Het lelijkste land ter wereld
(1968)–Renaat Braem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
Wat zijn nu de fundamentele behoeften waaraan door het levenskader moet tegemoetgekomen worden? Ze zijn gemakkelijk te formuleren door alle negatieve elementen uit het leven der familie Peeters eenvoudig om te draaien. We zegden immers reeds dat het om een fundamentele omwenteling gaat. In de eerste plaats is er het onlustgevoel, af te hangen van niet beheerste of gekende maatschappelijke machten, dat plaats moet maken voor levenszekerheid, die slechts kan gebaseerd zijn op medezeggenschap inzake het maatschappelijk, d.i. politiek én ekonomisch bestel. Hierop heeft stedebouw echter geen beslissende invloed. Het is eerder de aard van een maatschappelijke orde, of wanorde, die de stedebouw-kundige orde, of wanorde, bepaalt. Zonder deze faktor kan er echter van vrijheid, d.i. erkenning der noodzaak, in medeverantwoordelijkheid, geen spraak zijn. Eens deze vrijheid verzekerd, volgen echter andere vrijheden, t.t.z. de praktische verwezenlijking van de beschikking over zekere normale wenselijkheden die thans buiten bereik blijven. Normale wenselijkheden zijn:
| |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
Het is overbodig te onderlijnen dat dit alles in een hiërarchische rangorde is onder te brengen en te organizeren en dat het vanuit het standpunt van de auteur gezien, logisch is daarbij religieus leven, civiele leven en kultuur bovenaan te stellen als bekroning en de materiële basis als fundament, dus onderaan. Het is omdat onze tijd praktisch uitsluitend op produktie en verkoop van produktie gericht is, dat het hele levenskader ontaardde tot een onnoemelijke chaos, waarin alles en nog wat te koop is, eigenlijke kultuur onmogelijk is geworden en wij als Vlamingen gevaar lopen gewoon te verdwijnen. Indien wij echter bovenstaande richtlijnen, die in de donkere keuken en te midden van de verkeersrodeo zouden kunnen bedacht zijn, als basis nemen, dringen | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
zich de eigenlijke planoplossingen als vanzelf naar voor. Een beetje visie volstaat dan om de grote lijnen van een bevrijdend fysisch milieu te ontwaren, waarin ons volk als geheel en de leden van dit volk individueel, zich zouden kunnen ontwikkelen volgens de positieve eigenschappen welke er, ondanks de eeuwenlange verdrukking, nog steeds in schuilen. Het zal een sterk geloof en harde inspanning kosten, want geen land is door de menselijke bezetting zo erg mishandeld als het onze, op dit ogenblik het lelijkste land ter wereld. Onze opdracht is niet makkelijk: iets maken uit de chaos, a.h.w. een nieuwe scheppingsdag organizeren! Voor alles en boven alles stel ik dan dat we alle levensfunkties samen als een eenheid beschouwen, op basis van de zelfverwezenlijking van de mens, 't zij we deze op godsdienstige grondslag willen zien, 't zij de volgens mijn inzicht even religieuze betrachting het mens-zijn zo intens mogelijk in het totale zijn te beleven. Deze beide strevingen beogen eigenlijk hetzelfde resultaat in de menselijke geest en we mogen ze, meen ik, als twee benaderingswegen naar dezelfde diepere waarheid betrachten. Het is echter deze diepere religieuze kern, die alle levensverrichtingen moet doordringen, die het mens-zijn uitmaakt. De mens slechts als een deel van het produktie-apparaat beschouwen, is de intrinsieke superioriteit van de mens boven het dier ontkennen. Het fysisch levensmilieu moet dus op de erkenning van de diepere eenheid van het geheel der levensfunkties gesteund zijn en op de bewuste beleving ervan aansturen. In de plaats van het huidige antagonisme, tussen bijv. wonen en arbeid, of arbeid en ontspanning en opvoeding en dgl., moet door de organizatie en vormgeving der ruimte een heiliging, of zo u wilt, een verfeestelijking van alle funkties gesteld worden. Dit wil zeggen dat de woning tempel wordt, de tempel woning, | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
