hunne wapenen en vloote hadt verleent: en dat zy, Staatsche Gevolmaghtigden, als noch bereit bleeven om 't Ga naar margenoot+vreedewerk op de voorgestelde gronden te vorderen en te sluiten: maar dat men hun niet konde verzeekeren dat hunne Hoog. Moog. en hunne bontverwanten altydt zouden willen bepaalt blyven binnen de paalen van hunne gemaatigtheit, en by vorderen zeegen of overwinning altydt zouden willen gestandt doen 't geen ze te vooren hadden aangebooden of toegestaan. 'T welk was, dat ze een van beide moesten kiezen: of te behouden al wat wederzydts gewonnen was, of om alles aan beide de zyden wederom te geven. Ook toonden d'Engelschen wel haast dat ze Ga naar margenoot+de vreede meer zochten dan voorheenen: zoo dat den tienden van Julius de verschillen tusschen hunne Hoog. Moog. en den Koning van Grootbrittanje, ook die van de Koningen van Vrankryk en Denemarken Ga naar margenoot+met d'Engelschen, werden vergeleeken; zoo verre als het met de Gezanten van Engelandt, ten aanzien van hunnen last, kon geschieden. En ging toen een der Gezanten, de Heer Coventry, op het spoedigste naar Engelandt, om des Konings approbatie of toestemming te verkrygen, met last tot d'onderteekening op eenige punten van gewicht, die by de partyen, met toestemming der Engelsche Gezanten, waaren ter neder gestelt, en daar toe zy zich niet genoeghzaam gelast Ga naar margenoot+vonden. De tyding, dat dit groote werk dus verre was gevordert, ontfing Ga naar margenoot+men den veertienden van Julius in 's Landts vloot. Daar op quam 's anderendaaghs een naader aanschryven der Heeren Staaten, geteekent den twaalfden van de maandt, met last, dewyl de vreede noch niet geslooten was, dat men met 's Landts vloote den vyandt alle afbreuk, zou blyven doen naar vermoogen, gelyk voorheenen: voorts dat men in de vloot geene tydingen van 't sluiten der vreede, van waar die ook zouden Ga naar margenoot+moogen koomen, of door wie die moghten worden uitgestrooit, geloof zoude geeven: maar dat men als vooren zoude voortgaan in't be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vechten Ga naar margenoot+der vyanden, tertydt en wyle toe dat men van hunne Hoog. Moog. bericht en nader last zoude hebben ontfangen. Men stelde ook ordre om noch een merkelyk getal van proviantscheepen en branders uit de Maaze en Texel naar de vloot te zenden: voorts werdt in bedenken gegeeven of men niet een goedt esquadre van oorlogscheepen van 's Landts vloote zou konnen afzenden, om te gaan ontmoeten en onderscheppen veertig Engelsche Smyrnaas- en Straatsvaarders, die, met vier of vyf oorlogscheepen tot geley, eerstdaaghs door 't Kanaal op d'Engelsche kustverwacht werden, en de zelve te veroveren of te vernielen, waar 't doenlyk, al waar 't schoon dat ze in d'een of d'andere haven alreedts Ga naar margenoot+moghten zyn in geloopen, of noch quamen in te loopen. Ten zelven daage werdt 's Landts vloot verdeelt in twee esquadres, het eene, onder den L. Admiraal van Nes, werdt geschikt om de Riviere van Londen bezet en geslooten te houden, en bestondt uit de volgende scheepen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[15 Juli 1667]Lyst van de Hooftofficieren en Kapiteinen die gedestineert zyn, onder 't commandement van den Heer L. Admiraal van Nes, om post te blyven houden voor de Rivier van Londen, den 15 July 1667.
Advysjachten.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De scheepen die by de Hooftvlagge zouden verblyven zyn in de volgende lyst begreepen. Naamen van de Officieren en Kapiteinen, die met haare scheepen gedestineert zyn by de Hooftvlagge te verblyven, den 15 July 1667.
Advysjachten.
Branders.
Dit esquadre der Hooftvlagge werdtbelast, onder het bevel van den L. Admiraal de Ruiter, het Kanaal af te zeilen, om alle opkoomende Engelsche scheepen te vermeesteren of te vernielen, en voorts d'Engelschen op de kusten en in de havens, in het Kanaal gelegen, zoo veel te beschaadigen als doenlyk zou zyn. Dus zocht men door 't voortgaan in 't pleegen der vyandtschap het besluit der vreede voort te zetten: en men hieldt dit het kraghtighste middel te zyn om den Koning en zyne Raaden te beweegen tot het aanneemen en bewilligen van 't geen daar men alreedts in was overeen gekoomen, en aan zyne toestemming hing. De scheepen, by de Hooftvlagge bescheiden, zyn daarna verdeelt op de volgende wyze. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 595]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het smaldeel onder de L. Admiraal de Ruiter werdt in de volgende ordre verdeelt.
Voorts werdt beraamt in wat ordre elk zoude zeilen, en, by voorval van vyandtlyke ontmoeting, zich draagen. Men stelde ook de rendevous- of verzaamelplaatzen, daar men by tyde van storm elkander zou trachten te vinden of wachten. Men zondt ook etlyke aankoomende scheepen en branders naar 't esquadre van den L. Admiraal van Nes in 't Konings Diep. Doch de L. Admiraal de Ruiter, met zyn esquadre van Ga naar margenoot+voor de Riviere van Londen afzeilende, kon door de geduurige Zuidtwestelyke winden in etlyke daagen niet veel vorderen. Hy quam eerst den achtienden in de Hoofden, en den volgenden dagh op de hooghte van de Singels: zonder dat 'er iet van gewicht voorviel. Men zagh geen Engelsche scheepen in zee, en men hadt reden om te gelooven dat d'Engelschen alomme advysjachten en kleene vaartuigen hadden uitgezonden Ga naar margenoot+om d'opkoomende koopvaarders te waarschouwen. Daarna verstondt men uit een Vlissinger kaaper, dat hy ontrent tien mylen buiten Ga naar margenoot+Heyzant een vloote van vierenveertig Engelsche Barbadosvaarders, onder 't geley van een oorlogschip, hadt ontmoet, met welke hy vyf etmaalen hadt gezeilt: maar dat ze op Maandagh, den achtienden van Julius, aan het Westeinde van Wicht langs de Naalden waaren binnen geloopen. Op die bericht werdt goedtgevonden, dat de Viceadmiraal Kor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nelis Ga naar margenoot+Evertszoon, en de Schoutbynacht van der Zaan, met negen oorlogscheepen, Ga naar margenoot+vier advysjachten, drie branders en vier galjoots, voor uit zouden zeilen naar d'Oostnaalde van 't eilandt Wicht, tot ontrent St. Helena, om op te speuren wat oorlogh- of koopvaardyscheepen aldaar, of voor of in Portsmuiden laagen, en, daar op eenigh voordeel ziende, die aan te tasten en te veroveren. De Viceadmiraal Evertszoon, met de gemelde scheepen voor uit zeilende, werdt van de L. Admiraal de Ruiter met d'overige scheepen van zyn esquadre op den voet gevolght. Maar den Ga naar margenoot+derden dagh daar aan met een Noodtnoordtoosten windt d'Ostnaalde van Wicht, langs de reede van Sinte Helena, in laverende, en naar Portsmuiden oversteekende, zaagen ze dat daar niet een koopvaarder Ga naar margenoot+was gebleeven, ook niet een binnen de haven van Portsmuiden, daar veertien of vyftien oorlogscheepen laagen. Doch dewyl de haven liep achter een zandt, op het welk een groote sterkte met veel geschuts lag, en dat het gat van de haven zeer naau was, ook dat men tusschen dat zandt en de stadt, die insgelyks met veel kanon was voorzien, moest doorloopen, zoo werdt niet raadtzaam geacht daar iet t'onderneemen. Men giste toen dat de koopvaarders met den Oostelyken windt naar Pleymuiden waaren gezeilt, en vondt men derhalven geraaden weer buiten Wicht te loopen en de koers naar Pleymuiden te zetten: hoopende onderweegen, of ten einde van 't Kanaal, eenige Straatsvaarders, Ga naar margenoot+die men verstondt dat daagelyks verwacht wierden, te zullen bejegenen. Ga naar margenoot+Maar voor Pleymuiden koomende, verstondt men uit een Engelschen Visscher, dat, acht daagen geleeden, ontrent veertig Engelsche Straatsvaarders voorby Pleymouth Oostwaart aan waaren gezeilt, die hy meende dat op Woensdagh binnen Dortmouth waaren gezeilt, die hy meende dat op Woensdagh binnen Dortmouth waaren ingeloopen. In de haven van Pleymuiden laagen niet meer dan zes of zeven scheepen. Deeze waaren zoo bezet en bewaart met twee groote en sterke forten, en de toegang tot de haven tusschen de forten en klippen Ga naar margenoot+was zoo eng, dat daar geen hoop was om iet te verrichten. Toen besloot men, zich naar Dortmouth te begeeven: hoe wel men verstondt dat die haven voor de vloot ongenaakbaar was. Men zeilde dan derwaarts: ten deele om verzekert te konnen zyn of de gemelde Straatsvaarders daar waaren ingeloopen: ten deele om de gelegentheit van die haven Ga naar margenoot+wel te bezichtigen. Den achtentwintighsten quam de L. Admiraal de Ruiter met zyn esquadre scheepen voor Dortmouth, zoo naa aan de Ga naar margenoot+wal tot op dertien vadem, en verre binnen schoots van de forten. Hier bevondt men dat het inkoomen of gat van de haven tusschen zeer hooge klippen lag, en zoo naau dat het met een yzeren ketting van d'eene tot d'andre zyde kon worden beslooten: hebbende van achteren zeer hooge bergen, zoo dat men, van buiten voor het gat koomende, de scheepen in de haven leggende niet kan zien. Op hunne aankomst vonden ze den toegang der haven met een zwaare yzeren ketting geslooten, die, van het eene kasteel tot het andere gespannen, van twee boots werdt onderstut. Behalven de kasteelen was aan 't inkoomen een groote batery, op een platte form, met veel geschuts voorzien. De windt was toen Noordtoostennoorden, en derhalven t'eenemaal onmoogelyk op dien tydt het gat in te loopen. Daarenboven getuigden alle de stuurluiden, de gemelde haven bevaaren hebbende, dat het voorschrreve gat, door de dwerrelwinden, die de straksgemelde hooge bergen veroorzaaken, nimmermeer kon ingezeilt worden: maar dat men de scheepen daar altydt met werpankers moest binnen trekken, of door boots, met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+kabeltouwen voorzien, inhaalen. Men zagh op het geberghte veel krygsvolk te paardt en te voet, onder kornets en vaandelen, in ordre gestelt: ook drie vaandelen voetvolk op de batery. De L. Admiraal de Ruiter liep met zyn schip dicht voor de haven, binnen een kanonschoot, doch de vyandt gaf evenwel geen vuur: het zy dat hy hem trachtte binnen te lokken, of op zyn verder inkomst wachtte. Dicht voor de haven gekoomen wende het de L. Admiraal, nevens zyn andere scheepen, overstaag, zonder aldaar eenige scheepen te zien, behalven een groot schip, leggende dicht aan de ketting, om, zoo 't scheen, benevens de kasteelen, den zelven te bewaaren. Daarna laveerden 's Landts scheepen met de vloedt te rugh tot dwars van Torbaay, en quaamen daar ten anker. Ga naar margenoot+Ter zelver tydt werdt beslooten, dat men met drie lichte fregats, drie galjoots en zes sloepen, een aanval op Torbaay zou doen, en zien goede kundtschap te bekoomen. 'S nachts ten tien uuren ging de L. Admiraal de Ruiter met de gemelde fregats, galjoots en sloepen, zelfs onder zeil, doch door stilte moest men met scheepsriemen roeijen, met sloepen voor 't hooft. Maar ter middernacht kreeg men een kleen koelken uit den Noordtoosten, en zeilde tot dicht by Torbaay, daar men ten anker quam, om den dagh af te wachten. d'Engelschen staaken veel vuuren op langs de kust, en gaven elkanderen teeken dat 'er vyandt ontrent de kust was. Met het aanbreeken van den dagh gingen de sloepen Ga naar margenoot+van boordt naar Torbaay, en de fregats volgden. Dicht by 't landt koomende schooten d'Engelschen van alle kanten met musketten; maar de sloepen, hoe zeer dat ze schooten, roeiden al voort tot voor de haven van Torbaay, die men in 't inkoomen peilde. D'Engelschen, de sloepen ziende, voegden zich by een aan troepen, en schreeuwden als wilde menschen. Doch de sloepen bleeven wachten op de fregats, die, by haar Ga naar margenoot+koomende, met haar geschut begosten te speelen, en d'Engelschen noodt zaakten te wyken: waar op de sloepen tegens de Mouilje aan roeiden, Ga naar margenoot+daar twee leedige koopvaarders in laagen, die in brandt werden gesteeken. Het volk van 't dorp liep den bergh op, en de Hollanders hadden gelegentheit om alles aan brandt te steeken, maar zy deeden geen schaade aan de huizen. Naa deeze verrichting quam de Ruart van Putten, Gevolmaghtigde der Heeren Staaten op 's Landts vloot, (die te Dordrecht, in zyn afweezen, weêr op nieuw tot Burgermeester der gemeente was verkooren) met een sloep, om het gat van Torbaay te bezichtigen. Daarnaa keerde ieder weêr naar zyn boordt, en men ging onder zeil, om d'Engelsche scheepen elders op te zoeken. Daarna werdt de vloot van verscheide noodtwendigheden en lyftoght voorzien, om noch tot het Ga naar margenoot+einde van September te konnen zee houden. Maar hoewel het esquadre 't welk door den L. Admiraal de Ruiter gevoert werdt verscheide maalen van koers veranderde, en in 't Kanaal de vyandtlyke scheepen zocht aan te treffen, men hadt het geluk niet van ze t'ontmoeten, en werdt ook zomtydts, als men eenigh bericht kreeg van opkoomende scheepen, door tegenwindt, of stilte, of hardt weder, verhinderdt de zelve te genaaken. Ga naar margenoot+Daarentusschen hieldt de Heer de Ruiter d'Engelsche kust in een geduurige onrust: dewyl hy zich aan veele oorden vertoonde, en men niet wist waar men hem hadt te wachten, en op veele plaatzen vreesde. Geheel Engelandt verlangde nu naar 't besluit der vreede, om de zee weêr Ga naar margenoot+vry, en de Riviere van Londen open te zien. Den derden van Augustus was de L. Admiraal de Ruiter ontrent vyf mylen van Bevesier, dat Noordttenwesten en Noordtnoordtwest van hem lagh, en bequam 's an- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derendaaghs Ga naar margenoot+tyding dat Kapitein Jakob Korneliszoon Swart, nevens noch zeven scheepen van oorloge, acht branders en twaalf victualiescheepen, den dertighsten der voorleede maandt van voor de Riviere van Londen was afgezeilt, met ordre om hem in 't Kanaal op te zoeken. Daar op werdt goedtgevonden den koers Noordtwest te zetten, en op die aankoomende scheepen te kruissen. Deeze versterking werdt, door last der Heeren Staaten, van den L. Admiraal van Nes den Heere de Ruiter uit zyn esquadre toegezonden; dewyl men van goederhandt bericht was, dat de vyandt een goedt getal oorlogscheepen om de West tot Pleymouth en daar ontrent verzaamelde, en noodig oordeelde dat de L. Admiraal de Ruiter, om zulks te beletten, en den vyandt alle moogelyke afbreuk te doen, met die scheepen versterkt, noch eenigen tydt in 't Kanaal Ga naar margenoot+bleef post houden. Den vyfden is de gemelde Kapitein Swart met de voorzeide scheepen en branders by de vlagge aangekoomen, en daar op beslooten, met deeze zeemaght, en Oostelyken windt, koers te zetten naar de West, en het Kanaal af te loopen tot ontrent d'eilanden de Sorlinges, om den vyandt, zoo veel doenlyk, t'alarmeeren, en aldaar, mitsgaders in 't opkoomen van 't Kanaal, alle vyandtlyke scheepen waar te neemen, aan te tasten en te vermeesteren. Voorts werdt beslooten, dat eenige van Ga naar margenoot+de bezeilste scheepen en fregats zouden loopen langs Goutstaart, Pleymuiden, Ga naar margenoot+Vaalmuiden, en vervolgens langs d'Engelsche kust, om eenige Engelsche visschers of ander vaartuig te bekoomen, en daar door kundtschap van hunne oorlogscheepen of koopvaarders, die ingekoomen waaren of verwacht werden, te verkrygen. Deeze vloot bestondt toen uit tweeëndertig oorlogscheepen, zeven advysjachten en twaalf branders, in alles eenenvystig zeilen. De zelve werdt op nieuw verdeelt in drie esquadres. Het eerste onder den L. Admiraal de Ruiter, het tweede onder den L. Admiraal Bankert, en het derde onder den L. Admiraal Aylua, gelyk de volgende lyste aanwyst.