en de ontwikkeling van het heelal zelf.
Wellicht was uw geldbeugel niet genoeg gespekt voor het vliegtuigbiljet. Gij zijt echter de vermoeienissen te boven gekomen van de lange tocht per wagen naar Spanje of Joegoslavië en zijt, na het onverschillig gebaar ‘kom maar binnen’ van de doeanier, Quiévrain doorgereden, of de grenspost in Maaseik gepasseerd.
Nu wacht u een beproeving, veel pijnlijker dan het zien der dingen vanuit de hoogte, want nu zit gij er middenin.
De wegen zijn straten. Een stenen dijk scheidt u van het landschap. Die stenen dijk is als een nachtmerrie van een materialenleverancier. Baksteen in alle denkbare en onmogelijke kleuren, van hevig geel, flauw wit, savooigroen tot giftig violet, van goedkope blauwe inkt tot het vuile zwart van rioolwater.
Dakbedekkingen schreeuwen hun aanwezigheid uit door gekompliceerdheid, tekstuur en kleur, roze asbest, groene leien, rode pannen, zwarte geverniste pannen, en buiten de agglomeraties, waar af en toe een boom laat vermoeden dat we ons op het platteland bevinden, fantastisch geknipte rieten page-kopjes van knusse pseudo-villa's en pseudo-‘heerelicke kastelen’.
Ge kunt u bevoorraden aan benzinestations in Normandische stijl, colonial style, ‘Vlaamse’ stijl, moderne stijl en industrial-design style.
Ge kunt de innerlijke mens versterken in ‘auberges’ met geruite gordijntjes en smeedijzeren uithangborden, ‘rôtisseries’ met pseudo-vakwerkgevels, fritures met uitnodigende, uitgezaagde chef-koks. Drankhuizen zijn er in oneindige variëteit, van het genre gildehuis of volkshuis, met een dorre, afstotende, officieuze karakterloosheid, tot de uitnodigende cafeetjes met rode gordijnen en diskrete parking, van de plaatselijke ‘warme landen’.
En reklame. Ha, ha, reklame genoeg! Van cola tot de nationale pils. Voortdurend wordt u onder de sug-