de fabriek en Kei kantoor tempel, enz. Ik vrees dat dit alles geweldig utopisch klinkt en u niet inziet hoe dit zich kan materializeren tot stedebouw, de kunst van het organizeren van het menselijk levensmilieu. Eén woord kan misschien de tendens uitdrukken welke ik aan de vormgeving van ons levensmilieu zou willen opgelegd zien, nl. het woord ‘sakraal’. Alle funkties sakralizeren. Nemen we de moeder in de keuken: de moderne keuken is vanzelfsprekend funktioneel, d.w.z. alle funkties wikkelen er zich rationeel af. Dat is echter niet genoeg. Denken we er aan dat deze moeder het brood snijdt voor haar echtgenoot en kinderen, en er treedt reeds een hogere waarde te voorschijn, afhankelijk van deze eenvoudige verrichting. Zo voortredenerend, is de familiewoonst niet enkel een schuilplaats tegen regen en wind, waar men gerust slapen kan, maar ook en vooral een plaats waar het leven geheiligd wordt en bewust beleefd. Het is mijn diepe overtuiging dat dit door de architektuur en, op breder plan, door de stede-bouw bevestigd en bevorderd kan worden. Het totale levensmilieu is met al zijn differentiaties toch ten slotte niet meer dan een bredere projektie van de woning. Ieder van ons woont binnen de muren van een gebouw, maar het hele land waar we thuishoren, is niet minder de woning van ieder van ons, en we zijn er verantwoordelijk voor dat ze zuiver en waardig is, dus tevens Vlaams. Het verkeerde der tegenstelling tussen zgn. edele en zgn. vulgaire funkties is de eerste urbanistische hervormers al opgevallen. De tuinstad-heweging in Engeland beoogde immers vanaf het begin een syntese van wonen en werken in een harmonisch georganizeerd geheel. Ook de nieuwe satellietsteden in Engeland worden van een logisch gesitueerde zone voor industriële ontwikkeling voorzien. Men kan deze vestiging echter niet | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
planmatig doorzetten, omdat de industrie in private handen is, maar moet er de nijverheid door speciale voordelen heen lokken, zoals men dat ook hier doet in de links en rechts door drukkingsgroepen opgedrongen industrieparken. Laten we ons hele Vlaanderen van morgen opvatten als een totaal kunstwerk, waarvan alle onderdelen elementen vormen voor een gezamenlijke uitwerking, etisch en estetisch, sociaal en civiek, vrijheid door orde! Wat nu de basis betreft, de ekonomische substruktuur, het lijkt mij dat het onmogelijk is geen rekening te houden met het feit België, aanleunend bij het Ruhrindustriegebied, het Noordfranse industriegebied, de Luxemburgse metaalnijverheid en, in relatie met de Nederlandse nijverheden en verkeerswegen, stromen en kanalen. Vlaanderen en Wallonië maken een ekonomisch geheel uit, bestuurd door de groot-financie en de trusts, gevestigd te Brussel. Het is erg, maar feiten zijn feiten. De noodzakelijke decentralisatie van de ekonomische macht schijnt mij binnen het kapitalistisch systeem onmogelijk. De ontwikkeling van dit ekonomisch stelsel gaat immers steeds verder in de richting van groeiende koncentratie, niet alleen nationaal, maar ook internationaal, in het klein Europa, het groot Europa en op wereldplan. Of ons ekonomisch leven weldra kompleet vanuit New York zal bepaald worden, is slechts tegen te houden door effektieve uitoefening van de ekonomische macht door het volk in zijn geheel, d.w.z. door ekonomische demokratie. Het is voor iedereen begrijpelijk dat totale planning van het fysisch levensmilieu onmogelijk is als lieden in verre hoofdsteden naar believen ons produktieapparaat kunnen regelen zonder dat het Vlaamse belang daar ook maar voor één gram gewicht zou in doorwegen (denk aan de sluiting van de aluminiumfabriek te Burcht). Geen gezonde basis voor ruimtelijke orde zonder ekonomische demokratie! | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