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Naa 't uitstaan van hardt weder quam deeze vloot den achtsten van Augustus ontrent Pleymuiden, en den volgenden dagh tegens den avondt zagh men een sloep, met een witte vreedevlagh voor op, uit de haven van Pleymuiden naar 't boordt van den L. Admiraal de Ruiter afkoomen. In de sloep vertoonden zich twee Engelsche Kornellen, de Heeren John Ga naar margenoot+Tralane en Spars, vergezelschapt met twee Edelluiden, den welken de Heer de Ruiter, toen ze op de zyde van zyn schip waaren gekoomen, aanzeide, dat zy, indien ze 'tgoedtvonden, zonder eenig bedenken konden overkoomen. Hier op aan zyn boordt overtredende, braght hy ze in de kajuit by den Heere Ruart van Putten, Gevolmaghtigde van Ga naar margenoot+den Staat. Zy verklaarden, den Heere Ruart en den L. Admiraal de Ruiter beleefdelyk begroetende, dat de vreede tusschen hunnen Koning en hunne Hoog. Moog. t'eenemaal geslooten was, met verdere hooge Ga naar margenoot+betuiging van vriendtschap en genegentheit. De Heer Ruart met den L. Admiraal de Ruiter de hooghste plaats van den tafel neemende, verzochten Ga naar margenoot+hen dat ze mede wilden aanzitten, 't welk zy deeden. Zy werden met een collation van confituuren, of doorsuikert ooft, onthaalt, en Ga naar margenoot+men dronk eenige glaazen wyn op het welvaaren van den Staat der vereenigde Nederlanden, op de gezontheit van den Koning van Engelandt Ga naar margenoot+en andere groote persoonaadjen. Zy verhaalden dat hunne Straatsvaarders binnen Dortmouth laagen: dat de vloot onder den L. Admiraal van Nes op de Riviere van Londen met d'Engelschen in gevecht was geweest: dat eenige scheepen beschaadight, en verscheide branders ter wederzyde verbrandt waaren: doch bekenden dat d'Engelsche scheepen de vlucht genoomen hadden, en naar Gravesande geweeken waaren. Ook zeiden ze, dat Jeremias Smit met ontrent dertig scheepen in de haven van Kynsale, in Yrlandt, lag. Voorts deeden ze een heusche aanbieding van eenige verversching te willen zenden. Maar de Ruart en den L. Admiraal de Ruiter, hen bedankende, zeiden, dat ze den volgenden nacht met de landtwindt onder zeil meenden te gaan. Toen zyn ze, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naa dat ze daar ontrent twee uuren waaren vroolyk geweest, met de sloep weer van boordt geroeit, en naar Pleymuiden gekeert. In 't afvaaren zyn ze met eenige kanonschooten vereert, die, naa dat ze aan landt waaren gekoomen, uit het fort van Pleymuiden met eenige schooten zyn beantwoordt. Naa hun vertrek werdt verstaan dat men de tyding van vreede geen geloof zou geven, maar den vyanden by alle gelegentheden zou trachten afbreuk te doen, ter tydt en wyle toe dat men aanschryving van haare Hoog. Moog. en naader last uit het vaderlandt zou hebben bekoomen. Men besloot toen verders met de vloot tot aan Engelandts einde, ontrent den hoek van Lesardt en de Sorlinges te loopen, en aldaar eenige daagen te kruissen, op hoope van eenige Engelsche scheepen te zullen bejegenen. Des anderendaaghs ging men onder zeil, en ontrent den avondt quam een Engelsche kits met een groote witte vlagge uit Pleymuiden in de vloot, en een van d'Engelsche Edelluiden, die daags te vooren met de twee Engelsche Kornellen op het schip van den L. Admiraal waaren geweest, quam uit de kits met een sloep weer aan zyn boordt, hem met een heusche groete, Ga naar margenoot+uit der zelver naame, tot een vereering van verversching aanbiedende een reebok, een quartier ossevleesch, acht schaapen, een kalf, zes eenden, acht hoenderen, twaalf kiekens, twee manden met fruit, een halve ton aal, een versche zalm, voorts peen en knollen. De L. Admiraal de Ruiter aanvaarde de verversching, en men vereerde den Kapitein van de kits, door ordre van den Heere Ruart, met twintig ducaten. De gemelde Edelman, het avondtmaal met de Heeren Ruart en den L. Admiraal de Ruiter gehouden hebbende, is daar op weer naar Pleymuiden vertrokken, en de vloot hieldt haar koers, met weinig voortgangk, by gebrek van windt. Men zondt te dier tydt de leedige victualiescheepen en fluiten, onder 't geley van de Kapiteinen Berkhout, Kersseboom, Ga naar margenoot+Blom en Broeder, naar 't vaderlandt: met last, dat Berkhout en Kersseboom, door de Hoofden gekoomen zynde, zich, nevens drie branders, by den L. Admiraal van Nes voor de Riviere van Londen zouden vervoegen: ook werdt Blom en Broeder bevoolen, dat ze, de leedige scheepen onder 't Landt hebbende gebraght, zich ook naar van Nes zouden begeeven. Onder hun geley vertrokken ook etlyke kapers, met vier rykgeladene pryzen, van d'Engelsche verovert. Men hadt in de vloot van den L. Admiraal de Ruiter, gelyk boven gemeldt is, eenig gerucht van zyn gevecht met d'Engelschen gehoort, en wist niet zeekers van d'uitkomst: ook was men beducht dat de vyandt op de Riviere te zeer in getal moght aanwassen, 't geen den L. Admiraal de Ruiter, nevens den Ruart, bewoogh hem de gemelde scheepen toe te zenden; op dat hy te beter bestandt zou zyn de vyandtlyke scheepen 't hooft te bieden. Maar nu staat ons de gelegentheit van dat gevecht, op de Riviere van Ga naar margenoot+Londen wat vroeger voorgevallen, kortelyk te verhaalen. De Heeren Staaten hadden den L. Admiraal van Nes met een brief, den achtentwintighsten van Julius geschreeven, bevoolen, met zyne scheepen de Riviere weêr op te loopen, om d'Engelsche oorlogscheepen, die met eenige branders in de Hoope waaren gekoomen, en licht laager zouden afzakken, aan te tasten, te veroveren, te vernielen, of te verjaagen: en den vyandt in gestaadige alarm te houden: ook het volk dat aan 't hermaaken van 't fort Charnesse arbeidde, in 't opzeilen of wederkeeren met zyn geschut, zoo veel doenlyk was, te verstooren en te beschaadigen. Volgens deezen last zeilde de L. Admiraal van Nes den tweeden van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Augustus met zyne vloot de Riviere op, tot boven in 't rak van de Hoop, Ga naar margenoot+daar d'Engelschen, onder den Viceadmiraal Eduart Spragh, voerende de blaauwe vlagge, met vyf fregatten, zeventien branders, en veel kleen vaartuig laagen. 'T was ontrent den middagh dat men d'Engelschen Ga naar margenoot+naderde. De L. Admiraal Meppel hadt de voortoght. Kapitein Niklaas Naalhout werdt met acht branders belast voor uit te loopen, daar Meppel met vyf scheepen op volghde, dien van Nes met d'overige scheepen dekte. De L. Admiraal van Nes was op 't schip van Kapitein Kornelis de Liefde overgegaan: en de Viceadmiraal Zweers op 't schip van Kapitein Henrik Adriaanszoon. D'Engelschen, ziende Naalhout met zyn branders kloekmoedelyk op hen toezetten, en merkende dat het hen gelden zou, maakten hunne zeilen los, de Hollanders evenwel inwachtende tot dat ze by d'Engelsche branders quaamen: die, voor aan 't rak van de Hoop ten anker leggende, toen zoo benaauwt Ga naar margenoot+wierden, dat ze uit wanhoop de touwen afkapten en liepen naar des Konings fregatten. Deeze stelden 't ook terstondt op 't loopen: daar Ga naar margenoot+Kapitein Naalhout met zyn branders kloekmoedelyk op aanviel, tot dat hy onder d'Engelsche branders quam, die zich zoo dicht rondtsom des Konings fregatten onthielden dat hy ze niet kon genaaken, en genoodtzaakt werdt de branders aan te tasten. Daar op werdt het zoo stil dat d'Engelschen met hun kleen vaartuig de Hollandtsche branders het vuur zoo naa braghten, dat 'er waaren die hunne branders moesten verlaaten en 'er den brandt in steeken. Doch zommigen verhaalen, dat eenige der Nederlandtsche branders zich buiten noodt, en uit laf hartigheit, al willens aanstaaken. Ook zyn 'er een of twee Hollandtsche branders, die 's Konings fregatten naderden, door het schieten der Engelschen in Ga naar margenoot+brandt geraakt. D'andere branders hebben 't op d'Engelsche branders aangezet, en vernielden zoo elkanderen, zonder ter wederzyden eenig oorlogschip te konnen aansteeken. In dit brandergevecht, dat de stroom in vuur zette, verlooren d'Engelschen acht en de Nederlanders elf branders, zoo dat de leste maar een overhielden. De Viceadmiraal Spragh werdt in dit gevecht aan zyn achterschip zeer beschaadight. Daarna Ga naar margenoot+quam 'er een koelte, en al d'Engelschen naamen de vlucht, de Nederlanders hen naajaagende tot onder het kasteel van Gravezande, dat dapper op hen schoot, en de wykende beschermde. Toen naamen van Nes en Meppel hunne plaats in, en hebben 't tegens den avondt gezet Ga naar margenoot+daar d'Engelschen voor 't gevecht ten anker hadden gelegen. Des anderendaaghs bleeven de Nederlanders op hunne post leggen: doch d'Engelschen, door het verlies der Hollandtsche branders eenige hoop van voordeel in zoo een besloote stroom hebbende, begosten hen een weinig Ga naar margenoot+te naderen. Waar op van Nes, om meer ruimte te krygen, met zyn scheepen naa den middag een weinig afzakte. Doch toen raakte zyn leste brander aan de grondt en bleef vast zitten, die men genoodtzaakt werdt in brandt te steeken; dewyl men door stilte hem niet kon helpen, en door 't gety te hardt van hem af dreef. Tegens den avondt waaren Ga naar margenoot+d'Engelschen dicht by de Nederlanders gekoomen, en men hieldt schutgevecht met malkanderen, tot dat van Nes met de zynen ankerden, Ga naar margenoot+toen weeken ze van hun af. Den volgenden dagh ging de Nederlandtsche vloot 's morgens weêr onder zeil, en quam met dat gety zoo verre in 't ruim der Riviere dat 'er geen gevaar was van aan de grondt te raaken. Doch d'Engelschen volgden hen naa, op hoope dat 'er eenige aan de grondt zouden blyven zitten, die ze dan meenden te verbranden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+maar tegen den avondt zyn ze door de Nederlanders wederom op de Ga naar margenoot+vlucht gedreeven. Met het opgaan van den volgenden dagh hadt men een styve koelte uit den Oostnoordtoosten, en toen zaagen de Nederlanders Ga naar margenoot+eenentwintig zeilen, vyf fregatten, veertien branders en twee galjoots, die uit Harwits waaren gezeilt, voor windt en ty op hen afkoomen. De L. Admiraal van Nes, weetende dat de vyandt op de Riviere van Chattam of Rochester ook zes branders gereedt hadt, en dat de scheepen daar hy mee slaaghs hadt geweest aan d'eene zyde een half myle van hem ten anker laagen, en die van Harwits van d'andere zyde hem genaakten, besloot, naa overleg der zaake met zyn Krygsraadt, Ga naar margenoot+terstondt te ankeren, en, zonder te wyken, af te wachten wat de vyandt zoude onderneemen, en hem 't hooft te bieden. Men kon niet dan sprengkels op de touwen steeken, toen die van Harwits op hen begonnen aan te zetten. Eerst quaamen ze op Kapitein Naalhout, die de voorste vooruit lagh, met twee branders af, hem meenende te verbranden. Ga naar margenoot+Naalhout, in alle spoedt zyn anker lichtende, queet zich dapper: hoewel tzeventig mannen van zyn volk in zee sprongen, ziende dat hen twee branders aan boordt quaamen. Doch hy wist met schaveelen hen af te weeren, en ontquam 't gevaar daar hy in stak, tot geen kleene verwondering van vrienden en vyanden. De twee branders vergingen door hun eigen vuur. De Schoutbynacht van Zeelandt, Jan Matthyszoon, kreeg ook een brander voor den boeg, en raakte daar door zyn boven blinde steng quyt, maar hy weerde den brander echter af, die door zyn eigen vlam verteerde. Te dier tydt dreeven d'aangesteeke Engelsche branders door de Nederlandtsche vloot, die groot gevaar liep van verbrandt te worden. Van Nes hadt de branders voor en achter Ga naar margenoot+zich. Een andere Engelsche brander werdt in de grondt geschooten: de overige, ziende dat hun voorneemen niet wel uitviel, naamen de vlucht, en liepen alle te loefwaart dicht onder de wal boven de Nederlanders heenen naar d'andere Engelschen, die binnewaart een groot half myl van de Nederlanders af geankert laagen. Dit kon men hun niet beletten, hoewel men dapper op de geenen die men bereiken kon schoot, en twee van hun den pas afsneedt, jaagende den eenen in een kleene haven beoosten Chapey, en den anderen aan de grondt, die zich zelf in brandt stak: zoo dat nu 't getal der branders by d'Engelschen verlooren, en dat van de Nederlanders genoeghzaam gelyk uitquam. De Nederlandtsche vloot daarna tot de Middelgronden voortzeilende, raakten daar drie van hunne scheepen op vast, en daar onder de Schoutbynacht Jan Matthyszoon, die zoo lek werdt, dat men hem naar Zeelandt moest opzenden om te verstellen. D'andere twee scheepen, Marreveldt en van Lier, raakten noch zonder schaade weer los. Maar 't schip van Kapitein Naalhout was aan zyn masten zoo beschaadight, dat men 't insgelyks opzondt. In 't afzeilen werden de Nederlandtsche scheepen van d'Engelschen meermaalen gevolght, maar t'elkens, als men hun tegens ging of bleef inwachten, weeken ze weer te rugh. Op den zesten en zevenden quam de L. Admiraal van Nes, nevens zyne onderhebbende scheepen, weer in 't Konings Diep, en begaf zich op zyn oude post, houdende de Riviere van Londen van alle kanten bezet en beslooten, gelyk voorheenen. De Nederlanders zaagen d'Engelschen te dier tydt met vyftien of zestien zeilen door de spitsen heen naar Harwits loopen, en de rest zette zich wederom in 't rak van de Hoop: houdende een fregat by de Rivier van Chattam op de brandtwacht. Dus verloor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+men ter wederzyden niet dan branders, het gruwzaamste oorlogstuig daar men zich in de waterkryg van dient: en d'Engelschen moesten gedoogen dat de Nederlanders de Riviere van Londen noch beslooten Ga naar margenoot+hielden. De L. Admiraal de Ruiter, midlerwyl tusschen Pleymuiden en Vaalmuiden kruissende, en zekerheit van 't geen op de Riviere van Londen was voorgevallen verwachtende, ontfing den dertienden van Augustus tyding van 't sluiten der vreede, die den lesten van Julius te Breda Ga naar margenoot+was geteekent. De Heeren Staaten maakten dit met een brief aan Ga naar margenoot+den Heere Ruart, hunnen Gevolmaghtigde, bekent: doch dewyl dat wederzydts de ratificatie binnen een maandt naa de teekening moest werden uitgewisselt, en dat alle actien van vyandtschap, volgens het zevende artykel, op zeekere gestelde tyden, op d'eene plaatze vroeger en op d'andre laater, zouden ophouden, werdt by hunne Hoog. Moog. verstaan, dat de vlooten noch zoo lang zouden blyven ageren en den vyanden alle afbreuk doen, zonder van des te doen eenighzins in gebreeke te blyven, tot naader ordre van hunne Hoog. Moog. Dewyl ook in een van d'artykelen der vreede was bedongen dat alle eilanden, plaatzen en sterkten, die naa den dertighsten May lestleden op den anderen moghten genoomen zyn, wederzydts weergegeeven en ingeruimt zouden worden, zoo bevaalen hunne Hoog. Moog. dat men met de vlooten, naa den ontfang van hun schryven, geen eilanden, sterkten of plaatzen van den vyandt zou overweldigen en inneemen met meening om de zelve te behouden. Ten aanzien van dit punt werdt by den Ruart en den L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter geoordeelt, dat de landtsoldaaten, die by de vloot waaren, voortaan weinig dienst voor den Staat konden doen; dewyl men geen sterkten of plaatzen moght inneemen: en werdt derhalven goedtgevonden de zelve weêr naar 't vaderlandt te zenden, en alleen de soldaaten die tot de volle bemanning van eenige oorlogscheepen by de vlagge waaren overgezet te behouden. Ten zelven dage vertrokken de Graaf van Hoorn, de Kornel Thomas Dolman, de L. Kornel van Rheede, de L. Kornel Guicherie, de Sergeant Majoor Brederode, de Majoor Limburg, de Kapiteinen Casteljego, Dolman, en de L. Paulus Baks, met hun gevolg, en twee sluiten met soldaaten, drie branders, veertien victualiescheepen, en twee kapers met vier pryzen, onder 'tgeley van vier oorlogscheepen, om hen in goede verzekering voor 't Landt te brengen. Ter zelver tydt werdt by de Heeren Staaten ordre gestelt om 's Landts vloot noch voor een tydt van levensbehoefte in zee te voorzien. Om midlerwyl de last der Heeren Staaten naa te koomen, vondt men goedt met 's Landts vloot het Kanaal te verlaaten: dewyl men geen kans zagh om daar vyandtlyke scheepen t'ontmoeten; vermits de waarschouwing door d'Engelschen aan alle hunne ingezetenen en opkoomende scheepen gedaan. Dies werdt beslooten, buiten het Kanaal en buiten de Sorlinges te loopen, en aldaar eenigen tydt te kruissen, op hoope van eenige Ga naar margenoot+Engelsche koopvaarders aan te treffen. Dit werdt straks in 't werk gestelt. Ga naar margenoot+Ontrent zeven mylen van Goutstaart gekoomen, verstondt men uit Kapitein Evert van Gelder, eenige daagen buiten 't Kanaal, tusschen Engelandts einde en de Sorlinges, gekruist hebbende, hoe hem een kaper hadt bericht, dat 'er vier Engelsche oorlogscheepen in de Sorlinges waaren binnen geloopen, en dat ook ontrent twintig koopvaarders, Ga naar margenoot+met wol gelaaden, derwaarts koers hadden gestelt. Men besloot dan zonder Ga naar margenoot+uitstel derwaarts te zeilen, en zondt de Kapiteinen Jakob Korneliszoon Swart, Jakob Paauw, Kornelis Evertszoon de Jonge, Frans van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Nydek, Jan Pieterszoon Vinkelbos en Yde Hilkes Kolaart voor af, om 't Noorder gat van de Sorlinges te bezetten: en de Kapiteinen Valehen, Jan Pauluszoon van Gelder en Klaas Anker naar 't Oostergat, om 't ontvluchten der Engelschen te beletten. D'advysjachten van Jakob Pieterszoon Swart, Adam van Brederode, Pieter Nanning en Daniel Verdiest hadden ordre door 't Zuidergat in te loopen, en door sein tekenen te doen, of en hoe veel vyandtlyke scheepen binnen de baay laagen: en den Schoutenbynacht van Meeuwen, de Haaze en Vyzelaar werdt gelast zich op een der gemelde advysjachten te begeeven, en de gelegentheit van de voorschreeve baay zelfs te bezichtigen, en daar van rapport te doen. Het voorneemen was, dat de L. Admiraal de Ruiter met d'overige scheepen het Zuidergat zoude inzeilen, in dien zich daar eenige Ga naar margenoot+Engelschen onthielden. Maar 's anderendaaghs vernam men uit Ga naar margenoot+d'afgezondene Schoutenbynacht, die, vermits de stilte, met sloepen in de baay waaren geroeit, dat binnen de baay niet dan een oudt schip zonder fokkemast op 't droogh lagh onder een kasteel aan d'inkomst van de baay, en dat 'er aan de waterkant noch een batery was opgeworpen met eenigh geschut voorzien, doch dat men met meerder windt wel met eenige scheepen kon binnen loopen, en tot zes of acht toe ankeren, genoeghzaam buiten schoots van het kasteel en de batery. Men vondt dan niet dienstig om dat oude schip te doen binnen loopen: maar men Ga naar margenoot+haalde met zes of zeven sloepen eenige schaapen en ander vee van een eilandeken, dat alle d'inwoonders verlaaten hadden, vluchtende naar Ga naar margenoot+'t grootste eilandt daar het kasteel lagh. Daarna werdt goedtgevonden, met de vloot, in drien verdeelt, bezuiden en bewesten de Sorlinges etlyke daagen te kruissen: de L. Admiraal de Ruiter in 't midden, de L. Admiraal Bankert in 't Zuiden, en de L. Admiraal Aylua in 't Noorden van den Heere de Ruiter. Daarna heeft men met de vloot weer gekruist in 't Kanaal dwars van de hoek van Lesardt. Op een nader bericht van zesendertig Engelsche scheepen, ontrent Doodemanshooft gezien, zocht men de zelve t'onderscheppen: maar een zwaare storm, die verscheide Staatsche scheepen beschaadigde, belette dat voorneemen, en d'Engelschen, van alle kanten gewaarschout, raakten in verscheide havens binnen: eenige binnen Pleymuiden: eenige liepen naar Bristol: andere Ga naar margenoot+bergden zich binnen Vaalmuiden, andere binnen de haven van Foy. Daar op werdt beslooten naar Foy te zeilen, om de scheepen daar ingeloopen te vermeesteren. Den vyfentwintighsten van Augustus ontrent Foy en Doodemanshooft gekoomen, met buijigh weder en Noodtnoordtwesten Ga naar margenoot+windt, laveerde men naa de wal en haven van Foy, en liet het anker vallen ontrent een kanonschoot van 't gat. De Heer Ruart, de L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter, de Schoutbynacht van Nes, en de Kapiteinen Johan de Wit en Knoppert gingen in een galjoot om de gelegentheit der haven Ga naar margenoot+te bezichtigen. Derwaarts laverende zaagen aan d'eene zyde een kleen fort, of oude toorn, en aan d'andere zyde een batery met vyf stukken, die op 't galjoot, toen 't voor de haven quam, hevig schooten. Binnen de haven zaagen ze meer dan twintig gelaadene scheepen, zoo pinassen als groote sluiten, die ze Virginisvaarders hielden te zyn. De haven was van wederzyden en van achteren met hooge bergen bezet, strekkende Noordtoosttenoosten en Zuidtwesttenwesten een kanonschoot lang. Van de bergen aan de haven werdt ook met musketten of haaks naar 't gemelde galjoot sterk geschooten, maar niemant gekwetst: doch het kreeg eenige schooten door 't