Er is hier nog een voorafgaandelijke kwestie aan te raken, nl. de beschikking over de grond. Het spreekt vanzelf dat men het gebruik van de grond voor zonering, o.a. ook voor de nijverheid, slechts volstrekt regelen kan als men er meester over is, zoniet vervalst de spekulatieve waarde de absolute waarde, die ik gaarne noemen zou: de volkswaarde. De grond moet dus gemobilizeerd worden door staats-, provinciale en gemeentelijke regie; die grond mag bovendien nooit weer aan privaatpersonen afgestaan worden. Vrije beschikking over de grond door de gemeenschap is de primordiale voorwaarde voor planning in dienst van de mens. Door de huidige versnippering van de grond is dit in Vlaanderen driedubbel nodig. Het schijnt mij overigens inzake planning van belang dat het produktieapparaat, qua organizatie en ruimtelijke situering, nu reeds zo goed mogelijk funktioneert, omdat dit vanzelf leidt tot het blootleggen van de tegenstelling tussen de hedendaagse, op totale koördinatie gerichte technieken en de private beschikking over de produktie. De ontwikkeling naar groepering der ekonomische macht in nationale en supra-nationale trusts maakt de weg tot de onvermijdelijke socializatie niet minder steil, maar rechtlijniger. Dit brengt mede dat de ideeën over ruimtelijke ordening vanuit een progressistisch standpunt over een zekere afstand parallel kunnen lopen met de neo-kapitalistische belangen, d.w.z. dus de ruimte ordenen met het oog op een rationele produktie. Deze ordening, die tot nog toe in de praktijk er een is van proberen, gelukken en mislukken, kan nu reeds nagestreefd worden door opgelegde situering van bepaalde industrieën door staatsplannen, in verband met de toevoer van energie en grondstoffen en het vervoer en verdeling der produktie zelf. Het nationalizeren van de energie zou daartoe een mogelijke en wenselijke aanloop zijn en de mobilizatie | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
van de grond door grondregie evenzeer. Het spreekt vanzelf dat, enerzijds, zo iets rekening moet houden met het bestaande produktieapparaat, het stelsel van vervoerkanalen, stromen, spoor, weg, enz., maar anderzijds vooral met de menselijke implikaties, de voorhanden zijnde arbeidsreserve, de over te schakelen arbeidskrachten, de graad van ontaarding van bepaalde industriegebieden, de te bewaren natuurreserves, de voorhanden zijnde samenhangende terreinen. Vanuit een vooruitstrevend standpunt is het niet genoeg ergens waar werkloosheid heerst, wegens de teloorgang van een aloude bedrijvigheid, er zo maar welkdanige nieuwe nijverheid in te planten. Men moet vertrekken van de arbeidstradities, de kundigheden der bevolking, de bewust gevolgde betrachting om het materieel welzijn en de kulturele verheffing te bevorderen, zoniet loopt men gevaar de sociale ontbinding te zien volgen op de ontaarding van de lokale ekonomie. Er moet bovendien aangestuurd worden op totale koördinatie der nieuwe ontwikkelingsgebieden, opdat ze niet in onderlinge konkurrentie de idee zelf van ordening zouden ondergraven. Hier lijkt mij een aangewezen taak te liggen voor de verschillende arbeiderssyndikaten. Het gaat immers over ordening vóór of tegen de arbeidersbelangen en deze zijn, in 't groot gezien, identiek met het volksbelang. Ik bekeek hier trouwens een sektor waaraan nu reeds gewerkt wordt door allerlei officiële en semi-officiële instellingen, meest met zeer goede bedoelingen gesticht en aan de arbeid gehouden. Veel moeilijker is het echter gedeeltelijke resultaten te behalen in andere sektoren - wonen, ontspanning en kultuur, civiek leven en het daarbij aansluitende verkeer - omdat deze sektoren financieel niet renderend zijn. Zelfs de probleemstelling komt daar niet buiten de kringen der specialisten, zodat van de praktijk helemaal | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
niets komt dan de sporadische, veel te beperkte verwezenlijkingen van de Nationale Maatschappij voor Huisvesting of, erger, de tegen de logische evolutie gerichte, noch hoef noch huiswijken van de Nationale Maatschappij van de Kleine Landeigendom. Dus eerste noodzakelijke taak: steeds maar opnieuw hameren op totale planning. Hoe zien we dat konkreet? Mij dunkt dat wij het komplete organisme van ons land als ziek mogen beschouwen. Het moet genezen worden met medicijnen en met chirurgie. Medicijnen voor het bestaande ruimtelijk complex, chirurgie om een nieuwe struktuur in te enten op de overgeleverde opbouw. De oude struktuur, ‘de dorpkens en steden’, en het bestaande wegennet leveren a.h.w. een haarvatensysteem waarin wij een goede bloedcirkulatie en soepelheid moeten mogelijk maken. De nieuwe struktuur die wij daarover moeten leggen, moet beantwoorden aan de tendensen welke wij heden kunnen vaststellen en vooral voor morgen kunnen verwachten. De nieuwe struktuur, d.i. het totale stelsel van woon-, kultuur- en produktieëlementen met hun onderlinge verbindingen, dient het geraamte te vormen waar én het gezondgemaakte bestaande levenskader, én het te scheppen nieuwe levensmilieu kunnen aan vastgehecht worden, met vrijwaring van alle toekomstmogelijkheden. Het zal noodzakelijk blijken daartoe diepgaande wijzigingen te aanvaarden in ons door het bestaande levensmilieu opgedrongen begrippen over wonen, arbeid, ontspanning en kultuur, civiek leven en verkeer en daarenboven de pijnlijke operatie van de mobilizatie van de grond door verschillende vormen van regie onverbiddelijk door te voeren! Een eerste voorbeeld daarvan betreft de traditionele begrippen over ruimte en tijd. | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
Uit het tijdperk der voetgangers en koetsrijders hebben wij iets overgehouden van de neiging onze woon- en werkplaatsen zo dicht mogelijk rond een middenpunt, meestal dubbelhoofdig civiek-religieus en ekonomisch (de markt), te groeperen. Dit gaf aanleiding tot de concentrisch georganizeerde stad, waaruit radiale wegen in alle richtingen uitstralen. Zelfs nù blijft deze tendens gehandhaafd, waardoor mensen die in de hoofdstad werken, zich eerst naar een lokaal centrum moeten begeven om er het vervoermiddel, trein of bus, te vinden dat hen naar het centrum der hoofdstad brengt van waaruit zij dan opnieuw straalsgewijs hun arbeidsplaats bereiken. Het hele land is aldus een konglomeraat van centra die ieder voor zich geleidelijk het hen omringende platteland opeten en de ruimte vernietigen. In de plaats daarvan dienen wij een opvatting te stellen welke enerzijds de ruimte zoveel mogelijk eerbiedigt, met de daarin thuishorende bedrijvigheid, in hoofdzaak de landbouw, en daarnaast het element tijd stelt boven het overgeleverde ruimtebegrip. We weten immers dat het 20 minuten vergt om van Mechelen naar Antwerpen te komen, dus nog minder tijd dan vanuit Kontich, Oude-God, enz. Dit is minder dan van Oude-God per tram naar het Centraalstation van Antwerpen. We weten immers dat een kwartier volstaat om langs de autoweg van Herentals naar Antwerpen te geraken, minder tijd dan van Deurne naar het Centraalstation. Hieruit volgt dat wij, ons principe van maximale vrijheid van beweging volgend, de woon- en arbeidsgebieden lineair moeten ontwikkelen langs verkeerskanalen van maximale kapaciteit en veiligheid, en niet meer domweg koncentrisch zoals mierenhopen, met de stelselmatige waardeverhoging van de voor bebouwing in aanmerking komende terreinen ringsom. Uitgebreid tot op de schaal van ons land, geeft dit | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
Een element uit de lineaire woonstad: wonen in de hoogte, midden natuur en ruimte, het werkeer buiten de woonwijk, scholen en dgl. In het groen gedecentralizeerde kultuurcentra, in het midden meditatie op de tope.