zeil en 't touwerk. Naar overleg van zaaken werdt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+geoordeelt, dat men met de Noordelyke en Noordtwesten windt, die toen woey, en 't ongestadig buijigh weder, de haven niet kon inzeilen: ook dat men, daar binnen geraakt, niet weder daar uit zou konnen koomen zonder noodtzaakelyk aan laagerwal, en tegens de steene klippen te vervallen: te meer, dewyl de haven geen halve musketschoot wydt was, en dat men uit het kaartboek bemerkte, en daarna uit eenige gevangenen verstondt, dat het diep van de haven zeer naau, en, in 't midden van de zelve loopende, licht gemist kon worden, en met laagh water maar twaalf voeten diep was. Men kon dan niet raadtzaam vinden daar eenige oorlogscheepen binnen te doen loopen, maar besloot ordre te stellen om d'Engelschen, in de haven leggende, met branders aan te tasten. De L. Admiraal de Ruiter beval den Kapiteinen Nanning, Brederode, Anske Fokkes en Verboekelt, dat ze zich met hunne fregatten zouden posteren dicht onder 't gemelde fort en de batery, en de zelve zoo veel moogelyk was beschieten; en dat ondertusschen de Kommandeurs Koestaart, Meerman en Molle met hunne branders onder dat schieten zouden inloopen, om d'Engelsche Virginisvaarders te loefwaart Ga naar margenoot+aan boordt te leggen en te verbranden. De gemelde fregatten, onder zeil gaande om naar de voorzeide post te loopen, bevonden dat de windt veel te Noordelyk en te schraal was, en dat men door de valwinden, die over de gemelde bergen zoo uit als in schooten, die post niet kon bezeilen. Brederode, Fokkes en Verboekelt vervielen zeer verre beneeden, en Kapitein Nanning raakte alleen ten deele voor 't gat van de haven: maar die van 't kasteel schooten beide zyn stengen aan stukken, en eenige schooten in zyn schip. Hy schoot ook geweldig op het fort en de batery: tot dat men, ziende dat d'andre drie fregatten hem niet konden te hulp koomen, hem beval met schieten op te houden, en weêr Ga naar margenoot+af te koomen: want men wilde de branders niet onnuttelyk verliezen en spillen, die ongetwyffelt, indien men ze hadt afgezonden, binnen de haven aan laagerwal zouden hebben vervallen. Men vondt zich dan genoodtzaakt op beter windt te wachten: hoewel men oogenschynlyk kon zien dat men zich haasten moest en de spoedt noodig was: dewyl de vyandt van tydt tot tydt met volk werdt gesterkt, en zonder ophouden arbeide om zich in staat van weerbieding te stellen, en meer geschuts aan landt haalde en op voordeelige plaatzen stelde. Ook werdt de haven met verscheide vaartuigen en met kabels, zoo veel als moogelyk was, geslooten. Weshalven men honderdt dukatons beloofde voor 't bootsvolk die de voorzeide touwen, als men zulks zou goedtvinden, zouden afkappen. Ga naar margenoot+Des anderendaaghs bevondt men, met een galjoot weêr voor de haven koomende, Ga naar margenoot+dat al d'Engelsche scheepen dieper waaren ingekort, en dat men Ga naar margenoot+niet meer dan vyf van de zelve kon zien. Dit, en dat de windt uit den Noorden Ga naar margenoot+bleef waaijen, bewoogh den Heer Ruart en den L. Admiraal de Ruiter dien toelegh te laaten vaaren, en wederom naar den hoek van Lesart te zeilen, en daar ontrent met de vloot, in drie esquadres verdeelt, noch eenige daagen te kruissen. Den lesten dagh van Augustus ontfing de L. Admiraal de Ruiter, zeilende drie mylen dwars van Montsbay, door een brief van hunne Hoog. Moog. zeekere tyding, dat de ratificatien der geslootene vreede den vierentwintighsten van Augustus te Breda wederzydts waaren uitgewisselt, en de vreede aldaar ten zelven daage gepubliceert of afgekundight: en dat dienvolgens, naar den inhoudt van het zevende artykel der vreede, alle actien van vyandtschap in 't Kanaal en de Noordtzee zouden ophouden naa den vyfden der maandt September; en van 't opgaan van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+'t Kanaal tot de kaap van Sint Vincent naa den vyfden October; en van de zelve Kaap af tot de Linie toe naa den tweeden November nieuwe styl; en aan d'andre zyde van de Linie, en voorts door de geheele werelt, naa den vierentwintighsten April des jaars mdclxviii. De L. Admiraal de Ruiter werdt belast zich daarna te schikken, en met zyn onderhebbende esquadres zich in en buiten 't Kanaal noch eenigen tydt, af en aan kruissende, t'onthouden, tot naader ordre. Dit werdt noodig geoordeelt, zoo tot bescherming van de uit- en inkoomende koopvaardyscheepen deezer Landen, die aldaar noch zes weeken lang in gevaar zouden zyn van door d'Engelschen vyandtlyk aangetast te worden, als tot andere voorvallende diensten in zee. Dus liep d'oorlogh ten einde door een eerlyke en glorieuze vreede, gelyk uit d'artykelen der zelve, in andre Historien te leezen, voor al de werelt bleek: naa dat de vloot van den Staat de Koningklyke scheepen by Chattam hadt verbrandt of genoomen; de meeste zoomer meester ter zee was geweest; de kusten van Engelandt, zonder tegenstandt, in geduurige alarm en vrees hadt gebraght; en de Riviere van Londen meer dan twee maanden bezet en beslooten gehouden: die nu eerst naar d'uitwisseling der ratificatien, door 't vertrek van den L. Admiraal van Nes, van de Heeren Staaten op ontbooden, Ga naar margenoot+weêr werdt open gestelt. Daarna werdt by den Heer Ruart, Ga naar margenoot+den L. Admiraal de Ruiter en zyn Krygsraadt verstaan, dewyl de meeste van 's Landts scheepen niet langer dan tot den tienden of twaalfden van September van bier en water voorzien waaren, en dat licht zou konnen gebeuren dat in dat saizoen van 't jaar de Westelyke winden een geruimen tydt zouden blyven waaijen, waar door het bier en water, by 's Landts vloot verwacht wordende, noch een langen tydt zoude konnen opgehouden, en de vloot in d'uiterste noodt gebraght worden, dat men derhalven genoodtzaakt was met kleen zeil het Kanaal op te loopen, om het gemelde bier en water, mitsgaders de resteerende victualie, onderweegen t'ontmoeten, of ontrent de Hoofden en in 't naau af te wachten, en, de zelve bekoomen hebbende, het Kanaal weer af te loopen, om d'ingezetenen van den Staat aldaar te beschermen, en den vyandt alle moogelyke afbreuk te doen, ter tydt en wyle toe dat de vyandtschappen Ga naar margenoot+wederzydts zouden ophouden. Ter zelver tydt quam de Kapitein Evert van Gelder, den L. Admiraal de Ruiters schoonbroeder, met twee kapers en acht ryke pryzen, die hy van Brest hadt afgehaalt, onder de vlagge: hy braght een brief van den Hartogh van Beaufort, met twee pypen wyn, vier koeijen en eenige andre verversching aan den L. Admiraal, Ga naar margenoot+en ook een brief aan den Heere Ruart. In zyn schryven, den twaalfden van Julius geteekent, gaf hy te kennen, dat hy met geen kleene onverduldigheit op d'ordre van zynen Koning hadt gewacht, om zich met zyne vloote by de zeemaght van den Staat te moogen voegen. En onder den brief stondt in 't naaschrift, dat hy, naa 't schryven van dien brief, ordre van den Koning hadt bekoomen, om ten eersten t'zeil te gaan, en zich by de vloot van de Heeren Staaten te voegen; maar dat hy ter zelver tydt verstondt, dat de Heer Coventry nu al te Breda moest zyn te rugh gekeert met de ratificatie van den Koning zyn meester op alle d'artykelen van het tractaat der vreede, door welke tyding hy zich in geen staat zagh om d'ordre van zyne Majesteit te konnen nakoomen, Ga naar margenoot+'t welk hem zeer leedt was. Uit dit schryven kan men zien hoe 't met de Fransche hulpe, die zoo dikwils belooft, en altydt opgehouden wierdt, afliep. Den achtsten van September is de Kommandeur Wynbergen op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de hooghte van Bevesier met drie victualie fluiten, door de Heeren Gecommitteerde Raaden afgescheept, by 's Landts vloot 's morgens aangekoomen, en ontrent den middagh quaamen noch zes fluiten, met bier en water, en andere victualie, van Amsterdam afgezonden. Hier door werden de meeste Hollandtsche scheepen genoegzaam voorzien, en ook eenigh bier en water aan de Zeeuwsche en Vriesche scheepen overgedaan. Ga naar margenoot+Ten zelven daage vertrok den Heer Ruart de Wit, op het schip Deventer, gevoert van den L. Kornel Palm, naar 't vaderlandt, 't geen hem door de Heeren Staaten, by hunne Hoog. Moog. resolutie van den vyfen twintighsten Augustus, was toegestaan. Doch voor zyn vertrek werdt by den Krygsraadt van de vloot goedtgevonden, den gemelden Heere de Wit voor de goede diensten, geduurende deeze zeetoght op 's Landts vloot gedaan, te bedanken. Ook voeren daarna de L. Admiraalen de Ruiter en Bankert des avondts aan 't boordt van Palm, daar zy noch naarder afscheidt van den Heer de Wit naamen, en den zelven nochmaals voor zyne goede diensten ernstelyk bedankten, met aanbieding van hunnen dienst en betuiging van genegentheit. Met wat betuiging van genoegen hem de Heeren Staaten Generaal, de Staaten van Hollandt, en de Magistraat van Dordrecht, wegens zyne diensten, bedankten Ga naar margenoot+en vereerden, kan men in andere Historien leezen. Den elfden September, op een Sondagh, werdt op alle de scheepen van 's Landts vloot, toen zeilende tusschen Poortlandt en Ornay in 't Kanaal, Godt Ga naar margenoot+gedankt over de verkreegene vreede, en teekens van vreughde, met het losbranden van 't geschut en anderszins, getoont, 't geen 's Woensdaaghs Ga naar margenoot+te vooren, den elfden der maandt, in alle de steeden en landen der vereenighde Nederlanden was gedaan. De L. Admiraal de Ruiter hadt nu de noodige ordres en rendevousen aan alle d'Officieren en Kapiteinen uitgegeeven, en hun daar in voor district aangeweezen de Noorder breedtte Ga naar margenoot+van 49 graaden en 0 of 20 minuten, wat Zuidelyker of Noordelyker, ontrent twintig mylen buiten 't landt, om aldaar, af en aan kruissende, zich t'onthouden tot den zesten October, en daarna de stevens naar 't vaderlandt te wenden, ten waare dat 'er ondertusschen naarder ordre van hunne Hoog. Moog. wierde gezonden. Ook ontfing de L. Admiraal daarna naarder last: te weeten, dat de grootste scheepen zouden zee houden en op haar post blyven tot den laatsten October, en de mindere tot den laatsten November. Sedert hadt de vloot meest altydts ongestaadig weder en harde winden, waar door zomwyle etlyke scheepen afdwaalden. Ga naar margenoot+Midlertydt bequam men tyding, dat ontrent honderdt Barbadosvaarders, met negen of tien Konings scheepen, alle daagen in Engelandt verwacht wierden, daar men toen vlytigh op pastte, verhoopende Ga naar margenoot+de zelve noch voor den tydt van 't ophouden der vyandtschap buiten 't Kanaal aan te treffen: en was men zoo ver gekoomen dat men de Sorlinges ontrent 25 mylen van zich hadt leggen, doch door de styve Westelyke winden, en harde stormen, raakte de vloot weêr in 't Kanaal, Ga naar margenoot+en over zulks was men niet in staat om vyandtschap te moogen pleegen, Ga naar margenoot+al hadt men d'Engelsche scheepen bejegent. De L. Admiraal de Ruiter gaf toen last, dat, ingevalle zy eenige Engelsche Konings scheepen in dit kruissen, of in de t'huisreize, moghten ontmoeten, zy in tydts hunne vlaggen zouden inneemen, de marszeilen eenige voeten neerzetten, en de wimpels laaten waaijen, en d'Engelschen met eenige eerschooten salueren, alvoorens dat zy zouden schieten: op dat ze, als men zoo handelde, geen reden zouden hebben om te meenen dat ze de Hollanders | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+daar toe hadden gedwongen. Dit geschiedde ten opzichte dat hunne Hoog. Moog. sedert de gesloote vreede noch geen last hadden gezonden hoedaanig zich 's Landts oorlogscheepen daar ontrent voortaan zouden hebben te draagen. Doch op dat stuk was in het tractaat van vreede geen verandering gemaakt, maat alles gelaaten op den ouden voet. Behalven dat de vloot met daagelyksche stormen, die in dit herftssaizoen Ga naar margenoot+geduurig toenaamen, hadt te worstelen, begost ook de scheurbuik geweldig onder 't volk in zwang te gaan, waar door veele in hunne kooijen bleeven leggen, en eenige overleeden. Dit gebrek nam van dagh tot dagh toe. Ook vonden zich verscheide scheepen in 't kort verlegen om water: dewyl 'er veel water en bier was verdorven. Dit alles perste Ga naar margenoot+den L. Admiraal weer naar de Hoofden in de Noordtzee te keeren, het vaderlandt te naderen, den Heeren Staaten van d'ongelegentheit der vloote te verwittigen, en naader ordre af te wachten: daar den negenden Ga naar margenoot+en tienden van October een hevige storm op volgde, die de scheepen zeer verstrooide: zoo dat weêr en windt, zoo wel als de vreede, de Ga naar margenoot+vloot scheen t'huis te roepen. De L. Admiraal Bankert en de Zeeuwsche scheepen waaren ten einde van victualie en water, zoo dat hy zich Ga naar margenoot+genoodtzaakt vondt naar Vlissingen te zeilen: dewyl d'andre scheepen niet over hadden om hem by te zetten, en, indien ze iet hadden, hy het Ga naar margenoot+om 't harde weêr niet kon overneemen. Ook werden etlyke andere scheepen Ga naar margenoot+door schaade of gebrek naar Texel en de Maaze opgezonden. Korts daarna, den veertienden October, ontfing de L. Admiraal de Ruiter een brief van hunne Hoog. Moog. en der zelver resolutie, genoomen den Ga naar margenoot+zesten October, raakende 't invallen der vloote, die van deezen inhoudt was: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[6 Oktober 1667]Extract uit het Register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. Jovis den 6 October 1667. Ga naar margenoot+Is gehoort het rapport van de Heeren Huigens, en de andere haare Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, achtervolgens der zelver resolutie van den vyfden dezes, gevisiteert ende geexamineert hebbende de twee missiven van den L. Admiraal de Ruiter, beide geschreeven in 't schip de zeven Provincien, d'eerste, hebbende Goutstaart Noordttenoosten vyf mylen van haar, den achtentwintighsten September lestleden, en d'andere, zeilende in de Noordtzee, den derden dezes, zynde by de eerste missive gevoeght een notitie, waar uit te zien is voor hoe veele dagen zyne onderhebbende scheepen noch van water voorzien waren den zestienden September voornoemt; waar op gedelibereert, ook gelet zynde dat het saizoen des jaars albereits verre verloopen is, en dat 's Landts scheepen, langer in zee blyvende, door stormen en winden veele rampen subject zouden konnen weezen, is goedtgevonden ende verstaan, dat aan den gemelten L. Admiraal gerescribeert zal werden, dat hy alle de scheepen van oorloge, zich tegenwoordigh onder zyne vlagge bevindende, zoo groote als mindere, zonder onderscheit, zal hebben te zenden naa de respective districten daar de zelve uitgevaren zyn, omme aldaar tegens het aanstaande winter saizoen opgeleght te werden: Wyders is verstaan, dat aan de Commissarisen Quacq ende Knyf geschreeven zal werden, dat zy luiden respectivelyk alle de galjoots ende advysbarken, in dienst van den Staat zynde, zullen hebben af te danken; des dat den voornoemden Commissaris Quacq | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+noch voor deeze reize twee galjoots aanhoude, om de jegenwoordige depeches aan den meergemelten L. Admiraal de Ruiter, mitsgaders de duplicate van dien, af te zenden: gelyk ook aan den zelven Commissaris Quacq geschreeven zal werden, dat hy de zeven victualiescheepen ende andere, in haare Hoog. Moog. resolutie van gisteren vermelt, zal hebben in te houden, ende naa haare respective districten op te zenden, in cas dat de zelve noch niet uitgeloopen zouden moogen zyn: zullende hier van ook extract gezonden werden aan de respective Kollegien ter Admiraaliteit, om te strekken tot der zelver narichtinge, ende wyders te dienen zulks en daar 't behoort.
P. MEJONTSMA. Vt. Accordeert met het voorschreeve register. N. RUYSCH.
Daar op gaf de L. Admiraal de Ruiter terstondt ordre, dat alle d'oorloghscheepen hun koers naar de zeegaaten daar ze t'huis hoorden zouden stellen, en aldaar invallen. Dit werdt terstondt achtervolght, en hy Ga naar margenoot+zelf quam met zyn schip, nevens de scheepen van den Schoutbynacht Jan van Nes, en zyn schoonbroeder Kapitein Evert van Gelder, den vyftienden van October behouden binnen Goerede, en voor Hellevoetsluis, Ga naar margenoot+Godt dankende voor zyn genade. Hy vertrok toen terstondt naar den Haage, daar hy ter vergaaderinge van hunne Hoog. Moog. den zeventienden sommier rapport deede van zyne verrichting en wedervaaren: waar op den L Admiraal door den Heere Gokkinga, ter vergaaderinge Ga naar margenoot+voorzittende, werdt aangezeit: dat haare Hoog. Moog. het goedt beleidt, de wakkerheit en kloekmoedigheit die hy geduurende de jonghste expeditie ter zee hadt gebruikt en betoont, aangenaam was, en zich de zelve wel lieten gevallen. Van deeze bedanking, die in het register van de resolutien der Heeren Staaten staat te boek gestelt, werdt hem kopy gegeeven, by den President H. Gokkinga en den Commies J. Sprossen, in 't afzyn van den Griffier, onderteekent. Dus quam onze Zeehelt de Ruiter weêr t'huis met een dubble heldenkroon, met Ga naar margenoot+den laurier der overwinning, en met den olyf der bevochte vreede. Hy ontfing nu den gouden kop, boven gemeldt, hem door de Heeren Staaten van Hollandt vereert. Rondtsom deezen kop, waardig ontrent .... gulden aan goudt, zagh men het inneemen van de sterkte Charnesse, en 't verbranden en veroveren der Koningklyke oorlogscheepen by Chattam met verwen geemailleert. De voet was met loofwerk van bloemen verciert. Boven op het deksel stondt de roode Leeuw, verbeeldende het wapen van Hollandt. Binnen in het deksel las men de volgende woorden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[2 Juli 1667]Extract compendieus, den 2 July 1667.
Op 't geproponeerde van de Heeren Gecommitteerde Raaden is by de Staaten goedtgevonden, dat aan den L. Admiraal de Ruiter, 's Landts vloot als Generaal gecommandeert hebbende, over en ter zaake van het fameus exploict, den 21, 22 en 23 Juny 1667. op de Rivieren van Londen en van Rochester in 't werk gestelt, hem vereert zal worden een goude kop, daar op 't voorschreeve exploict uitgebeelt zy, en dat tot een gedenkteeken in zyne familie en voor de posteriteit.