| |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
een geheel van lineair zich aaneenschakelend produktiegebied, van Antwerpen naar Liège, van Liège naar Centrum en Borinage, van Mons en Charleroi naar Lille, Roubaix, van Antwerpen naar Gent, van Gent naar Brugge en Kortrijk, vandaar alweer naar Noord-Frankrijk, een vertikale as Nederlandse grens-Antwerpen, Brussel, Centrum. Toegangspoorten te water: Zeebrugge, Gent, Antwerpen; te land: Liège, Centrum, Kortrijk. Deze produktiegebieden beschikken al over verkeerslijnen, maar moeten voorzien worden van gespecializeerde autowegen voor vervoer van grondstoffen en produkten. Parallel daarmede de woonzones, in verbinding met de industriële arbeidszones enerzijds, met de gerationalizeerde landbouw anderzijds. Deze woonzones moeten verbonden worden met de bestaande centra van kultuur, civiek leven en ekonomie door aan het personenverkeer voorbehouden autowegen en later door vanuit de bestaande steden uitstralende metro's, onderaards aldaar, bovenaards elders. Vanuit een standpunt van urgentie, rationele aanwending van industriële bouwmetodes en wéér maximum vrijheid, schijnt mij dat de toekomstige woonwijken hoofdzakelijk in hoogbouw moeten opgevat worden, zij het met een naar de open ruimte van het platteland toenemende verhouding aan gegroepeerde laagbouw. Het zou onverantwoord zijn. verder aan te sturen op individuele bouw, zoals de meeste politieke groeperingen thans doen. Gezien de snelle stijging der wooneisen - dus het uitzwermen naar buiten - en de uitbreiding van het individuele autobezit, duurt het geen tien jaar meer of ons hele land is één afzichtelijk voorgeborchte waar de natuur en open ruimte zoekende bouwers er in gelukt zullen zijn alle natuur afdoend en definitief te vernietigen. Er passen hier geen halve maatregelen. Wij moeten de grond zoveel mogelijk vrijhouden, wij zijn met velen | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
op een klein terrein. Wij weten dat Je voldoening van de hedendaagse normale wooneisen slechts door industrieel touwen, d.i. in massa bouwen, en door verregaand materieel equipement, d.i. in de hoogte bouwen, te realizeren is. De studies van Le Corbusier, Gropius en vele anderen tonen aan dat de hoogbouw, mits met visie en verbeelding opgevat en los van de idee van grond- en woningspekulatie, meer ware vrijheid aan de bewoners kan schenken dan de traditioneel opgevatte en gegroepeerde eengezinswoning. Laat ik maar even wijzen op de slogan ‘les terrains artificiels’ van Le Corbusier, die hoogbouw voorstelt met vrije indeling der flats volgens de behoeften en luimen der bewoners. Mag ik ook uw aandacht vragen voor een laatste ontwikkeling, waarbij de beschikking over een woonruimte onafhankelijk wordt van een bepaalde plaats, nl. de rotels, waarbij men eigenaar wordt van een zekere kubiekmaat woonruimte en waar men mag over beschikken op de plaatsen waar men zich achtereenvolgens bevindt. Dit klinkt meer utopisch dan het in wezen is, vermits de groeiende vrije tijd immers meer en meer aanleiding geeft tot het wonen op verschillende plaatsen, volgens de gang der jaargetijden: in een flat in de winter, in een bungalow in de weekeinden, in een chalet in de wintervakantie, een tenten- of huttenkamp in de zomervakantie, enz. Het begrip vrijheid schijnt immers meer en meer vast te hangen aan de fakulteit om zich, zoals vele zondagsrijders, te bewegen, ook zonder zin, tot grotere vreugde van de uitbaters van benzinestations. Met die lineaire stad is overigens geenszins bedoeld een nieuwe uitgave van de pest der lintbebouwing waartegen de gezamenlijke honderden plannen van aanleg, die zogezegd de uitbreiding van onze agglomeraties regelen, nog geen stro in de weg hebben gelegd. Wij moeten aansturen op organisch samenhangende, | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
d.i. kompleet uitgeruste wooneenheden, die zich op de mooiste plaatsen in het landschap zouden inschakelen, geïsoleerd van het groot verkeer, maar in direkte verbinding ermee - dus als een keten gestrekt langs de personenautowegen, niet imperialistisch de landbouw bedreigend, maar ermede in symbiose en leidend tot de opheffing van de betreurenswaardige tegenstelling tussen stad en land, met de bekende nefaste gevolgen. Deze keten van nieuwe centra vervangt de koncentrische uitbreiding der bestaande agglomeraties, welke te allen prijze moet worden stopgezet. Ze moeten de uitzwermende bevolking uit de versleten steden opvangen en aldus de sanering en genezing ervan mogelijk maken. Deze sanering behelst dan in hoofdzaak de splitsing der amorf geworden opeenstapelingen van huizen en werkplaatsen in logisch gehiërarchizeerde wijken, met eigen identifikatie door bestemming en ligging. Deze lineaire ontwikkeling beoogt verder het brengen van vernieuwingselementen van kulturele en sociale aard in het bestaande ruimtelijke geheel en de mogelijkheid een grondbeleid op grote schaal door te drijven. Bij het woonsysteem behoren een scholensysteem en de verdere sociale verlengenissen van de woning. Denken wij bijvoorbeeld aan een keten van kultuurcentra welke periodisch een deel van de inhoud van onze musea of ook ware levende kunst zouden tonen, het toegankelijk maken van de boekenschat der grote stadsbiblioteken langs de bibliobus, enz. U ziet, het gaat om een strategie en een taktiek voor het scheppen van een bevrijdend levensmilieu. Het schijnt mij niet alleen mogelijk maar vooral noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van ons Vlaamse volk dat allen die met die bevrijding begaan zijn, hun inspanningen groeperen, ook in bovenpartijverband. De ordening van het levensmilieu lijkt mij een ciment dat tot de eenheid van alle vooruitstrevende vlaamsvoelenden kan leiden. Dit alles is niet meer of niet minder dan een totale | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
oorlog, met de stedebouw als wapen, voor het verwezenlijken van een bevrijdend levenskader. Deze oorlog kan maar gewonnen worden als alle Vlamingen hun rol in de strijd beseffen. Wij hebben te kiezen: voortzetting van een traditie van laisser-faire, laisser-aller, en totale teloorgang van dit land, zijn volk en wat er nog rest aan kultuur; of een nieuwe politiek, geïnspireerd door de wetenschap, gebaseerd op de techniek en gericht op een totale renovatie. Het geval dat wij op te lossen hebben, is: Vlaanderen, niet alleen als uitzicht, maar als ziel en lichaam.