Accordeert in substantie met de resolutie van de Staaten. HERBERT VAN BEAUMONT. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Deeze gift was wel kleen ten aanzien van 's mans verdiensten, die met geen goudt konden opgewoogen worden: maar d'eere, die het geschenk verzelde, vermeerderde de waardy. Zoo plaghten weleer d'oude Romainen hunne helden met geringe kranssen van laurier, of eikloof, te beloonen: en al 't loon bestondt in den lof der dapperheit, die door Ga naar margenoot+de gift werdt beteekent en ten toon gestelt. Te deezer tydt werdt t'Amsterdam ook een gedenkpenning geslaagen, ter gedachtenis van de leste overwinning, en de vreede daar op gevolght. Aan d'eene zyde stondt een vrouwen beeldt als Pallas, met een helm op 't hooft, hebbende in de slinker handt een speer, het teeken der dapperheit, daar de zeven pylen, het blazoen van den Staat, aan waaren gebonden: in de slinker handt hieldt ze een septer daar een oog boven op stondt, beteekenende het voorzichtig beleit. Aan haar rechter zyde lagh een lam, aan de slinker een leeuw, en met haar slinker voet vertradt ze de Tweedraght, of de Nydt. In 't verschiet zagh men de stadt Rochester, en 't branden der scheepen by Chattam. In de locht las men deeze woorden, MITIS ET FORTIS, dat is: zachtmoedigh en dapper. En onder aan, PROCUL. HINC. MALA. BESTIA. REGNIS. 22 Jun. 1667. dat is, Laat dat booze beest van de regeeringen verre af zyn. Aan d'andre zyde stondt een vrouw, beteekenende d'eendraght of vreede, draagende in de slinker arm en handt een hoorn van overvloedt en Merkuurs staf: in haar rechter handt hieldt ze een zwaardt, dat in de scheede stak, met een laurierkrans aan 't punt. Om hoogh in de lucht aan haar rechter zyde hing het wapen van Grootbritanje, aan de slinker het wapen der Staaten Generaal, de leeuw met zeven pylen. Met haar rechter voet tradt ze op een stokbeurs, daar een kroon bezyden lagh, met haar slinker voet op een helm en deegen. In 't verschiet zagh men de haaringbuizen in zee veiligh vaaren. In de locht stonden deeze woorden, IRATO BELLUM PLACATO NUMINE PAX EST. 'T is krygh is Godt verstoort, 't is vreê is hy verzoent. Onder de voeten van 't vrouwen beeldt stonden deeze letteren, REDIIT CONCORDIA MATER BREDAE, 31 Jul. 1667. De vreede werdt te Breda weer geslooten, den 31 Jul. 1667. By deeze leste letteren zagh men 't wapen van Breda, daar de vreede was geslooten. Rondtsom de randt van den penning werden deeze woorden geleezen, NUMISMA POSTERITATI SACRUM BELGA BRITANNOQUE RECONCILIATIS. CUM PRIVIL: ORDINUM HOLLAND: ET WESTF: Dat is, Penning, die den nakoomelingen is toegeëigent toen de vreede tusschen Nederlandt en Engelandt was gemaakt, met privilegie van de Staaten van Hollandt en Westvrieslandt. Dees gedenkpenning werdt hier beschreeven, om dat ze sedert een van de reedenen en dekmantels moest zyn van den Engelschen oorlogh, die ons in den jaare zestienhonderdt tweeëntzeventig overviel. Ook werdt daarna, om dien steen des aanstoots wegh te neemen, de stempel van dien penning door ordre der hooge Overheit ingetrokken, en vernietight. Men betaalde den Stempelsnyder, Christoffel Adolphs, voor de schaade die hy daar by leedt, de somme van duizendt ducatons. De Heeren Burgermeesteren en Regeerders der stadt Amsterdam lieten, ter gelegentheit van de vreede, met Engelandt geslooten, ook een gedenkpenning slaan of schroeven, op welker eene zyde in de voorgrondt de Leeuw van Hollandt lagh, met geschut en wapenen onder zyne pooten. In 't verschiet zagh men de zee met een oorlogsvloot, en daar boven dit tydtdicht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+sIC fInes nostros, Leges t VtaMVr et VnDas zoo hoe Dt De Lee VV zIIn reCht, en zee, en oVDe grensen. Aan d'andere zyde zagh men 't wapen van Amsterdam, en daar onder deeze woorden: DEO. AUSPICE. Naa dat de Hollanders, onder Godts zeegen, met geen minder kloekmoedigheit dan geluk, d'aaloude vaderlyke wetten tegens drie zeer maghtige Koningen van Spanje hadden bevestight, en daarna, eens en andermaal genoodt zaakt de wapenen tegens de naabuurige Engelschen aan te neemen, de vreede met groote dapperheit door den oorlogh hadden verkreegen, en den vryen zeehandel door de geheele werelt herstelt, hebben de Heeren Burgermeesteren en Raadt van Amsterdam dit gedenkteeken in den jaare 1667. doen stellen. Ga naar margenoot+Ontrent den zelven tydt zagh men verscheide schriften, gedichten en opschriften, ter eeren van den Staat en de Zeehelden, ook van den Heere Ruart, als geweezene Volmaghtigde hunner Hoog. Moog. in verscheide taalen, over de gesloote vreede, te voorschyn koomen: onder anderen, De Vreepylaar der vrye Nederlanden, door den uitneemenden Hollandtschen Ga naar margenoot+Dichter Joost van den Vondel: en Bellone aan bandt, door Johannes Ga naar margenoot+Antonides gedicht: De vreede en vryheit, door een Heer van grooten geest en geleerdtheit, die zyn naam uitdrukte met de letteren van A.P.R.B. Ga naar margenoot+Ook noch etlyke andere gedichten, door de Heeren Pieter de Groot, Justus Turcq, Jakob Westerbaan, Heer van Brandtwyk, Volkert van Osterwyk, en andere, ten deele in 't Latyn, en ten deele in 't Hollandtsch geschreeven. Ook gaf korts daarna de geleerde Jacobus Lydius, Predikant Ga naar margenoot+te Dordrecht, zyn Belgium gloriosum, dat is, 't Verheerlykt of verhooght Nederlandt, eerst in 't Latyn, en daarna in 't Nederduitsch, aan den dagh, in 't welk de geringe opkomst, schielyke voortgangk, en heerlyke wasdom van den Nederlandtschen Staat, de gelukkige uitkomst der uitgevoerde oorlogen, te lande en ter zee, ook de leste overwinning by Chattam, en de vreede daar op gevolght, naar waarheit werdt voor oogen gestelt: niet zonder de Nederlandtsche Helden, en Admiraalen, inzonderheit de Ruiter, ook de twee Heeren de Wit, daar in te gedenken, en hunnen lof op te haalen: met verdere aanwyzing van den gelukkigen staat daar zich 't vaderlandt toen in vondt; en, ten besluite, 's Landts ingezetenen vermaanende de deughden, daar de Republyk zoo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+groot en maghtigh door was geworden, voortaan te voeden en te koesteren: den waaren godtsdienst te bewaaren, de verkreegene vryheit te handthaven, d'eendraght t'onderhouden, en in vreede altydts op hunne hoede te zyn en te waaken. Daarenboven werdt ook het Verbaal of d'aanteekening van 't gebesoigneerde, of de verrichting des Heeren Kornelis de Wit, Gevolmaghtigde op 's Landts vloot in den jaare mdclxvii, met al de resolutien en brieven, ter zaake dienende, door den druk gemeen gemaakt: ook met noch een byvoeghzel der Latynsche en Nederduitsche gedichten en gedenkschriften, op d'overwinning by Chattam, en de vreede daar op gevolght, geschreeven, ten deele hier boven gemeldt, en ten deele op nieu gedrukt. Door dit alles verhief men dat groote werk ten top der glory, maar 't gaf ook stof tot afgunst Ga naar margenoot+en opspraak. Deeze bevochte, en van zommigen benyde vreede, hadt nu den vryen Staat in zynen voorigen luister ten vollen herstelt, en 's Landts wettige regeering en vryheit bevestight en verzeekert, van binnen en van buiten. Op deeze vreede volgde eerlang het invoeren Ga naar margenoot+en bezweeren van het perpetueel Edict en eeuwighduurende wet, dus luidt den tytel, tot voorstandt van de vryheit, mitsgaders tot conservatie van de eenigheit en van de gemeene ruste van den Lande van Ga naar margenoot+Hollandt en Westvrieslandt: welk Edict den vyfden van Augustus al was vastgestelt, doch eerst in December werdt doorgedreeven, en daarna in trein gebraght. Dit strekte tot mortificatie en vernietiging van het Stadthouderschap, en om alle de Regenten en Magistraaten te verbinden Ga naar margenoot+aan de forme van regeering die toen plaats hadde. Ook volgde op Ga naar margenoot+deeze vreede in 't volgende jaar een nader verbondt met Engelandt, op den voorslagh en 't aandryven van den Ridder Temple, Ambassadeur van zyn Majesteit van Grootbritanje in den Haage: 't welk strekte om den Koning van Vrankryk zyne wapenen in de Spaansche Nederlanden te doen nederleggen. In welk tractaat, dat den drieëntwintighsten van Januarius eerst tusschen den Koning van Grootbritanje en den Staat der Ga naar margenoot+vereenighde Nederlanden werdt geslooten, ook de Koning van Zweeden werdt ingelaaten, daar de naam van de Triple alliantie, of het Drievoudig verbondt, uit ontstondt. De Heeren Staaten, wel voorziende dat die verbintenisse Vrankryk zou konnen verbitteren, en quaade gevolgen naar zich sleepen, begeerden ter zelver tydt, tot hunner verzeekering, zich naauwer met Engelandt te vereenigen, en slooten ten zelven daage met den Ridder Temple noch een defensive alliantie, of verbintenisse, Ga naar margenoot+tot onderlinge bescherminge. Welke twee tractaaten, van zoo grooten gewichte, op een ongewoone wyze, met het hooghste geheim, in vyf daagen tydts, door den vlyt van den zelven Temple, en den voornaamsten Bewintsman van den Staat, den Raadtpensionaris de Wit, werden ontworpen, opgestelt en geteekent. Daar op volghde den zeventienden van Februarius noch het sluiten van een tractaat van commercie en marineGa naar margenoot†, van den koophandel en zeezaaken. Door de gemelde Triple alliantie, en d'ernstige bemiddeling daar op gevolght, werdt de Koning van Ga naar margenoot+Vrankryk in den loop zyner overwinningen tegens Spanje gestuit, en Ga naar margenoot+eindelyk te weegh gebraght, dat de vreede tusschen de twee Kroonen Ga naar margenoot+tot Aken werdt geslooten. Hier door heeft men het Spaansche Nederlandt geredt; op dat het een middelmuur bleeve, om de vereenighde Nederlanden tegens de Fransche nabuurschap en maght te verzeekeren. Want men hadt d'onheilen, die daar uit te vreezen stonden, al over lang in 't oogh gehadt; niet alleen ontrent het sluiten der vreede met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Spanje, maar vroeger. 'T is aanmerkelyk dat de vermaarde Hugo de Groot, Gezant van de Koninginne en Kroon van Sweeden, die Fenix der geleertheit, in den jaare mdcxxxix, in zeekeren brief, dien ik gezien hebbe, van den tegenwoordigen Koning Lodewyk den XIV, toen den Dolphyn genoemt, en noch in de wiegh leggende, schreef, Delphinus, dus luiden zyne woorden, nutrices non lassat tantum sed & lacerat. Caveant vicini sibi à tam matura rapacitate. Dat is, De Dolphyn vermoeit zyn voedster niet alleen, maar hy scheurt ze ook. Laat zich de naagebuuren hoeden voor zulk een vroegrype roofgierigheit. Zich tegens dat naabuurschap in verzekering gestelt te hebben door een naau verbondt met Engelandt, en de Triple alliantie, het gevolgh der verkreege vreede, maakte den Nederlandtschen Staat nu ontzaghlyk by alle de gekroonde Hoofden en Moogentheden der geheele Christenheit. Ga naar margenoot+Daar noch by quam, 't geen de Nederlandtsche Republyke meer aanziens gaf, dat men naa 't eindigen van deeze en andere zwaare en kostelyke oorlogen, sedert de Spaansche vreede gevoert, (eerst tegens d'Engelschen onder Kromwel, daarna in 't Noorden tot bescherming van Denemarken, en nu laatst tegens den Koning van Engelandt en den Bisschop van Munster) nu bevondt, dat de Provincie van Hollandt, die in de lasten meest hadt te draagen, ontrent twee millioenen guldens, of twintig tonnen goudts, van haare schulden, of gelden, eertydts op rente genoomen, hadt afgeleit: en dat men geduurende dien tydt een merkelyk getal oorlogscheepen, en daar onder etlyke van de grootste soorte, ontrent 160 voeten lang, en 42 voeten wyt, hadt aangeboudt, en dat men etlyke duizenden stukken metaal geschuts, heele en halve kartouwen, ook van kleender soorte, hadt laaten gieten: en zich daar door te meer ontsaghlyk gemaakt by allerley vyanden. Hier op volgde zoo groote voorspoet in de zeevaart en neering van 's Landts ingezetenen, dat men in veele jaaren geen gelukkiger tyden hadt beleeft. Doch 't en leedt geen vier jaaren of de dingen naamen een keer, en het radt van 't geluk en ongeluk draaide naar onzen ondergang, en maakte den Staat tot een leerzaam voorbeelt van de wisselvalligheit der menschelyke zaaken, gelyk te zyner tydt staat te melden. Dees korte uitweiding diene alleenlyk om 't beloop en de verandering der tyden en zaaken kortelyk aan te roeren. Ga naar margenoot+De L. Admiraal de Ruiter, wiens geschiedenissen nu verder staan te verhaalen, hieldt zich nu t'Amsterdam in zyn huis, op 't Waals eilandt, aan den oever van 't Y, daar hy den tydt van drie jaaren rust te van al de gevaarlyke zeetochten, die hy dertien of veertien jaaren naa elkanderen, ten dienst van 't vaderlandt, gelukkelyk en met eere hadt uitgevoert. Hier werdt hy van d'ingezetenen aanschout en aangemerkt als de vuist des vaderlandts, daar Godt den Staat door hadt gezegent, en met overwinning en vreede gekroont. By d'uitheemschen was de glory van zyn naam zoo groot geworden, dat te bevraagen staat, of in luister van vermaardtheit en deught ooit man van zyn' soorte ter werelt zoo hoogh gesteegen zy. Groote Koningen, Vorsten en allerley treffelyke persoonaadjen spraaken loffelyk van zyn beleidt en dapperheit, in zoo veel zeetoghten Ga naar margenoot+betoont. Maar dees groote man bleef by zich zelven kleen, en hoe hoogh hy van anderen verheven wierdt, hy hieldt zich even nederig, zeedig en burgerlyk. Al was hy nu tot de waardigheit van L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt opgeklommen, en van groote Koningen verheven tot den Adelyken en Ridderlyken staat, men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zagh echter in hem geen teeken van grootsheit, noch verandering in aanschyn of gelaat, en hy bejegende elk met de zelve minzaamheit en meewaarigheit, als hy deede toen hy noch Schipper of Stuurman was. Ook zagh men de zelve nedrigheit en zeedigheit ontrent zyn gewaadt, gevolg en huis. Dit schryvende kan ik hier niet naalaaten te verhaalen 't geen de Ridder Willem Temple, te deezer tydt Ambassadeur van den Koning van Grootbritanje in 's Gravenhage, desaangaande in zyne Aanmerkingen over de vereenigde Nederlanden betuight. Spreekende in dat Ga naar margenoot+schrift van 't geen den Staat groot maakte en deedt toeneemen, telt hy onder d'oorzaaken van haaren opgangk ook de nedrigheit en zedigheit der Magistraaten, en beroept zich op het voorbeelt van twee groote mannen, die ik niet van een kan scheiden, om dat ze de Ridder Temple by een voeghde: te weeten, den L. Admiraal de Ruiter en den Raadtpensionaris de Wit. Ik zal zyn eigen woorden gebruiken. De nedrigheit en zeedigheit, zeit hy, was zoo groot, dat van de twee aanzienlykste persoonen die in mynen tydt in hooge bedieningen waaren, de L. Admiraal de Ruiter en de Raadtpensionaris de Wit, (den eenen by d'uitheemsche volken geacht voor zoo groot een' Zeeheldt, en den ander voor zoo groot een' polityk als eenigen in hunne eeuwe) ik den eersten hebgezien zoo slecht gekleedt gaan als een gemeen Zeekapitein, en niet meer dan met eenen knecht achter hem, en nooit in een karos. Wat zyn huis en huishouding belanght, dat was van buiten niet kostelyker van aanzien, noch van binnen heerlyker opgetooit, noch zyn tafel dien hy hieldt niet overdaadiger dan die van eenen gemeenen koopman of winkelier in de stadt daar hy woonde. Aangaande den Raadtpensionaris de Wit, die in de Regeering vry veel gezaghs hadt, de gantsche sleep en kostelykheit zyner huishouding ging gantsch eenpaarigh met d'andre Gedeputeerden en Bedienaars van den Staat, zyn kleeding was staatig, slecht en burgerlyk, zyn tafel voor zoo veel als diende tot gerief van zyn huisgezin, of voor een' vriendt: zyn trein (behalven de Commisen en Klerken, die men voor hem, dicht aan zyn huis, in dienst hielt ten kosten van 't gemeen) was slechts een eenig persoon, die alle geringe diensten tot zynent in huis verrichtte: en zullende zyn ceremoniele visiten afleggen, sloeg die dienaar een slechte levryrok om 't lyf, en paste buitens huis op zyn karos. Maar by andere gelegentheden zagh men hem gemeenlyk te voet, en alleen over straat gaan, gelyk als een van de slechtste burgers Ga naar margenoot+van den Haage. Ook verhaalt men dat de Prins van Monte Sarchio, een der Admiraalen ten dienste des Konings van Spanje, op een tydt t'Amsterdam koomende, terwyl de L. Admiraal de Ruiter zich daar ophielt, en naar zyn huis vraagende, om hem te bezoeken en te begroeten, hem in een groot palais dacht te vinden, dat eenige overeenkooming zou hebben met zyn hooge bediening en den luister van zynen doorluchtigen naam. Maar in zyn huis koomende stondt hy als voor 't hooft geslaagen, en buiten zich zelven, ziende dat zoo groot een Admiraal en zeeheldt, den vaderlande zoo meenighvuldige en groote diensten hebbende gedaan, in zulk een burgerlyke wooning, die niet uitstak boven de huizen zyner buuren, slechts amptelooze burgers of gemeene koopluiden, zyn verblyf hadt, en daar als een burger met zyn Ga naar margenoot+gezin leefde. Maar die nedrigheit en burgerlykheit verhief hem te hooger in d'oogen van alle verstandigen. Zyn verder leeven verstrekte den burgeren een spiegel van allerley Christelyke deughden, jegens vrienden heusch, jegens vreemden vriendelyk, jegens ellendigen meedoogendt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en inzonderheit godtvruchtig in al zynen wandel: vindende zyn hooghste vermaak in de kerken en in 't hooren van stichtelyke predikatien, niet alleen des Sondaghs, maar ook in de week. Den meesten tydt van den dagh besteede hy in 't leezen der heilige Schriften, en men zagh hem zelden andere boeken in de handt hebben. Zomtydts zat hy uuren lang by zyne huisvrouwe en een nicht, terwyl ze met linnen te naaijen bezich waaren, en las haar eenigh capittel uit het goddelyk woordt met luider stemme voor; of zong met haar eenige Psalmen: hebbende de bequaamheit van vry wel te zingen, en een goede stem. Voorts onthieldt hy zich van alle quaadt gezelschap, en toonde zich een groot vyandt te zyn van dronkenschap, en andere overdaadigheit: zich vernoegende met gemeene burgerlyke en zeemans spyze. Dus braght hy zyn tydt geduurende de vreede door, wenschende dat ze lang moght duuren; op dat hy zyne oude daagen (want hy bereikte nu den ouderdom van eenentsestig jaaren) gerustelyk en godtvruchtelyk moght ten einde brengen. De L. Admiraal de Ruiter hadt noch niet lang t'Amsterdam in stilte geweest, of de Viceadmiraal Sweers quam uit Spanje met vyf oorlogscheepen, die etlyke koopvaarders, die veel zilver in hadden, tot geley dienden. Dees was iet ongewoons, zoo hy verstondt, van d'Engelschen ontmoet, dat hy de Raaden ter Admiraaliteit t’Amsterdam aandiende. Waar op goedtgevonden werdt, dat de Heer de Ruiter het wedervaaren van Sweers in den Haage aan de Gedeputeerden van hunne Hoog. Moog. tot de zaaken van de zee zou bekent maaken. Ga naar margenoot+Hier op den tweeden May met den Heere van Ommeren en andere Gedeputeerden, in den Haage, in gesprek getreeden, verhaalde hy, ter begeerte van de gemelde Raaden ter Admiraaliteit, Dat de Viceadmiraal Sweers by 't einde van 't Kanaal, ontrent Lezart, den Heer Thomas Allen, Viceadmiraal van Engelandt, met eenige Konings scheepen hadt ontmoet, en den zelven met het stryken van zyn vlagge en het schieten van eerschooten hadt gesalueert. Waar op de gemelde Allen alleen met eerschooten hadt geantwoordt: en de Viceadmiraal Sweers toen zyn vlagge ophyssende, en weer laat ende waaijen, zoo werdt hem uit den naam en van weegen Allen aangezeit, dat hy Sweers, onaangezien de gedaane salutatie, zyn vlagge moest inhouden zoo lang hy by Ga naar margenoot+de vlagge van Engelandt zou zeilen. Naa overleg van zaaken werdt Ga naar margenoot+beslooten, dat uit den naame van hunne Hoog. Moog. in zeer ernstige termen aan de Heeren Meerman en Boreel, hunne Ambassadeurs in Engelandt, zou worden geschreeven, om het voorschreeve gepasseerde den Koning bekent te maaken, ten einde dat ordre geliefde te stellen, dat diergelyke nieuwigheden niet meer moghten worden gepleeght. Naa 't afgaan van dien brief ontfingen hunne Hoog. Moog. zeekeren brief van de gemelde Heeren Ambassadeurs, welks afschrift by hunne Hoog. Moog. werdt gezonden aan den Heere de Wildt, Secretaris van d'Admiraaliteit t'Amsterdam, met last, om zich by oude en ervarene Kapiteinen, en andere meerdere en mindere Officieren, te laaten informeeren, hoe het zich t'anderen tyde hadt toegedraagen, als vlooten of esquadres van Engelandt en die van deezen Staat met den anderen hadden gezeilt en eenen koers genoomen, ten regarde van het stryken van de vlagge, en het salut en contresalut, en hunne Hoog. Moog. daar van naaukeurig Ga naar margenoot+bericht te laaten toekoomen. Met eenen zonden hunne Hoog. Moog. ook een afschrift van dien brief aan den L. Admiraal de Ruiter, met gelyke last, van zyn ondervinding, en 't geen aangaande dat salut en con- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tresalut Ga naar margenoot+tot zyne kennisse moght zyn gekoomen, zoo verre zyn geheugenis gedroeg, en hy wyder uit anderen zou konnen verneemen, aan hunne Hoog. Moog. bekent te maaken. De brief der Heeren Ambassadeurs, straks gemeldt, was te meer aanmerkelyk om eenige woorden van den Heer Arligton, die daar invloeiden, met een ronde belydenis ter eeren van den Staat, ter zaake van de bevochte vreede, en luidde van woordt tot woordt, gelyk volght. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[11 Mei 1668]Hooge Moogende Heeren,
Ga naar margenoot+U Hoog. Moog. missive van den derden deezes, spreekende van 't geene den Viceadmiraal Sweers in het Kanaal nu jongstmaal voorgekoomen is geweest, is ons op den achtsten dezer wel geworden, ende hebben vervolgens gemeent, dat de circumspecte maniere om die tedere zaake wel te beginnen deeze behoorde te zyn, namentlyk, dat wy niet alleen de peremptoire redenen, die voor het contrasalut militeren, voor eerst en voor al aan Milord Arlington krachtelyk zouden representeren, maar dat wy ook byzonderlyk ende boven al insisteren zouden op de onlydelykheit van de proceduren van den Viceadmiraal Allen, met de welke hy de voornoemde Sweers op een ongehoorde, immers aan ons tot noch toe onbekende maniere geobligeert hadde, om zyn Viceadmiraals vlagge niet wederom te laten waaijen, geduurende dat den voornoemden Allen en de voorschreeve Sweers by den anderen gezeilt hadden, als schynende dat te presupponeren een dependentie ende subjectie van een vrye en souveraine Staat, en dat noch in een element, dat, naa het bekende volkeren recht, aan alle natien even vry is. Wy hebben dan, ten fine als vooren, de aldereerste bequaame occasie daar toe geëmployeert; Ende heeft den voornoemden Milord ons daar op gelieven te gemoete te voeren, dat hy van het voorschreeve gepasseerde geen gewach ter werelt noch hadde hooren maaken: maar dat hy ons wel konde zeggen, dat, zoo die zaake een nieuwigheit was, dat daar inne reparatie zoude werden gedaan; maar zoo het altydts ende altoos zoo was gepractizeert, dat hy meenende dat het tractaat in dezen dan decisoir zoude zyn, als zynde dat gepasseerde, mitsgaders het niet doen van 't contrasalut, een gedeelte ende dependentie van het salut zelfs, ende dat in zulken gevalle zyn Majesteit daar van tegens de gewoonte en practique aan, al was de reden noch zoo palpabel, daar voor niet en zoude konnen relascheren, ofte toegeeven, bezonderlyk niet in deezen tydt, dat het geluk van de wapenen van de vereenighde Nederlanden de vreede uitgevrocht hadde op een maniere die voor Engelandt de alderhonorabelste niet en was geweest: jaa zelfs, dat hy vertroude, dat, al wilde in zulken geval zyne Majesteit aan de instantien van den Staat wat toegeeven, dat hy zoodanige krachtige oppositien by yder een alhier zoude rencontreren, die niet te surmonteren ofte te boven te komen zouden zyn: Ende vraaghde zyn Ed. ons daarom, of wy hem ook eenige informatien, over het geene in gelyke zaaken van vlooten, met den anderen eenen koers neemende, ende nevens malkanderen zeilende, t'anderen tyde moghte zyn voorgevallen, konden suppediteren, alzoo hy niet en, wiste wat het voorgaande gebruik daar ontrent hadde mede gebraght; doch alzoo wy dat niet doen konden, heeft zyn Ed. ons zeer serieuselyk verzocht, dat wy ons daar op eens grondelyk wilden informeren, en als dan de voorschreeve zake met fondament weder op het tapyt brengen: Wy hebben gezeght, dat wy niet en vertrouwden dat ooit zoude | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+blyken, dat de vlooten van den Staat diergelyke verongelykingen, van de vlagge zoo lange onopgestreeken te hebben moeten houden, aangedaan waaren; ende als het ooit geschiet zoude mogen zyn, dat zoodanige actien niet als voor notoir gewelt, ende attentaten die niet gevolght maar gerecht zouden dienen te werden, zouden moeten werden aangezien: maar dat wy echter dies niet tegenstaande alle mogelyke informatien zouden trachten te doen beleggen, ende aan zyne Majesteit en des zelfs hooge Ministers ter handen te stellen. 'T welk te gemoet ziende, zoo de voorschreeve informatien anders t'onzen voordeele te bekoomen zouden zyn, zullen wy Godt almaghtig bidden,
Hoog. Moog. Heeren, &c. Londen den 11 May 1668. geteekent J. MEERMAN, JOHAN BOREEL.
Wat antwoordt en bericht de L. Admiraal de Ruiter aan de Heeren Staaten, belangende zyne ondervinding van dat stryken der vlagge, en het salut en contresalut, in zulk geval van zaaken, te dier tydt heeft toegezonden, is my niet gebleeken. Maar 't is zeeker dat hy 't geen den Viceadmiraal Sweers van Allen was bejegent hieldt voor t'eenemaal Ga naar margenoot+ongeregelt, ongehoort en uitspoorig. Voorts kan men in de Historie van Aitzema zien, wat de Heeren Ambassadeurs, Meerman en Boreel, op dat stuk aan zyn Majesteit van Grootbritanje voorstelden, op dat daar ontrent een vaste voet en ordre beraamt moght worden. Ook werden Ga naar margenoot+daarna by den Heer de Ruiter en andere Hooftofficieren, te Rotterdam, daar ze toen by een waaren, twee verklaaringen gegeeven, en onderteekent, meldende d'eene hoe de vlaggen van deezen Staat en Engelandt elkanderen in den jaare mdclxii hadden gesalueert en geresalueert voor Algiers, en d'andere hoe zulks in den jaare mdclxiv was geschiedt voor Mallaga. Welke verklaaringen ik noodig heb geacht, om 't gewicht en 't gevolg der zaake, hier in te voegen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[9 Juni 1668]Ga naar margenoot+Wy ondergeschreeven L. Admiraalen, Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Aart Janszoon van Nes, Jan Korneliszoon Meppel, en de Viceadmiraal Johan de Liefde, verklaaren en attesteren hier mede waar ende waarachtigh te zyn, dat wy in den jaare 1662. in de maandt November, met een esquadre 's Landts scheepen, navigeerende in de Middelandtsche zee, ende voor de stadt Algiers in Barbaryen ten anker leggende, onder 't commandement van den voornoemden L. Admiraal de Ruiter, handelende aldaar, uit den naame en van wegens den Staat der vereenigde Nederlanden, met de Regeeringe van de gemelte stadt van vreede, op den zestienden des zelven maandts, zynde de dagh dat wy de voorschreeve vreede geslooten hadden, uitter zee naar ons toe hebben zien koomen een considerabel gros oorloghscheepen, in dienst van den Konink van Grootbritanje, waar over het commandement ende de vlagge van bovenen voerde Sr. Johan Lauson, koomende doen jongst van Tripoli de Barbarie, alwaar de vreede, uit den naame van den hooghstgemelten Konink, met de Bassa en de Regeeringe hadde vernieuwt: maar overmits het stil wierde, zoo zyn zy eerst des anderendaaghs 's morgens by ons ter reede verscheenen, ende door den voornoemden L. Admiraal de Ruiter verwellekomt, ofte gesalueert, met het schieten van elf kanon schooten; ende de dankzegginge, ofte resalutatie, is daar op door den voornoemden Sr. Lauson op gelyke wyze gedaan, zon- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Ga naar margenoot+dat van d'een of d'ander zyde eenige vlagge gestreeken, of eenige andere ceremonie gebruikt is geworden, als reciproquelyk, door het afzenden van eenige Officieren met haare chaloupen aan wederzydts boorden, malkanderen te doen betuigen alle civiliteit ende vriendtschap, waar naa wy ook op den vyfentwintighsten daar aan volgende aldaar van haar in gelyker maniere gescheiden zyn, als goede vrienden toestonde en behoorden te doen: allegeerende voor reden van weetenschap, dat wy doenmaals alle onder 't voorschreeve esquadre hebben geresorteert, ende zulks in de voorschreeve actie zyn present geweest, ende de voorschreeve salutatie ende resalutatie met eigene oogen gezien ende met ooren gehoort te hebben, presenteerende 't zelve ten allen tyden, des noodts, ende daar toe verzocht wezende, te renoveren, ende met solemneelen eede te sterken: t'oirkonde der waarheit hebben wy deposanten deeze met onze gewoonlyke handtteekeninge bevestight, in Rotterdam den 9 Juny 1668.
Ende was onderteekent Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Aart Janszoon van Nes, Jan Korneliszoon Meppel, en Johan de Liefde. Onder stondt, In kennisse van my ondergeschreeve Secretaris, en geteekent J. ANDRINGA.
De bovenstaande actie hebben mede by gewoont deeze onderstaande Officieren, zynde op dato noch alle in 't leven, De Heer L. Admiraal Adriaan Bankert. Viceadmiraal Isaak Sweers. Schoutbynacht Willem van der Zaan. Kapitein Jakob Korneliszoon Swart. Ga naar margenoot+Wy ondergeschreeve L. Admiraalen, Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Aart Janszoon van Nes, Jan Korneliszoon Meppel, Viceadmiraal Johan de Liefde, ende Schoutbynacht Jan van Nes, alle Hooftofficieren van de vloote der vereenighde Nederlanden, verklaaren ende attesteren hier mede waar ende waar achtigh te zyn, dat wy in den jaare 1664. met een gros 's Landts scheepen, onder 't commandement van den voornoemden L. Admiraal de Ruiter, navigerende in de Middelandtsche zee, op Maandagh den 18 Augusti, met het voorschreeve gros, en eenige by hebbende koopvaarders, uit de Oost zyn koomen zeilen naar de reede van de stadt Malaga, met voornemen omme van daar noch eenige andere Nederlandtsche koopvaardyscheepen af te haalen, ende door het naauw van Gibraltar te geleiden, alwaar ook ten anker hebben vinden leggen een esquadre van elf Engelsche Konings scheepen, waar over het commandement ende de vlagge van bovenen voerde den Viceadmiraal Sr. Johan Lauson, tusschen de welke ende de gezeide stadt wy onze ankers mede in de grondt hebben gesmeeten, ende heeft den voornoemden L. Admiraal de Ruiter de gemelte Engelsche vlagge met elf kanonschooten gesalueert, waar op door den voornoemden Sr. Lauson wederomme met het zelfde getal van kanonschooten is geresalueert, zonder dat van d'een of d'ander zyde eenige vlagge gestreeken, of eenige andere ceremonie gebruikt is geworden, als dat deeze voornoemde Opperhoofden malkanderen reciproquelyk door haare Kapiteinen aan boordt de visite ende contrevisite hebben doen geeven, ende uitterlyk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alle heusheit ende vriendtschap betoont ende beweezen, ende des anderendaaghs 's morgens vroegh is het gemelte Engelsche esquadre t'zeil gegaan, ende hebben ons aldaar ter reede gelaten: allegerende voor reden van wetenschap, dat wy doenmaals alle in de voorschreeve actie zyn present geweest, ende de voorschreeve salutatie ende resalutatie met eigene oogen gezien, ende met onze ooren gehoort te hebben, presenterende 't zelve ten allen tyden, des noodt, en daar toe verzocht wezende, te renoveren, ende met solemneelen eede te sterken: t'oirconde der waarheit hebben wy deposanten dezen met onze gewoonelyke handtteekeninge bevestight in Rotterdam den 9 Juny 1668.
Ende was onderteekent Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Aart Janszoon van Nes, Jan Korneliszoon Meppel, Johan de Liefde, en Jan van Nes. Onder stondt, In kennisse van my ondergeschreeve Secretaris, en was geteekent J. ANDRINGA.
De bovenstaande actie hebben mede bygewoont deeze onderstaande Officieren, zynde op dato noch alle in 't leven, De Heer Viceadmiraal Isaak Sweers. Viceadmiraal Enno Doedes Star. Schoutbynacht Willem van der Zaan. Kapiteinen Leendert Haaxwandt, Hendrik Adriaanszoon, Jakob Korneliszoon Swart. Weinig tydts te vooren verheughde zich de L. Admiraal de Ruiter over de vordering van zynen eenigen zoon Jonker Engel de Ruiter, die, Ga naar margenoot+nu negentien jaaren oudt min eenentwintig daagen, den elfden van April, in de plaats van den overleeden Kapitein Henrik Gotskens, by 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amsterdam tot vast Kapitein werdt gekooren, en den dertienden, ten dien einde, in handen van den Heere Ga naar margenoot+Reede van Renswoude den gewoonelyken eedt afley. Men gaf hem een nieuw fregat, genoemt het Wapen van Leyden, gemonteert met...... stukken, en bemandt met tnegentigh koppen, met last om zich naar Engelandt te begeeven, en den Heer Ambassadeur Johan Meerman af te Ga naar margenoot+haalen. Hy quam den elfden van Julius voor Gravesande op den Teems ten anker. Van daar nam hy zyn reis over landt naar Londen, daar hy aan 't Hof met veel betoogh van beleeftheit door de Grooten werdt ontfangen. Ga naar margenoot+Hy ging, met den Heer Meerman, den Koning, de Koninginne, den Ga naar margenoot+Hartogh en Hartoginne van Jork, Prins Robbert en den Grootkamerling begroeten, en werdt van den Generaal Monk, den Heer Temple en Mylordt Craven met groote heusheit onthaalt. Elk zocht des vaders groote oorlogsdeughden en heldendaaden in deezen zoon, zyn levendig afbeeldtzel, t'erkennen en te vereeren. Met dat ooghmerk Ga naar margenoot+werdt hy den eersten van Augustus door den Koning, met de gewoonlyke ceremonien en pleghtigheden, Ridder geslaagen, en zeer goedertierentlyk Ga naar margenoot+en gunstig bejegent, waar op hy ten zelven daage naar Gravesande vertrok. Hier eenige daagen door tegenwindt opgehouden wordende, Ga naar margenoot+begaf hy zich onbekendt naar Rochester en Chattam, daar hy de scheepen en werven bezichtighde, en d'afgebrande wrakken van 't verleeden jaar in de dokken zagh leggen. Den negenden met den Ambassadeur Meerman t'zeil gaande, quam hy den elfden voor den Briel. Niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+lang daar na, in den jaare zestienhonderdt en negenentsestigh, begeerde de Koning van Denemarken, Frederik de derde, die voor deezen den Heer de Ruiter met d'adelyke waardigheit hadt vereert, zyne afbeelding. Zyne Majesteit was noch indachtig wat groote diensten hem die Zeeheldt ontrent Funen en elders hadt beweezen, en 's mans achtbaarheit was door de leste zeetochten en heldendaaden noch grooter in 's Konings Ga naar margenoot+oogen geworden. De L. Admiraal de Ruiter, zyn Majesteits begeerte niet dervende tegenstreven, liet zich uitschilderen, en zondt de schildery naar Koppenhagen, daar ze door den Admiraal Koert Sievertszoon Adelaar aan den Koning (in 't byzyn der Koninginne en veele Rysraaden en Hofedelen) werdt overgelevert. Zyn Majesteit ontfing het tafereel met geen kleen genoegen en vreugde, zeggende, dat het, Ga naar margenoot+uitneemendt wel gelykende, hem ten hooghsten behaaghde, en dat hy lang hadt verlanght om de beeltenis van zoo groot een' Zeeheldt te moogen aanschouwen, en zyn persoon, deughden, daaden en diensten daar by te gedenken. Ook toonde de Koning en de Koningin te dier tydt met veele ernstige en vriendelyke betuigingen, ten aanhooren van den Admiraal Adelaar en veele Grooten, dat ze den Heer de Ruiter met een teedre genegentheit beminden, en dat ze bereidt waaren dat by alle gelegentheden aan hem en de zynen met 'er daadt te betoonen. Geen minder gunst vondt hy ook, naa 's Konings overlyden, by zynen zoon en navolger in 't ryk, Koning Christaan den vyfden, die in den jaare Ga naar margenoot+mdclxx, op zyn verzoek, zyn huisvrouwen voorzoon, Kapitein Jan Ga naar margenoot+Pauluszoon van Gelder, en zyne naakoomelingen, het recht van adeldom schonk, en een adelyk wapen vereerde: een eere daar zommigen in Denemarken wel veertig of vyftig duizendt ryksdaalders voor uitloofden, zonder daar toe te konnen koomen. In dat zelve jaar was de Heer Koenraadt van Beuningen als Ambassadeur naar Engelandt gezonden, om 't belang van den Staat aldaar waar te neemen. Hier leggende, en met d'Engelschen in handeling getreeden, aangaande de middelen die men wederzydts stondt aan te wenden om de roovers van Algiers te bedwingen of in te toomen, begeerde daar over de Heer de Ruiters antwoordt op eenige vraagen, hem tot dien einde met een brief toegezonden. Het antwoordt dat hy daar op schreef is leezens waardig; en kan ook in de volgende tyden tot bericht dienen ontrent dit gewichtig stuk, en 't beveiligen der Straatsche vaart. Het luidt dan als volght.