Welke zijn de positieve, moed gevende feiten? In de eerste plaats:
Welke zijn nu de negatieve elementen?
| |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
Positief tegen negatief afwegend, komen we tot het resultaat dat wij als volk, samen met de Walen, als federatie van volken, tot iets in staat zouden zijn maar onze krachten totnogtoe wel deerlijk hebben verspild. Wij hebben biefstukken en auto's, maar bewonen arme of rijke krotten. Wij hebben een afschuwelijke Mont des Arts, maar bouwden na de oorlog geen enkele schouwburg. Wij maken ruzie over de honoraria der geneesheren, maar komen er niet toe nieuwe hospitalen te voltooien die sedert jaren in aanbouw zijn. Wij kopen tanks en vliegtuigen die zullen verouderd zijn tegen dat ze ons zullen afgeleverd worden, maar zullen geen geld hebben om de noodzakelijke universiteiten te bouwen. Dit alles is vreselijk om schrijven. Ik doe niet het minst aan welke politiek ook - ik spreek slechts als architekt, iemand die van orde en schoonheid houdt en hard roept om niet medeplichtig te zijn aan de chaos en de lelijkheid die over ons heen gaan als een stinkende vloedgolf! Kàn het dan anders? Natuurlijk kan dat! Het volstaat logisch te denken en dan planmatig te handelen. We kunnen zo hard fietsen en voetballen, laten we eindelijk proberen eens te denken. | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Laten wij België - Vlaanderen en Wallonië - behandelen als een samenhangend organisme dat ziek is maar genoeg levenskracht bezit om het schoonste land ter wereld te worden, de Stad België. Laten we de krachtlijnen nagaan, de noodzakelijke samenhang der produktiegebieden, de verkeerslijnen, de centra vaststellen waar leiding en kultuur zich logisch bevinden. Laten we overwegen of het land nog verder in bouwgronden mag worden versnipperd, ofwel of bouwen en wonen niet beter stelselmatig gekoncentreerd zouden worden in daartoe passende zones, daar waar het werkelijk schoon is om wonen. Laten wij de toekomstige ontwikkeling verzekeren door het land zoveel mogelijk van bebouwing en wegen vrij te houden, en dus in de hoogte bouwen. Laten wij alle natuurgebied als heiligdom bewaren - we zullen het in de toekomst dringend nodig hebben - om er ons van te vergewissen hoe ons land er eigenlijk uitziet. Laten wij het natuurlijk gegeven milieu bewaren en uitbreiden door de aan verkavelingen prijsgegeven, nog in natuurstaat verkerende terreinen aldus terug vast te leggen. Laten we de grond mobilizeren door gemeentelijke en staatsregie. Laten we de produktie ruimtelijk organizeren in een samenhangend systeem, ontworpen met het oog op de toekomstige bronnen van energie, de toekomstige produktiemetoden, automatie, enz., en met het oog op een natuurlijk evenwicht - voor zover dit nog te bereiken valt - tussen landbouw en industrie. En laten wij niet vergelen dat, wil de hele mensheid in het jaar 2000 geen hongersnood kennen, het landbouwrendement met 3 dient vermenigvuldigd, wat zeggen wil dat de landbouw naar industriële metoden moet overgaan. We kunnen zo verder gaan, maar ieder lezer kent, | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
beter dan ik, verbeteringen op zijn gebied. Dit land is niet groot; zou het onmogelijk zijn een stukje grond van 300 bij 300 km., dat men op 3 uur in alle richtingen kan doorrijden, tot een goed funktionerende machine te maken? Maar dan ook tot een land waar het goed en schoon om leven is? Het een heeft geen zin zonder het ander, maar we moeten er iets voor doen. Wat te doen? De herordening van het land zal zoveel inspanning vergen als een oorlog. Voor deze vreedzame oorlog moeten we mobilizeren. 1. De grond mobilizeren! D.w.Z.:
2. De produktiemiddelen mobilizeren! D.w.z.:
| |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
3. Alle hulpmiddelen tot materiële ordening van het levensmilieu mobilizeren. Dit is slechts een onderdeel en gevolg van 2, maar stelt voorop het doorvoeren van een bewuste ordening van het land, als ruimtelijke organizatie en plastische verschijning. Het stelt voorop het bouwen van wijken in plaats van het bouwen van huizen en dus het bouwen door en voor de gemeenschap. De toepassing der moderne produktiemiddelen en metoden in het bouwen, is slechts mogelijk door het wijzigen van het principe zelf van het wonen, in zover de woning door de gemeenschap aan het individu moet worden versterkt op dezelfde wijze en in dezelfde geest als nu de bruggen en wegen. 4. Architektuur en stedebouw organizeren. Op basis der moderne technieken en wetenschappelijke metoden. Het woonvraagstuk is slechts op te lossen door middel van een uiterste industrializatie, maar deze mag niet doorgevoerd worden in 't belang van enkelen, als middel tot het maken van meer winst, maar als middel tot het leveren van betere woningen met minder aanwending van energie en materiaal. Het is de taak der architekten het middel, machine, aan te wenden tot verrijking van het menselijk leven, door de industrializatie van het bouwen naar groter | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
architektonische mogelijkheden te stuwen. 5. Slechts als de diktatuur der financiemachten vervangen is door een ware demokratie, t.t.z. de ekonomische demokratie gekoppeld aan de politieke demokratie, zal de uitholling van het bestuursapparaat en de politieke ideologie tot een totaal vervalste superstruktuur, zonder wortels in de waardering en het akkoord van het volk, kunnen ophouden en zal een geloof in de mens en zijn bestemming en opdracht houvast krijgen. 6. Het moet mogelijk zijn deze hervormingen geleidelijk door te voeren, vermits ze overeenstemmen met de belangen van de overgrote meerderheid van het Vlaamse volk. De nationale heropstanding van het Vlaamse volk zal slechts werkelijheid worden als ze wortelt in de sociale bevrijding. Maar sociale bevrijding impliceert opbouw van een bevrijdend levensmilieu, een hernieuwde stad en land. Slechts in het besef van een hernieuwde waardigheid kan een ware volkskultuur opbloeien met het stralende gelaat van een naar de toekomst schouwende bouwkunst.
Hoe deze brochure beëindigen? Met een hernieuwde oproep tot vernieuwing? Het hele opstel is misschien al te veel in vloeken vervallen, waar kalmte wellicht meer overtuigend ware geweest... voor de reeds bewusten. Er moest echter geroepen worden om de slaapwandelaars wakker en woedend te maken. Het gaat om veel, het gaat eigenlijk om alles... Hoe zal die stad van morgen zijn?
Een vuilnisbak, een schrijn?
Een stad voor de mens?
Een stad voor het zwijn?
Stenen en wolken, aarde en water zwegen.
Evenmin ligt het antwoord te rapen langs de wegen.
| |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
De bouwers bouwen, maar zonder plan
Chaos van steen op steen, wijl 't niet anders kan.
Ochtendzon, uw gensterbundels lokten een tere stengel
uit het troebelgroene water
met glanzend scherpe knop, als een smaragden dreiging
maar die zich in de gouden morgen mild ontvouwde
tot uw schitterend symbool,
gouden hart, omkranst van wit en roze vlammen
feestelijk blije bloem, plan van een stad.
Zo zou de geest, eens door u in ons gelegd,
een symbool kunnen bouwen uit de chaos,
een stad, uw beeld, en open voor uw stralen,
tolk van liefde, waaruit ontstaan de mens.
Liefde, doorgereikt daarna van mens tot broeder
hand en geest gebarend in staal, beton en glas
naar het stil glimlachend raadsel heelal
waarvan hij hart en tolk is
door eigen wil
zingend in steen van het groot geheim
verhuld in het totale ZIJN
onuitspreekbare naam, mateloos groots,
maar aanwezig in het hart der waterlelie
morgenzon, hunkerend naar het Woord
dat groeit van niets naar AL.
|
|