Weledele gestrenge Heer,
Ga naar margenoot+‘In gevolge, ende tot voldoeninge van de begeerte van Uwe Excellentie, ende het briefjen dat ik met de laatst voorgaande post aan de zelve by provisie hebbe af gezonden, dient deezen ten principalen (onder verbeteringe) tot antwoordt op de vragen in ordre, gelyk uwe Excellentie my die in desselfs missive van den 20 Juny lestleden, uit Londen geschreeven, heeft belieft voor te stellen. ‘1. Dat die van de stadt ende het Koninkryk van Tunis de vreede, die ik uit den naame ende van wegens haare Hoog. Moog. 1662. daar mede hebbe geslooten, tot noch toe hebben geobserveert; ende dat conform den inhoude van het tractaat, tusschen deezen Staat ende die van Salé daar te vooren opgerecht, (voor zoo veel my bekent is) de ingezetenen dezer Landen aldaar noch worden gehandelt. ‘2. Vertrouwe dat die van Algiers nu ter tydt effectivelyk hebben, ende in zee konnen brengen de nombre van 32 a 34 roofscheepen en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+fregatten, waar van 18 gemonteert zyn van 40 tot 38, 36, 34, 32 en 30 stukken, en de resterende van 28, 26, 24, 22, 20, 18, 16, 12 en 10 stukken, behalven de galeyen, die in den jaare 1664. doen ik jongst daar was, 6 in 't getal waaren, dewelke mede met eenige zwaare stukken kanon ende bassen zyn voorzien. ‘Dat tot Tunis 1662. acht diergelyke scheepen en fregatten waren, gemonteert van 32 tot 30, 24, 18 en 16 stukken; maar ben bericht dat sedert het getal vermeerdert is tot 12 a 14 scheepen, waar onder twee zyn die yder 40 stukken voeren, hebbende noch daarenboven ook vier galeyen. ‘Dat die van Tripoli in den voorschreeven jaare 1662. mede acht kapitaale scheepen hadden, daar van den Admiraal lank was 142, ende wydt 43 hollandtsche voeten, ende gemonteert met 56 stukken en 26 metaale bassen, den Viceadmiraal met 50 stukken en 20 dito bassen, den Schoutbynacht 46 stukken, bassen naa proportie, ende zoo de reste vervolgens, behalven dat ik geloof dat dit voorschreeve getal nu ook al is vergroot. ‘Alle drie de voornoemde steeden hebben abundantie van volk, zoo van Turken als Mooren, behalven de Renegaden ende Christenen slaven, die van verscheiden natien daar by worden gevoeght, voornamentlyk om de zeilen ende het geschut beneffens de Mooren te helpen manieren, gelyk zy dan ook haare scheepen ongelyk sterker bemannen als eenigh Christen Potentaat die ik weet; maar als het haar daar aan eenighzins zoude moogen ontbreeken, dat zoude moeten wezen in de zoomer, als wanneer zy jaarlyks gewoon zyn, specialyk die van Algiers, haare soldatesque te velde te employeren, omme de contributien van de Laribossen ende Mooren op te haalen, terwyle haar vruchten noch in 't veldt staan, ende als dan is ook haare equipage ter zee altydt op het geringhste, anderszins houden zy doorgaans haare geheele maght in employ, maar eenige werden gebruikt tot assistentie van den grooten Heer, andere naa de Levant te koopvaardy, ende de rest op de kaap, dewelke dan op verscheide tyden weder binnen koomen, over zulks kan ik het getal van die op de roof alleen werden uitgezonden niet pertinent begrooten, maar stelle die circum circa op twee derde parten van haare geheele macht, gelyk zy nu ontrent deeze tydt ook wel in zee gehadt hebben. ‘3. Zoude ik van gevoelen zyn, dat het genoeghzaam onmoogelyk is de scheepen van die van Algiers achter haare moelje te ruineren, het welke in den jaare 1655. met acht oorlogh- en twee brandtscheepen van dezen Staat, by my ook te vergeefs is getenteert, niet tegenstaande dat wel anderhalf etmaal daar ontrent lagen, om de zaake te effectueren, maar door stilte waaren genoodtzaakt genoeghzaam binnen een kanonschoot van de voorschreeve moelje te moeten blyven leggen, zonder nader te konnen komen, en hebbe als doen ende op naavolgende tyden geobserveert, dat alle scheepen ende vaartuigen, die uit ter zee koomen, ende achter de moelje van Algiers begeeren te zyn, den meesten tydt van 't jaar, als zy onder de loute van de stadt koomen, die door deszelfs hooghte veroorzaakt wordt, een groote musketschoot van de voorschreeve moelje in calmte vervallen, en moeten dan verder, met boots of chalouppen voor de boegh, hun naa binnen laten boeghseeren, ofte met haare werptuigen naar binnen korten, 't welke uwe Excellentie wel kan oordeelen dat traagh | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en langhzaam moet toegaan, ende dat tegens een stadt aan die zoo wel met kasteelen ende geschut is voorzien, behalven dat door dit langh zammelen die van de stadt tydt winnen, om, met het spannen van ketenen, ende leggen van vlotten, als anderszints, hun op haare defensie te voorzien, in gevalle zy zulks te vooren niet en hadden gedaan, door dien men haar te onverwacht op den hals moghte weezen gekoomen, het welke dan ook in den jaare 1662. tot myn leetweezen, mede hebben ondervonden den Heere Grave van Sandwits, ende andere vaillante Officieren, weezende in dienst van zyn Majesteit van Grootbritanje; want ik wensche van herten, dat diergelyk dessein, door de maght van eenigh Christen Potentaat ondernoomen, met beter succes magh werden uitgewerkt, als Godt almachtigh my daar ontrent heeft believen te verleenen. ‘4. Ben ik van sentiment, dat het bezet houden van de stadt Algiers te water, het geheele jaar deur, met groot prykel gemenght is, door dien de scheepen in de winter, wanneer de winden uit den Noorden, Noordtoosttenoosten, ende Oostzuidtoosten zeer sterk waaijen, ende, de zee grof doen aanschieten, aldaar een botte lagerwal hebben, ende daar uit te verwachten de zwarigheden welke die van Algiers 1662. in de maandt van December zelfs hebben gevoelt, met het verlies van 14 van haare roofscheepen, ende 7 prinsen, te zaamen eenentwintigh, die zoo voor als binnen de moelje, door styve Noordtoostelyke windt, zyn gebleeven. ‘Maar genoomen dat men dit prykel over het hooft zagh, de schaade daar uit te verwachten hazardeerde, ende die van de stadt Algiers door een lange blocade constringeerde tot het sluiten van eenigh contract van vreede, zonder haar in haare navale maght te hebben beschaadight, zoo en zullen zy hun daar aan niet langer houden gerestringeert, ofte gebonden, dan tot dat zy de handen wederom ruim hebben, ende haare advantagie zien, gelyk daar van de preuves aan Vrankryk, Engelandt, ende deezen Staat, evidentlyk zyn gegeeven. ‘5. Zoo zoude ik oordeelen, dat met kruissen op de voorschreeve Barbarische roofscheepen haar de meeste schaade zoude konnen werden toegebraght, ende het equipeeren moede gemaakt, observerende, tegens haare wel bezeiltheit van scheepen, dat men onzescheepen, inzonderheit tegens den avondt, wel van den anderen verspreidt, ende met klein zeil laat leggen in 't vaarwater daar men vermoedt dat zyte verwachten zyn, wanneer dan des nachts, of des morgens vroegh, een of meer gewaar worden, zoo maakt men (naar gedaan sein) daar op gelykerhandt jacht, ende op dusdanige maniere hebben wy hun dikmaals diermate in de neep gekreegen, dat zy het over geen van beide boegen konden ontleggen, maar genoodtzaakt waaren met d'een of d'ander van ons te slaan, of tegens de wal te stranden, ende aldus hebben wy veele van die roovers geruineert; waar toe ons ook geholpen heeft de vryheit, by instructie van den Staat gegeeven, dat wy niet en waaren gelimiteert aan een vast district, maar, naa gelegentheit, van plaatze mochten veranderen, omme het vaarwater alomme, zoo veel doenlyk was, te beveilen. ‘6. Wanneer men hier te lande continueert in 't maaken ende doen onderhouden van goede reglementen op de monture ende bemanninge van de scheepen, de Middelandtsche zee bevaarende, het forme- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren Ga naar margenoot+van Admiraalschappen, ende mede geeven van sterke convoyen, even gelyk uwe Excellentie dat belieft voor te stellen, dat ook een zeer goedt werk is, zoo ben ik van gevoelen, dat het de Barbaren in 't eerst wel wat van het gewoonelyke voedtzel zal onthouden, maar merkende dat men door dit middel haar als de keel tracht toe te binden, zoo en twyffele ik ook niet dat zy hun zullen ontzien, volgens de commoditeit die hun de nature geeft, van haare maght te zamen te trekken, esquadres te formeeren, ende daar mede onze convoyen te attaqueeren, ende wat apparentie, als ze zoo sterk koomen, dat zy dezelve niet en zouden vermeesteren, want de tyden van het uit ende t'huis gaan der Christenen scheepen, in de Middelandtsche zee traffyquerende, zyn haar bekendt, ofte konnen daar van altydt kennisse bekoomen; derhalven dunkt my, dat kruissende scheepen de Barbaren meerder ontzagh zullen geeven, en schoon dat die wat kostelyker vallen, zoo blyven de convoyen, dewelke dan zoo zwaar niet behoeven te zyn, geasseureert, ende den Staat ontrent die Barbaren ende andere Potentaten in reputatie geconserveert. ‘7. Dat de Engelsche scheepen, oversteekende van de kuste van America, Terreneuf, de Canarische, Vlaamsche, ende andere daar ontrent gelegen eilanden, om te loopen in de Middelandtsche zee, hun zelven noodtzaakelyk in prykel moeten stellen van de roovers, die hun buiten het naauw van Gibraltar, op hoope van een goede prinse, begeeven ende onthouden, is zeeker, want het vaarwater aldaar te wydt ende te breedt is, ende haare komsten te onzeeker, om de zelve door eenige kruissende scheepen waar te doen neemen, ende in de baay van Kadix of onder Tanger te geleiden, maar een van die beiden op haar eigen risico bekoomen nebbende, zoo lange de vreede tusschen Engelandt ende Spanje standt houdt, anderszins Tanger alleen, zoo zouden zy aldaar konnen verzamelen, goet convoy ofte compagnie afwachten, ende ondertusschen verneemen, hoe, ofte waar dat hun de Barbarische Corsairen onthoudende zyn, ende hun daar naa verder reguleeren. ‘8. Zoo wanneer tusschen deezen Staat ende Engelandt wierde geconcerteert, gelykerhandt offensive te ageren, tot suppressie van de respective Barbarische roovers, in de Middelandtsche zee, of daar buiten grasserende, dat zoude myns oordeels bequamelyk konnen werden geëffectueert met de nombre van 24 van de best bezeilde scheepen ende fregatten, te weeten, 8 gemonteert van 60 tot 50 stukken, 8 van 50 tot 44 stukken, en de resteerende 8 van 40 tot 36 stukken, alle naa behooren bemant ende geprovideert, waar mede ontrent ofte in de Middelandtsche zee gekoomen zynde, zoo en zouden de zelve niet dienen te combineren, ten waare dat het de noot vereischte, maar ieder esquadre een district apart moeten werden geprevigeert, om dat te zuiveren: ende om daar ontrent de onlusten ende jalousien te eviteeren, dat den eenen niet meer advantagie of disadvantagie als den anderen zoude moogen genieten, of werden geverght, zoude konnen werden gestipuleert, naa het verloop van eenige maanden van de voorscheeve districten te verwisselen, ende hier door zoude ik achten dat de Barbaren in 12 a 15 maanden tot reden zouden konnen werden gebraght. ‘Maar in cas het wierde goedtgevonden te zamen maar defensive te gaan, zulks zoude myns oordeels niet wel anders konnen geschie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Ga naar margenoot+dan het tegenwoordigh werdt gepractizeert, namentlyk, dat de koopvaardyluiden van wederzydts natien, onder des eenen of des anderens convoy begeerende te zeilen, daar onder naa vermoogen zullen werden geprotegeert, ende geconduiseert, voor zoo veel den Kommandeur van het convoy zulks buiten prejuditie van de scheepen van zyn eigen natie eenighzins zal konnen doen. ‘9. Hier op meine ik uwe Excellentie in 't voorenstaande zeste articul myner beantwoordinge te hebben gedient, ende hebbe ook dikmaals aan de Heeren van de Regeeringe deezer Landen, daar het occasie gaf, vermaandt, dat de Middelandtsche zee niet buiten kruissende scheepen van deezen Staat en behoorde te werden gelaaten, ten respecte dat zulks zoo wel tot haar eigen prejuditie in tyden ende wylen zoude koomen te strekken, als tot die van de gemeene Christenheit, ende dat het zullen beklaagen wanneer het niet zoo gemaklyk zal weezen te redresseeren, ende dit puir tot ontlastinge van myn gemoedt ende plicht. ‘10. Hier op verklaare ik, gelyk het uwe Excellentie wel gevat heeft, dat het een het ander heeft geholpen, ende gelyk de ingezetenen deezer Landen hebben geparticipeert aan het geluk, dat de Franschen ende Engelschen considerable zeemaghten onlanghs in de Middelandtsche, zee hebben gehouden, zoo hebben die ende andere natien in voorgaande jaaren ook voordeel genooten van de scheepen die aldaar wegens deezen Staat zyn geëmployeert geweest; doch d'Engelschen vreede makende met die van Algiers, gelyk de Franschen hebben gedaan, ende deezen Staat daar mede in oorlogh blyvende, zoo zouden des zelfs ingezetenen ongelyk meerder prykel loopen, als wanneer dat Engelandt resolveerde neffens de vereenighde Nederlanden defensive te gaan. ‘Dit is het waar mede ik uwe Excellentie maar hebbe weeten te dienen, hoopende dat dezelve de goetheit zal believen te hebben van het geene niet wel gevat zoude mogen weezen, naa zyn groot en ryp oordeel, te vergoeden: ende waar ik de zelve in deeze of andere gelegentheit verder kan behulpzaam zyn, ben ik, des vermaandt zynde, altydt bereidt, als zynde, ende blyvende,
Weledele gestrenge Heer, Uwe Excellenties, Ootmoedige Dienaar.
Daar op zagh men een vloot Nederlandtsche oorloghscheepen onder 't beleidt van den L. Admiraal van Gent, en een vloot Engelschen onder den Viceadmiraal Allen, noch den zelven zoomer in de Middelandtsche Ga naar margenoot+zee tegens de roovers van Algiers kruissen, tot dat van Gent met zyn schip, en drie scheepen onder de Kapiteinen Joost Verschuur, Thomas Tobias, en Dirk Schey, zes Turksche roofscheepen van Algiers in 't gezicht kreegen, en vier daagen naajoegen, tot dat ze van vyf Engelsche scheepen, onder Kapitein Bits, werden gestuit, en eindelyk door de Nederlanders, van d'Engelschen trouwelyk geholpen, naa een gevecht van Ga naar margenoot+vyf of zes glaazen, by nacht aan strandt gejaaght, en 's anderendaags verovert en verbrandt, d'overgeblevene Christen slaaven daar eerst uithaalende en verlossende. Het zevende roofschip van Algiers was 't ontzeilt. Te deezer tydt begosten zich weer eenige donkere wolken van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+onlusten en zwaarigheden, eerst ten aanzien van Vrankryk, en daarna Ga naar margenoot+van Engelandt, tegens den Nederlandtschen Staat te vertoonen, die daarna in een schrikkelyken oorlogsstorm uitborsten. De Koning van Vrankryk, zich in zynen toelegh op de Spaansche Nederlanden, door de Triple alliantie, of het drievoudigh verbondt, tusschen Engelandt, Nederlandt en Zweeden, ziende gestuit, nam een groote onwil op tegens de Staatsche regeering, als aangeleit om de Koningen, en hunne onverzaadelyke staatzucht, in te binden. Hy hadt den Nederlanderen zedert eenigen tydt den voet ontrent de zeevaart en koophandel dwars gezet, en met veelerley bezwaarnissen van 't belasten der waaren, en 't vatgeldt, 's Landts ingezetenen gedrukt. Hy liet ook alle middelen aanwenden om de Triple alliantie te verbreeken: poogende alles aan te leggen om Engelandt, en veele andere Vorsten, aan zyn zyde te krygen, en dan de vereenigde Nederlanden gezaamentlyk op het lyf te vallen. De vriendtschap der Nederlanden met Engelandt stondt ook op losse gronden: de spyt van Chattam, en 't belang der zeevaart en koophandel gaf altydts stof tot misnoegen en vyandtschap. Men zondt de Hartoginne van Orleans, zuster des Konings van Grootbritanje, met eenige Fransche Heeren verzelt, in de maandt van Junius, in Engelandt, die men meent dat daar den wegh baanden tot het vernietigen der Triple alliantie, en 't verbondt zedert tusschen Vrankryk en Engelandt, tot naadeel van den Nederlandtschen Staat, geslooten. In 't eindt van 't jaar verstondt men dat de Koning van Vrankryk met een maghtigh leger in de voortydt des volgenden jaars naar Duinkerken zou trekken. De Heer Pieter de Groot, te dier tydt Ambassadeur van deezen Staat in Vrankryk, quam daar over in gesprek met den Maarschalk van Turenne, die tot hem zeide, dat hy hoopte dat de Staat zich in staat van tegenweer zou stellen. Ook zeide de Heer Lionne te dier tydt tegens den Ambassadeur de Groot, dat de Koning tegens de Staaten niet zou doen, maar het tractaat nakoomen. Men begost te Stokholm voor te geeven, dat Zweeden niet gehouden zou zyn deezen Staat by te springen, als Vrankryk die, onder eenig ander voorgeeven dan de Triple alliantie, zou willen beoorloogen. Ga naar margenoot+Daar op volgde, dat men in 't begin des jaars zestienhonderdt eenentseventig, naa dat men vergeefs hadt geklaaght over de belasting der Nederlandtsche waaren in Vrankryk, het inbrengen der Fransche brandewynen en manufacturen in de Nederlanden by plakkaaten Ga naar margenoot+verboodt: met hoope, dat men door dit middel, 't welk tot groot nadeel der ingezetenen van Vrankryk strekte, den Koning tot nader en beter bezinning zou brengen. Voorts werdt beslooten, dewyl men vreesde dat de Koning van Vrankryk met zyn toght naar Duinkerken iet in den zin hadt tot naadeel der Spaansche Nederlanden, een zoomervloot van Ga naar margenoot+een merkelyk getal oorlogscheepen, fregatten en branders, onder 't beleidt van den L. Admiraal de Ruiter, in zee te brengen, en op des Konings beweegingen een waakendt ooge te houden. Ook lieten de Heeren Staaten by den Koning van Grootbritanje ontrent dien tydt aanhouden, om ook, nevens hen, ten dien einde een vloot in zee te brengen, om alzoo gezaamentlyk te ageeren, en de Triple alliantie te handthaven en staande te houden. Maar in Engelandt liepen de gedachten op geheel andere zaaken. In 't einde van May begaf zich de Ruiter naar Hellevoetsluis, om d'oorlogscheepen uit de Maas in zee te brengen, en daarna Ga naar margenoot+d'andere uit Texel en Zeelandt by zich te verwachten. Daarna ontfing hy zyn instructie, of berichtschrift, van de Heeren Staaten, ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaatende Ga naar margenoot+eenige artykelen, daar hy zich, geduurende deeze toght, naar hadt te richten, luidende gelyk volght. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[2 Juni 1671]Extract uit het Register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Martis den 2 Juny 1671. Ga naar margenoot+Is gehoort het rapport van de Heeren Schimmelpenningh, ende andere hare Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, hebbende, in gevolge ende tot voldoeninge van der zelver resolutie commissoriaal van den 23 May lestleden, geconcipieert ende op 't papier gebraght, tot instructie voor den L. Admiraal de Ruiter, ende de verdere hooge ende andere Bevelhebberen over de vloote van de bewuste extraordinaris equipagie, daar op alvooren ingenoomen hebbende de consideratien van den zelven L. Admiraal de Ruiter, ende van den L. Admiraal Bankert, de poincten ende articulen hier naa volgende. Eerstelyk, Dat de gereede scheepen van de respective Kollegien ter Admiraaliteit ten allerspoedighsten, met den eersten bequaamen windt ende weder, haar zullen begeeven uit de zeegaaten deezer Landen tusschen de Maas ende Oostende excluis, om aldaar te vergaaderen ende in te wachten de scheepen die successivelyk door de respective Kollegien derwaarts zullen werden gezonden, om met den anderen te conjungeren. II. Over de voorschreeve vloote werdt als Opperhooft gestelt, omme en Chef te commandeeren, Michiel Adriaanszoon de Ruiter, L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, ende onder de zelve Adriaan van Trappen, gezeit Bankert, L. Admiraal van Zeelandt, den L. Admiraal Aart van Nes, den L. Admiraal Willem Joseph van Gent, Hans Willem van Aylua, L. Admiraal van Vrieslandt; de Viceadmiraalen, de Liefde, Sweers, Kornelis Evertszoon ende Enno Doedes; ende de Schoutenbynacht, Jan van Nes, Jan de Haan, Jan Matthyszoon Vlugh ende Brunsvelt; doch of het gebeurde dat den gemelten L. Admiraal de Ruiter iets menschelyks moghte overkoomen, ofte wel dat hy by ziekte, ofte andere ongelegentheit, het commando over de voorschreeve vloote niet en zoude konnen exerceren, zal by des zelfs afsterven, (des Godt verhoede) of in cas van de voorgezeide ongelegentheit, ofte absentie, de voornoemde vloote, als eerste persoon ofte Opperhooft, commanderen den voornoemden L. Admiraal Aart van Nes: ende by des zelfs overlyden, ongelegentheit ofte absentie, den L. Admiraal van Gent: de voorschreeve vloote by het gemelte Opperhooft te verdeelen, ende onder alzulke esquadres te brengen, als hy zal koomen goedt te vinden. III. De voorschreeve scheepen in 't voorschreeven district een begin van verzamelinge maakende, ende de rest verwachtende, zullen hun by daagh houden onder zeil, ende 's nachts ten anker, de wal in 't gezicht, zoo naa als behoudens zeemanschap zal konnen geschieden, ende door bekommeringe van een lagerwal moetende ruimen, niet verder t'zee loopen als den noodt vereisschen zal, ookterstondt wederkeeren zoo haast als de zelve noodt zal gekoomen weezen te cesseren, exercerende middelerwyle gestadigh haar ophebbende scheepsvolk in scheepswerk ende actien van oorloge, om in alle voorvallen des te bequamer gevonden te werden, ook in alle occasien hun in goedt postuur ende veerdigh houdende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+IV. Ende of, boven vermoeden, moghte gebeuren dat ze, alzoo kruissende aangedaan wierden van eenige scheepen van oorloge, zullen verdacht weezen wel op haar hoede te zyn, maar nochtans zorghvuldelyk vermyden alle actien van hostiliteit, conserverende alleenlyk het respect van den Staat, naar 't ordinaris gebruik van zeemanschap, tusschen geallieerden of neutralen gepleeght werdende; ende of dies niet tegenstaande van de andere zyde eenige hostiliteit moghte werden getenteert ofte gepleeght, 't zy tegens haar, ofte tegens eenige scheepen de ingezetenen van deezen Staat toebehoorende, zullen zich zelve ende de voorschreeve scheepen niet alleen vigoureuselyk defenderen, nemaar d'attaquanten zelve bevechten, veroveren, ofte ruineren, is 't doenlyk, hun daar inne quytende als eer- ende eedtlievende soldaaten ende zeeluiden toebehoort, ende van de zelve respectivelyk werdt verwacht. V. Zullen mede, in gevalle, buiten vermoeden, eenige scheepen van oorloge, of andere vaartuigen, of gewapent volk, moghten onderneemen eenige havenen ofte de kusten deezer Landen vyandtlyk aan te doen, de zelve attaquanten van gelyken bevechten, veroveren, ofte ruineren, is 't doenlyk, hun daar inne quytende als vooren. VI. Ende in gevalle, boven vermoeden, eenige Officieren ofte Kapiteinen van 's Landts vloote in zee, ofte anderszins, eenige wandevoiren moghten komen te pleegen, zoo werden de meergemelte L. Admiraal ende zyn scheeps Kryghsraadt geauthoriseert by deezen, om daar over recht ende justitie te administreren, ende te decreteren suspensie, cassatie ende andere straffen, tot de doodt toe incluis; tot welken einde den Fiscaal van 's Landts vloote werdt geordonneert, goedt regardt op de comportementen ende devoiren van een yegelyk te neemen, en tegen de nalatige, conform den artykelbrief en ordre van 't Landt, zonder eenige verschooninge te procederen. VII. De voornoemde L. Admiraal zal ook gehouden zyn goede toeverzicht te dragen, dat 's Landts kruit, doorschooten van eere ende recreatie, niet onnuttelyk gespilt ende verquist en werde; ende en zullen derhalven geene van de Opper- ofte andere Bevelhebberen van de voorschreeve vloot, 't zy binnen, 't zy buiten gaats, vermoogen eenige schooten van eere of van recreatie te doen, zonder praealabel sein van den voornoemden L. Admiraal, op de verbeurte van vyfentwintigh guldens voor ieder schoot van eere ofte van recreatie, die zyluiden buiten zoodaanigen sein zullen hebben gedaan, d'eene helfte van de voorschreeve vyfentwintigh guldens te gaan ten behoeve van den Fiscaal van de voorschreeve vloote, ende d'andere helft ten behoeve van den armen, daar vooren de voornoemde Opper- ende andere Bevelhebberen aanstondts paratelyk zullen werden geëxecuteert; des zal den voornoemden Advocaat Fiscaal gehouden zyn van de voorschreeve boete pertinente notitie te houden, en aan de respective Kollegien ter Admiraaliteit van de voorschreeve helfte van dien reekeninge te doen: ende zullen de gemelde Kollegien ter Admiraaliteit daarenboven aan het maandt ende kostgeldt van de voorschreeve Opper- ende andere Bevelhebberen korten de waardye van het kruit, dat alzoo by haar door schooten van eere ofte van recreatie verschooten zal zyn: zal ook 't gemelte Opperhooft niet vermoogen eenige schoot en van eere ofte van recreatie te doen, ofte laten doen, dan voor vreemde scheepen, hooge Personagien, in welkers regardt de eer van het Landt 't zelve zoude moogen koomen te vereisschen, de Heeren Gedeputeerden uit haar Hoog. Moog. vergaaderin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ge, Ga naar margenoot+ofte van de Heeren Staaten van de respective Provintien, als mede uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit, zoo wanneer de zelve Gedeputeerden uit haar Hoog. Moog. vergaaderinge van de Heeren Staaten van de respective Provintien, ofte uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit, met eenige commissie ofte last derwaarts gezouden zullen zyn, om 't een of 't ander aldaar te verrichten, en anders niet; ende zoo wanneer de voorschreeve vloote niet by den anderen verzamelt, maar gesepareert zoude moogen zyn, 't zy buiten, 't zy binnen gaats, zal het Opperhooft van ieder van de voorschreeve gesepareerde esquadres daar ontrent gehouden zyn de zelve ordre te stellen, ende zulks 't geen hier vooren is uitgedrukt in ieder van de voorschreeve gesepareerde esquadres, 't zy buiten, 't zy binnen gaats, mede geobserveert moeten werden. VIII. Ende of buiten deezen allen ietwes mochte voorkoomen daar van deeze instructie niet en mentioneert, ende 't voorgemelte Opperhooft door haar Hoog. Moog. middelerwyle door aanschryvinge niet en zal wezen gelast, zal den zelven, de zaake geen uitstel lydende, met advys van den Krygsraadt, of den tydt niet toelaatende den Krygsraadt te convoceren, alleen resolveren, executeren, ende doen executeren 't geen ten meesten dienste van den Lande bevonden zal werden te behooren; ende op dat daar inne met des te meerder kennisse zal konnen werden geadviseert, zal copye van deeze instructie, ende alle andere ordres, hier naar te volgen, die geen byzondere secretesse en vereisschen, om by 't Opperhooft alleen gemesnageert te werden, gestelt werden in handen van alle de kommanderende Officieren, die door den gemelten L. Admiraal, ofte den kommanderende Officier, tot den Krygsraadt beroepen zullen werden. IX. Het gemelte Opperhooft zal ook van tydt tot tydt aan haar Hoog. Moog. geeven advertentie van 't geen in de voorschreeve vloote zoude moogen voorkoomen, eenige consideratien meriterende. Ende zullen de voorschreeve articulen den meergemelten L. Admiraal verhandtrykt werden, ende de respective Kollegien ter Admiraaliteit toegezonden werden, om de Hooftofficieren ende Kapiteinen van hunnen ressorte dien volgende te lasten ende instrueren, met ordre omme zich punctuelyk daar naa te reguleeren, ende voorts ten fine als in de voorschreeve articulen vermeldt.
JOHAN DE WIT. Vt. Accordeert met het voorschreeve register. GASP. FAGEL.
'T liep noch aan tot den achtsten van Junius eer de Ruiter met etlyke Maasscheepen in zee liep, en 't zeil ging naar de verzaamelplaats der Ga naar margenoot+vloot tusschen de Maas en Ostende. De jonge Adelaar, Schoutbynacht van Denemarken, zoon van den Deenschen Admiraal Koert Sieuwertszoon Adelaar, quam te deezer tydt by de Ruiter, met een brief van wegen zyn Majesteit van Denemarken, by 't welk verzocht werdt, dat hy, ter begeerte van den Koning, op deezen toght op de Ruiters schip zou vaaren, om onder zyn oogen het scheepsbestier en den oorlogh ter zee te leeren: dewyl zyn Majesteit hem voor een van de beste Admiraalen ter zee hieldt, die in de geheele werelt waaren te vinden. Den veertienden der maandt zagh men den L. Admiraal van Gent, en den Vi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ceadmiraal Ga naar margenoot+Enno Doedes Star, met ettelyke Amsterdamsche scheepen, Ga naar margenoot+zich ontrent vier mylen van Oostende by de vloot voegen, die 's anderendaaghs in Schooneveldt in twee esquadres werdt verdeelt, in maniere als volght. Het eerste, onder den L. Admiraal de Ruiter, bestondt uit negen scheepen en drie fregatten van oorloge, drie branders en drie advysjachten: en 't tweede, onder van Gent, uit gelyk getal, t'zaamen zesendertig zeilen. Jonker Engel de Ruiter, onlangs te vooren by 't Kollegie ter Admiraaliteit t' Amsterdam tot Kapitein gekooren, voerde nu 't schip Stadt en Lande, en was met van Gent in de vloot gekoomen, Ga naar margenoot+om den Staat onder zyn vaders oogen te dienen. Daarna werdt de vloot noch door de komst van den L. Admiraal Bankert met de Zeeuwsche en andere scheepen versterkt. In de maandt van Julius hadt de vloot met veel hardt weder te worstelen, waar door etlyke kabels en ankers werden verlooren. De Ruiter onthieldt zich meest in Schooneveldt, in 't gezicht van Westkappel, en ook tusschen de Maas en Oostende zeilende of ten anker leggende, naar gelegentheit van zaaken, of weêr en Ga naar margenoot+windt: altydts wachtende op d'ordre van den Staat. Ook liet de Ruiter, geduurende dit kruissen ontrent 's Landts kusten, de scheepen zich meenighmaal oeffenen, om op zyne seinen in ordre en rang te zeilen, te wenden en te keeren, als of men slaags waar geweest. Dus zocht hy de Kapiteinen en zeeluiden, door geduurige oeffening, aan zyne vechtordres te gewennen: op dat ze zich daar van in tyden van noodt moghten bedienen, om met voordeel te vechten. In 't eerst werdt de Ruiters ordre ontrent het zeilen en zich te rangeeren by zommige scheepen niet wel waargenoomen: waar op hy eenige Hooftofficieren en Kapiteinen aan zyn boordt beriep, en hun aanwees waar in dat ze hadden gemist, met ernstige vermaaning van dat te verbeteren: gelyk ook zulks daarna beter werdt achtervolght. Den achtsten van Julius ontfing den L. Admiraal de Ruiter, by aanschryving van hunne Hoog. Moog. ordre aangaande het victualieren van 's Landts vloot, om te konnen zee houden Ga naar margenoot+tot den laatsten van October. Daar op werdt by de drie L. Admiraalen, de Ruiter, Bankert en van Gent, goedtgevonden, dat men zou volgen zeekeren voorslagh, door 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amsterdam van de aan haare Hoog. Moog. met een brief, den derden deezer maandt, gedaan: Ga naar margenoot+te weeten, dat de scheepen van Amsterdam een keer tot voor Texel zouden doen, en aldaar buiten gaats hunne victualie inneemen: en Ga naar margenoot+die van Rotterdam desgelyks in zee voor de Maaze. Dat ondertusschen de L. Admiraal Bankert met d'overige scheepen, tot vyf in't getal, op de rendevous zich zou blyven onthouden tot de wederkomst der andre scheepen. Dit werdt zonder uitstel in 't werk gesteltGa naar margenoot†. En den vierentwintighsten der zelve maandt quaamen al de Rotterdamsche en Amsterdamsche scheepen weer by den L. Admiraal Bankert, ontrent vyf mylen van Westkappel: uitgezonderdt Jonker Jan van Gelder, die last hadde. om de gemaalin van den Heere Pompone naar Diepe te brengen: Ga naar margenoot+en Jonker Engel de Ruiter, die binnen Texel onder de Vlieter was geloopen, en, vermits lekkagie van 't schip Stadt en Lande, op het schip Oosterwyk zoude overgaan. Ook was de Viceadmiraal Star noch voor gaats van Texel blyven leggen, daar hy zyn victualie verwachtte. Daarna Ga naar margenoot+quaamen d'andre Vriesche en de Noordthollandtsche scheepen weêr by de vlag, ook noch etlyke scheepen die nu eerst in zee waaren geloopen. Waar op de vloot in 't kort bestondt in zesenveertigh scheepen en fregatten van oorlogh, tien advysjachten en zes branders, in alles twee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ëntsestig Ga naar margenoot+zeilen, die in drie esquadres werden verdeelt: gelyk te zien Ga naar margenoot+is uit de volgende lyste. Ga naar margenoot+Lyste van 's Landts tot naarder ordre kruissende tusschen de Maas en Oostende. Esquadre van den L. Admiraal de Ruiter, Opperhooft der vloote, voerende de wimpel van de groote stenge.
Esquadre van den L. Admiraal Adriaan van Trappen, gezeit Bankert, voerende de wimpel van de voorstenge.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 631]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Esquadre van den L. Admiraal Willem Joseph van Gent, voerende de wimpel van de kruisstenge.
Uit deeze lyst kan men zien dat deeze vloot gemonteert was met 2379 stukken geschuts, en bemant met 8090 matroozen, en 2768 soldaaten, t'zaamen 10858 mannen. Deeze zeemaght hadt nu in 't midden van de zoomer noch veel uit te staan, door de stormwinden, die dikwils op staaken, en zomtydts de vloot eenighzins verstrooiden, en verscheide scheepen beschaadighden, inzonderheit op den tweeëntwintighsten van Augustus. Twee daagen daarna viel iet voor dat nu staat te melden, en daarna veel gezeghs veroorzaakte. Terwyl verscheide Ga naar margenoot+scheepen van 's Landts vloote, den vierentwintighsten van Augustus, naa 't bedaaren van den bovengemelde storm, ontrent zes of zeven mylen Ga naar margenoot+van Westkappel ten anker laagen, en het schip van den L. Admiraal de Ruiter op zy lagh en krengde, zagh hy een Engelsch Konings jacht, dat een Britannische vlagge van de groote mast liet waaijen, genoemt de Merlin, dat uit de Maas quam en naar Engelandt wilde, door de vloot zeilen, hem met eenige eerschooten saluerende: daar hy, dewyl al zyn geschut in de ly stondt, om te krengen, niet op kon antwoorden: maar de L. Admiraal van Gent, daar het jacht dichtst langs liep, antwoordde met zeven eerschooten. Waar op ook de Ruiter zyn volk in 't krengen aanpreste, en straks daarna, toen zyn schip weêr recht lagh, ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 632]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerde Ga naar margenoot+hy 't gemelde jacht met negen eerschooten, zonder dat het daar weêr op antwoordde. Daarna ging de Ruiter onder zeil, verzaamelende de vloot, en beriep toen de Hooftofficieren en Kapiteinen aan zyn boordt, opneemende wat schaade ieder in 't nardt weder hadt geleeden. By die gelegentheit verhaalde de L. Admiraal van Gent, dat het Konings Ga naar margenoot+jacht, naa dat hy 't met eerschooten hadt begroet, tweemaal met scharp op hem schoot, om dat hy zyn vlagh niet streek en het topzeil niet liet vallen. Dat hy daar op zyn Kapitein aan 't jacht stuurde, om de reeden van dat schieten te onderzoeken, en, uit hem verstaande dat het Mevrou Temple in hadt, en wat de Kapitein eischte, zelf aan 't jacht was gevaaren, om Mevrou Temple, dewyl hy t'haaren huize, in den Haage, voor deezen veel eere hadt genooten, te begroeten: en dat hy daar den Kapitein, met alle bedenkelyke beleeftheit, aandiende, dat Ga naar margenoot+hy een zaak van zoo groot een gewichte, als was het stryken voor een Konings jacht op onze eigen kust, zonder een particuliere ordre daar toe te hebben, niet op zich dorst neemen: en by aldien zyn Majesteit van Grootbritanje oordeelde dat het hem toequam, dat dit veschil tusschen zyne Majesteit en de Heeren Staaten, hun beider Meesters, stondt beslecht te worden. Dat hy daar op met vriendtschap van den Kapitein was gescheiden. De Heer de Ruiter en d'andere Hooftofficieren verstonden toen, dat men tot dat stryken niet gehouden was, als leggende met de vloot op onze eige kust, en niet in de Britannische zee. Naderhandt heeft men in Hollandt gelooft, dat eenigen van 't Hof van Engelandt, die den Staat der Nederlanden gaerne wilden beoorlogen, en daar redenen toe zochten, het zenden van dit jacht hadden bedacht en uitgevonden, om 's Landts vloot, op haare eigen kusten leggende, op te zoeken, en den Admiraalen het stryken af te vorderen; op hoope dat de nieuwigheit der zaake eenig voorval zou veroorzaaken tot bevordering van hunne voorneemens. Men liet ook niet naa zich in Engelandt van dit voorval te dienen: voorgeevende, dat van Gent tot den Kapitein, genoemt Carrou, hadt gezeit, dat hy uitdrukkelyke last en ordre hadt, nocht voor den Koning van Engelandt, nocht voor eenigen Koning van Ga naar margenoot+de werelt te stryken. Men riep dat men den standaart der Koningklyke hoogheit verachtte, en het recht der vlagge hooghmoedelyk schende, en dat het gantsche volk van Engelandt zich dit ongelyk en smaadt hadt aan te trekken. Dat niet alleen enkele scheepen, maar gantsche vlooten voor een enkel Konings schip of jacht gehouden waaren te stryken. Ook maakte de Heer Johan Boreel, Ambassadeur weegens den Staat in Engelandt, door verscheide brieven aan de Heeren Staaten Generaal bekent, hoe hoogh dat weigeren van Van Gent by 't Hof en 't volk werdt opgenoomen, en hoe verscheidelyk de zaak werdt verhaalt. Ga naar margenoot+De Heeren Staaten zonden d'afschriften van Boreels brieven aan de Ruiter, met last en ordre, dat hy, de verklaaring van Van Gent en anderen, aangaande het voorgevallene, gehoort hebbende, hunne Hoog. Moog. een omstandig en net bericht, hoe zich alles hadt toegedraagen, ten spoedigste, over nacht en dagh, zoude toezenden. Op dit aanschryven zonden de L. Admiraalen, de Ruiter en van Gent, het volgende verhaal en bericht, met zyne bylaagen, aan de Heeren Staaten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 633]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[12 September 1671]Ga naar margenoot+Hoog. Moog. Heeren.
Ga naar margenoot+Myn Heeren, Gisteren tegens den middagh zyn my te gelyk hier aan boordt, door drie verschet de booden, verhandtreikt drie distincte missiven, die U Hoog. Moog. aan my hebben gelieven te schryven, namentlyk, een van den eersten deezer loopende maandt, hebbende tot bylage twee copielyke brieven, geschreeven van den Heere Ambassadeur Boreel, tot Londen, doch zynde maar relatif tot de jonghste van den 28 Augusti lestleeden; ten tweeden, het duplicaat van de gezeide missive ende bylaagen; ende ten derden, een van den vierden deezer loopende maandt, vergezelschapt met een resolutie van dien zelven datum, ende copie van noch een derde missive van de gemelte Heer Ambassadeur, mede geschreeven tot Londen, den 29 Augusti lestleeden, alle raakende de rencontre, voorgevallen tusschen een Engels Konings jacht en eenige scheepen van 's Landts vloote, op het welke U Hoog. Moog. requireren spoedigh, pertinent, ende omstandig bericht, gelyk de zelve daar van by deezen, met behoorlyk respect, gelieven gedient te zyn, ende te weeten. Dat wy op Maandagh, den 24 Augusti lestleden, met 's Landts vloote ten anker leggende, ende ik met myn onderhebbende schip op 24 vadems, Westkappel Oostzuidtoost tusschen de 6 a 7 mylen van ons, ontrent het vroeghschaffen, doen myn schip op zy lagh en krenghde, een Engelsch Koninghs jacht, uit de Oost naa de West, door de vloote is koomen zeilen, ende mitsdien het een Britannische vlagge van de groote mast liet waaijen, oordeelde ik datter iemandt van qualiteit moeste in weezen, te meer, doen ik hoorde ende zagh dat uit het schip van den Heer L. Admiraal van Ghent, 't welke ontrent een groote gootelinghschoot in 't Westen van ons mede geankert lagh, zeven eerschooten wierden gedaan, naa dat uit het gemelte Koninghs jacht te vooren eenige schooten met scharp waren geschooten, gelyk de Engelsche, ende alle andere Koninklyke scheepen, ten allen tyden, haare schooten van eere ofte vermaak gewoon zyn te doen, daarom ik myn scheepsvolk in 't krengen aanpreste, ende doen het schip weder recht lagh, hebbe ik ook, ten respecte van 't voorschreeve jacht, 't zelve met negen eerschooten gesalueert, ende al hoewel daar op uit het jacht niet wierde geresalueert, zoo en hadde ik geen gedachten dat den Kapitein daar van geformalizeert en van gevoelen was, dat aan zyns Koninghs Pavillon, in het district daar wy doen laagen, door ons meerder respect hadde behooren gegeeven, ende U Hoog. Moog. vlagge daar voor gestreeken te worden, voor ende al eer my dat noch dien zelven voordemiddagh wierde gerapporteert door de gemelte Heer L. Admiraal van Ghent; doch weetende datter by ons niets en was gepecceert, ofte eenige ordres van U Hoog. Moog. gecontrarieert, zoo en hebben wy niet dienstigh konnen vinden de zelve by onze missive van den 25 Augusti lestleden met alle die particulariteiten moeilyk te vallen; Maar alzoo het de zelve tegenwoordigh van ons begeeren, ende dat de Heer L. Admiraal van Ghent voor zyn persoon ten principale de zaake heeft by gewoont, zoo hebbe ik aan hem, terstondt naa den ontfangh van de voorgemelte missiven ende bylaagen, hier aan boort ter handen gestelt een dubbelt van alle de zelve, die ook daar op aannam U Hoog. Moog. ordre daar in te zullen nakoomen, gelyk des zelfs antwoordt ende bericht hier benevens aan U Hoog. Moog. werdt geaddresseert, ende alle het geene dat daar in werdt gezeit, belangende het district daar wylagen doen het jacht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 634]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+passeerde, zullen alle Hooftofficieren ende Kapiteinen van 's Landts vloote zeer gaerne attesteeren, wanneer zulks van haar werdt vereischt, dat wy echter, tot nader ordre van U Hoog. Moog. niet en zullen doen, ter consideratie van de aanbevoolen secretesse. Myn Luitenant was den voorschreeven 24 Augusti 's morgens wegens my, door de mondt van myn Kapitein, gelast, een brief te brengen aan de Heer L. Admiraal van Ghent, daar mede hy met de chaloupe van boort steekende, en 's Koninghs jacht tusschen ons schip ende dat van de Heer van Ghent passeerende, bejegent hy 't zelve, en doet het, ongelast, aan; vraagende van waar het quam, wie het in hadde, ende waar het heen wilde: daar op hem, naa gelegentheit, geantwoort zynde, roeit hy, zonder meer, van daar voort, ondertusschen rescontreert hem de Heer van Ghent met des zelfs chaloupe, ende uit respect, om dien Heer in zyn woordt niet te stutten, strykt de Luitenant by, ende volght zyn Edele aan 't Koninghs jacht, daar hy den brief over gaf, die alleen inhielde, dat ik begeerde, dat de Heer van Ghent in des zelfs esquadre by notitie geliefde op te neemen, ende my toe te zenden, wat rampen ende schade in 't harde weer, daar te vooren gehadt, by 't zelve was geleeden: ende is zoo weder hier aan boort gekoomen, zonder my daar van iets bekent te maaken, tot op gisteren, dat ik het hem afvraagde, uit het schryvens van de Heer Ambassadeur Boreel, van dato den 28 Augusti lestleden, meldende dat een Officier uit myn schip met de chaloupe mede aan het Koninghs jacht was geweest. Uit deeze voorschreeve rencontres zullen U Hoog. Moog. nu immers klaarlyk konnen zien hoe nootzaakelyk dat een reglement op 't poinct van salut en contrasalut voor der zelver Officieren ende Kapiteinen diende beraamt, ende tot der zelver respective naarichtinge ende securiteit gearresteert te worden, in voegen, gelyk het zelve dikmaals is voorgeslaagen ende geproponeert geweest, en gelyk ik ook, geduurende deeze expeditie, by myn distincte brieven van den 9 ende 15 Juny lestleden, U Hoog. Moog. onderdaanighlyk, doch tot noch toe, vergeefs, en zonder eenigh antwoordt daar op to bekoomen hebbe verzocht, gelyk als ik noch by deezen op 't alderernstighste ben doende, want dus ongereguleert daar in te leven is een al te lastigen ende periculeuzen zaake, niet alleenlyk voor my, maar ook voor alle Officieren ende Kapiteinen, die de eer hebben van U Hoog. Moog. ter zee te dienen: ende zoo lange als de zelve my niet expresselyk injugeren, ende beveelen zoo dicht op de kusten der vereenighde Nederlanden te stryken, gelieven zich de zelve te verzeekeren dat het niet en zal geschieden, tot welken einde wy niet verder ofte nader van ofte aan de zelve kusten zullen trachten te koomen, dan wy waren toen ons het gemelte Koninklyke jacht, den 24 van de voorleden maandt, is gepasseert, alwaar 't zaake dat ik wiste dat het zelve jacht, ofte eenige andere Engelsche scheepen, daar op voorbedachtelyk uitquaamen, ofte gezonden wierden, ende dat tot geen ander ooghmerk als omme U Hoog. Moog. goede meyninge ende intentie wel ende getrouwelyk te pareren, t' obedieren ende t' achtervolgen. P.S. Tot bewys, ende contradictie van 't gunt in 't begin van 't extract uit een missive van de Heer Ambassadeur Boreel, geschreeven tot Londen den 25 Augusti 1671, werdt geposeert, gaat hier nevens noch een verklaringe van den Schoutbynacht de Haan, om te dienen na behooren. Waar mede eindigende, Hooghmoogende Heeren, zal ik Godt almaghtigh bidden, U Hoog. Moog. loflyke regeeringe ende der zelver persoo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 635]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen Ga naar margenoot+hoe langer zoo meer te willen zegenen. Actum in 's Landts schip de zeven Provincien, zeilende, de Maas Oosttenzuiden ontrent 8 mylen van ons, den 12 September 1671.
Uwe Hoog. Moog. Ootmoedigh, gehoorzaam ende getrouwe Dienaar MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER.
Hoog. Moog. Heeren,
Myn Heeren. Den Heer Admiraal de Ruiter heeft my, onder secretesse, gecommuniceert U Hoog. Moog. brieven van den eersten ende 4 September 1671, met de nevensgaande bylagen van den Heer Ambassadeur Boreel, in dato den 25, 28 en 29 Augusti des zelven jaars, uit de welke my gebleeken is, dat den Kapitein, commanderende het jacht van den Koningh van Grootbritanjen, waar mede Mevrouwe de Ambassatrice Temple naar Engelandt getransporteert, ende op den 24 Augusti door 's Landts vloote gepasseert is, een zeer abusif, ende in veelen deelen directelyk tegens de waarheit strydende, rapport gedaan heeft, gelyk als U Hoog. Moog. uit het hier nevensgaande extract van myn journaal, ende het rapport van den Kapitein, die ik aan het voornoemde jacht gestuurt hadde, klaarlyk zullen konnen zien. Ik hebbe geoordeelt, dat de beleeftheit vereischte, ende U Hoog. Moog. niet onaangenaam zoude zyn, dat ik (het jacht zoo naar op myn zyde passerende, dat men met een steen daar in zoude hebben konnen werpen) gingh begroeten eene Dame, in welkers huys ik, in den Haage zynde, veele eere ende civiliteit genooten hebbe. Ende wat belanght het geene in de voorgenoemde missiven van den Heer Boreel gemeldt wordt, dat men my mede naar Engelandt zoude hebben willen voeren, hebbe niet konnen merken, door het onthaal, ende afscheit van den Kapitein ende vordere Officieren, dat daar toe de minste gedachten geweest zyn, ende zoude ook misschien zoo licht niet ter executie hebben konnen gestelt worden. P.S. Tot meerder verklaaringe is hier bygevoeght een extract uit het journaal van myn Opperstuurman. Op 's Landts schip de goude Leeuw, dryvende met stilte Noordttenwesten ontrent 9 mylen van de Maas, den 12 Septemb. 1671. 's morgens. Ik verblyve met alle onderdanigh respect,
Hoog. Moog. Heeren, Uwe Hoog. Moog. Getrouwe en zeer gehoorzaame Dienaar W.J.V. GHENT.
'T en bleef daar niet by: en men vernam in 't kort dat de Koning van Grootbritanje iemandt naar den Haage zoude afzenden, om zyn misnoegen Ga naar margenoot+over dat voorval te betuigen. Daarna werdt den L. Admiraal de Ruiter by hunne Hoog. Moog. maght gegeeven met 's Landts vloot van plaats te moogen veranderen, en daar mede te loopen ter plaatze daar hy zoude oordeelen dat in 't hardt weêr de minste spilling van ankers en Ga naar margenoot+ touwen zoude hebben te verwachten. Naar overleg van zaaken verkoos hy daar toe de plaatze ter halver zee, tusschen de Maas en de kust van Engelandt: te weeten, tien of elf mylen Noordtwest van Walche- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 636]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren, Ga naar margenoot+en elf of twaalf mylen Noordtwesttennoorden van de Maas. Maar in 't midden van September werdt beslooten, dat de vloot zich zou onthouden tusschen de Maas en het eilandt Schouwen: 't welk de L. Admiraal aan de Hooftbevelhebbers en Kapiteinen by geschrift bekent maakte. Hy stelde met eene eenige ordre op het salueren van Koningklyke scheepen of jachten, die de vloot, daar leggende, moghten bejegenen, in maniere als volght. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[15 September 1671]Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder, L. Admiraal van Hollandt ende Westvrieslandt, Opperhooft van 's Landts vloote: Ga naar margenoot+Notificeert hier mede alle Hooftofficieren en Kapiteinen, onder de voorschreeve vloote agerende, dat het voortaan met de zelve vloote zal werden gehouden tusschen de Maas ende het eilandt van Schouwen, ontrent 6 a 7 mylen uitterlyk buiten die kusten, alwaar, tot nader ordre, de generaale rendevous voor de voorschreeve vloote zal weezen, die zich aldaar onder zeil, dryvende, ofte ten anker zal onthouden, naa dat de gelegentheit van weêr en windt zal presenteren ende koomen toe te laaten. Ende in cas dat iemant van de zelve aldaar quaame 't ontmoeten, ofte aangedaan wierde door eenige scheepen ofte jachten, zynde in dienst van d'een of d'ander vande nabuurige Koningen, de zelve zal verdacht weezen, in gevalle dat het ons geschiet, en wy de eerste zyn die zoodaanige scheepen koomen te passeeren, de zelve zullen salueren met 13, ofte iemant van de andere L. Admiraalen 11, Viceadmiraalen 9, Schoutenbynacht 7, ende een gemeen Kapitein 5 eerschooten. Ende wanneer de gezeide Koninklyke vaartuigen, in manieren als vooren, van een schip uit 's Landts vloote zyn gesalueert, zullen zich de reste van de zelve vloote daar van onthouden, 't en waare dat het Opperhooft zulks goedt vonde zelfs te doen, zonder met het stryken van vlaggen ofte marszeilen in dat district eenige meerdere eere aan zoodanige Koninklyke scheepen ofte vaartuigen te defereren, maar zich verder reguleren naa haar Hoog. Moog. resolutie van den 2 Juny, articulo 4, by de welke wy zyn geinstrueert, ende onze particuliere ordre, in conformité van dien gegeeven den 6 der zelver maandt, articulo 2, beide lestleden, ende gelyk luidende, de welke respectivelyk by deezen worden gerenoveert, ende een ieder gelast de zelve striktelyk te observeren, zonder daar van te blyven in gebreeke. Actum in 's Landts schip de zeven Provintien, ten anker leggende, de Maas Westnoordtwest ontrent 7 mylen van ons, den 15 September 1671.
MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER.
De reize des Konings van Vrankryk naar Duinkerken, daar hy zyn leger monsterde, afgeloopen zynde zonder iet vyandtlyks t'onderneemen Ga naar margenoot+tegens de Spaansche Nederlanden, zoo beslooten de Heeren Staaten der vereenighde Nederlanden hunne oorlogsvloot weêr t'huis t'ontbieden, en in 's Landts havenen te doen invallen: te meer, om dat het herfstsaizoen de zee met daagelyksche stormen begost t'ontstellen. Den Ga naar margenoot+eenentwintighsten van September ontfing de L. Admiraal de Ruiter ten dien einde zyn ordre van de gemelde Staaten, die den negentienden was geteekent. Doch dewyl het spade was, en de vloot te verre van elkanderen verspreidt lagh, kon daar van geen kennis aan alle de Hooftofficieren en Kapiteinen werden gegeeven: nocht ook niet des anderendaaghs, door de harde windt, die ontrent den middagh in een zwaare storm uit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 637]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+den Zuidtzuidtwesten veranderde. De vloot lagh toen ten anker, hebbende de Maas ontrent vyf mylen en een half Oostzuidtoost van zich Ga naar margenoot+leggen. Het onweer, dat toen met een zeer besloote en dikke locht, en groote regen opstak, beliep de kusten van Vrankryk, Engelandt, Vlaanderen, Zeelandt, Hollandt, en andere Landen, met een schrikkelyk en verderffelyk geweldt, houdende de storm aan meer dan twee etmaalen lang. De windt joegh zee en stroomen op verscheide plaatzen zoo hoogh, dat steeden en landen etlyke mylen onder vloeiden, veele menschen en beesten in de huizen of weiden verdronken. Veele scheepen gingen te gronde, of werden op droogh en tegens de hooghten gezet, overal zagh men de wrakken dryven. Etlyke dyken braaken in, of werden merkelyk beschaadight: eenige polders liepen onder. De muuren en wallen van zommige steeden, inzonderheit aan de zeekant, zyn ingestort. Veele groote gebouwen en meenighte van huizen werden in 't geheel of ten deele omvergeworpen, en ontallyke hooge schoorsteenen, en zwaare boomen, omver, of uit d'aarde gerukt. Doch op d'eene plaats duurde de storm langer en trof veel feller dan op d'ander: en, Ga naar margenoot+dat wonderlyk en aanmerkelyk is, 's Landts vloot leedt in deezen gemeenen storm, daarze ook het gevoelen van hadt, geene of weinig schaade. Al de scheepen bleeven op haar ankers leggen: doch een Vriesch schip, onder 't esquadre van Bankert, raakte den tweeden dagh driftig van zyn anker, en dreef twee uuren lang, wel twee mylen ver, Zuidtoost aan, tot dat men 't weêr achter zyn anker zagh op draaijen. De Schoutbynacht Vlug hadt drie kabels met een anker verlooren, ook werden de scheepen van den Schoutbynacht Jan Matthyszoon, en den Kapitein Wytze Beyma eenigermaate beschaadight, maar zoo niet, of ze konden noch zee houden. De L. Admiraal de Ruiter, en al die 't vaderlandt lief hadden, dankten Godt voor de behoedenis van 's Landts vloot in zulk een algemeen gevaar: en 't scheen dat de goddelyke voorzienigheit dees vloot in dien storm wou bewaaren en spaaren, om in 't volgende jaar tot een voornaam werktuig van 's Landts behoudenis te strekken. Naa 't bedaaren van 't onweer zondt de L. Admiraal de Ruiter met advysjachten ordre aan de Hooftofficieren en Kapiteinen, aangaande het invallen van 's Landts vloot. Hy beriep de Bevelhebbers der Maasscheepen aan zyn boordt, en beval de zwaare scheepen met hem Ga naar margenoot+naar Goereê en de lichte naar de Maaze te zeilen. Toen scheide de Ga naar margenoot+vloot van elkanderen: Bankert zette zyn koers met de Zeeuwsche scheepen naar Zeelandt. Van Gent, Vlug en Enno Doedes, zeilden met d'Amsterdamsche, Noordthollandtsche en Vriesche scheepen naar Texel, daar ze alle behouden inliepen. De Ruiter quam den negenentwintighsten van September met zes Maasscheepen voor Hellevoetsluis, en nam in persoon zyn reis over den Briel en Maaslandtsluis naar den Haage, daar hy den vyfden van October ter vergaadering der Heeren Staaten rapport of verslagh deedt van zyne reize en toght, die alleen gestrekt hadt om d'oorlog voor te koomen, de Spaansche Nederlanden te bewaaken, en 's Landts havenen en kusten tegens allerley overval te beschermen. Ga naar margenoot+Ondertusschen vermeerderden de gedachten, dat de Koning van Vrankryk iet voor hadt tegens de vereenighde Nederlanden, en 't vermoeden, dat de Koning van Engelandt met hem verstandt hieldt. De Heeren Staaten werden van verscheide kanten onder de handt gewaarschout, dat de Koning van Vrankryk geduurig liet arbeiden, niet alleen om Engelandt van de Triple alliantie af te trekken, maar ook met Hol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landt Ga naar margenoot+te doen breeken. Dat de Koning sprak van de Staaten te zullen vernederen, of gedwee maaken: dat hy veel volks liet werven, en een leger van over de 100000 mannen te veldt, en 40 oorlogscheepen in zee zou brengen. Doch in Engelandt gaf men goede woorden, en de Nederlandtsche Ambassadeur Boreel drong zoo weinig in 't geheim der zaaken, dat hy op verscheide tyden aan de Heeren Staaten schreef, dat Ga naar margenoot+het innerlyk in Engelandt noch niet quaalyk stondt: dat de Koning van Ga naar margenoot+Engelandt hem gezeit hadt, dat hy niet zou nalaaten de Heeren Staaten, volgens het gemaakt tractaat, bystandt te doen: dat hy met bemiddeling Ga naar margenoot+d'oorlogh zou zoeken voor te koomen, of anders zyn beloften, van hun met 40 oorloghscheepen te hulp te koomen, houden. Dat hy niet geëngageert Ga naar margenoot+was, maar d'alliantie heilighlyk wilde onderhouden: dat de Franschen van complimenten tot engagementen hadden gezocht te koomen: daar de Koning niet toe wou verstaan. Dat zyn Majesteit by de Ga naar margenoot+Triple alliantie zou blyven. Maar de Heer Pieter de Groot, Ambassadeur van den Staat in Vrankryk, naauwer lucht van zaaken hebbende, Ga naar margenoot+schreef uit Parys, dat de desseinen konden veranderen, maar dat de haat Ga naar margenoot+onverzettelyk was: dat Engelandt oorzaak was van al 't quaadt, om dat Ga naar margenoot+de party hadt verlaaten: dat Vrankryk 40 scheepen by 60 van Engelandt zoude voegen: met verder bericht van 't geen tusschen beide de Koningen in 't heimelyk was beslooten, en wat vlyt wegens Vrankryk werdt aangewendt, om andre Vorsten tegens den Staat op te maaken, Ga naar margenoot+of tot stilzitten te beweegen. Dat men in 't begin van November (ziende dat Vrankryk de Nederlandtsche koopmanschappen noch daagelyks met nieuwe tollen meer en meer bezwaarde) ook het inbrengen der Fransche koele wynen, azynen, kanefassen, papieren en kastanien verboodt, om den Koning, door de schaade die zyn onderdaanen daar door leeden, tot nadenken te brengen, en de vreede voor den oorlogh te doen kiezen. Maar dat verbodt werdt niet wel opgenoomen, en men zei aan 't Hof van Vrankryk, dat het geen Republyk paste tegens zoo groot een' Koning op te staan. Eenige Fransche Heeren gaven toen genoegh te kennen dat ze de vloot der Staaten vreesden, maar niet het leger te landt. Dit deedt hun te meer moeite en kosten aanwenden, om Engelandt in 't spel en aan hunne zyde te brengen. De geenen die onder de Staaten, met naamen die van Hollandt, de maghtighste Provincie, het meeste bewindt van zaaken hadden, zochten de Provincien, Leden Ga naar margenoot+en Steeden wel te beweegen om zich in staat van tegenweer te stellen, maar veele beletzelen verhinderden hun voorneemen: met naamen het twisten over 't uitvinden van geldtmiddelen: het krakkeelen over 't aanstellen van een Kapitein en Admiraal Generaal, en het bepaalen van zyne maght met verscheide inbindingen: daar zoo veel tydts meê versleeten wierdt, dat men de wervingen van 't nieuw krygsvolk (die eenige Leden niet wilden inwilligen, of men moest eerst den Kapitein en Admiraal Generaal verkiezen) te laat by der handt nam, en veel te langhzaam en traagh was ontrent het besluiten der zaaken, en verbonden, die tot 's Landts bescherming konden dienen. Hier door werden veele dingen, tot verzekering van de grenzen aan de landtzyde, niet in tydts naar behooren bezorght. De beste landtmilitie was, door een vreede van vierentwintigh jaaren, en verscheide afdankingen, zeer verstorven, verbastert, en vernietight: 't geen zoo geen plaats hadt ontrent het zeevolk; dat zoo langh geen vreê hadt gehadt, en zelf in tydt van vreede, door de natuur der zeevaart, altydts ten oorlog werdt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+geoeffent. Hier uit ontstondt, dat ontrent deezen tydt in 't stuk van 't oorlogh te water beter ordre werdt gehouden, dan ontrent den krygh te lande. Maar veelen konden zich niet inbeelden dat Engelandt met Vrankryk tegens de vereenighde Nederlanden zoude aanspannen om die te gronde te helpen, dewyl zulks zou stryden tegens het eigen belang van Engelandt, tegens alle d'alliantien met de Staaten gemaakt, ook tegens d'aanmoediging van 't Parlement, dat den Koning tot het handthaven van de Triple alliantie, of het drievoudigh verbondt, boven gemeldt, een drievoudige onderstandt van geldtmiddelen hadt toegestaan, die ontrent tot 2500000 ponden steerlings beliepen, met aanbieding van des noodts noch meer in te willigen. Doch d'uitkomst der zaaken leerde dat men dat geldt tot een geheel ander einde, en tegens den Staat der Nederlanden gebruikte. Ook hadden de Heeren Staaten deeze zwaarigheden in 't ooge: 't geen oorzaak gaf dat ze in December met grooten Ga naar margenoot+ernst over het toerusten van een oorlogsvloot tegens 't voorjaar in handeling traaden, en daar over door etlyke Gedeputeerden der Admiraaliteiten, en den L. Admiraal de Ruiter, ten dien einde in den Haage ontbooden, lieten beraadtslaagen. Daar werdt voorgeslaagen, en aan de Heeren Staaten vertoont, dat men tot verzeekering van den Staat Ga naar margenoot+behoorde toe te rusten een oorlogsvloot, bestaande uit de volgende scheepen.
Men maakte ook overslagh van de kosten, en bereekende dat het beloop deezer uitrusting in acht maanden tydts zou bedraagen ontrent 7893992 gulden. Ook werdt den Heeren Staaten aangedient, dat al deeze kosten zouden moeten worden gevonden uit extraordinaire subsidien, ten dien einde te bewilligen, door dien de loopende middelen van de Kollegien ter Admiraaliteit daar toe niet zouden konnen furneeren, ten opzichte van de lasten daar mede ze waaren bezwaart, zoo wegens de groote achterstallen der gemelde Kollegien, door de wanbetaaling van de Provincien die in gebreeke bleeven, als mede om de versperring en vermindering van de commercie... Doch op deezen voorslagh quam men tot geen besluit, en 't liep noch etlyke weeken aan in 't volgende jaar eer men met elkanderen over dit hooghwichtig stuk kon overeenkoomen. |
|