| |
| |
| |
Een sage herleeft
Jef Last: De Vliegende Hollander
Het is wel een merkwaardige sage, die het woord ‘Hollander’ met ‘vliegen’
verbindt; de combinatie heeft immers niet bepaald betrekking op de prestaties
van de K.L.M., maar op een man, die God lasterde en daarvoor gedoemd werd tot de
jongste dag te blijven bewegen; deze sage is dus bij uitstek de sage van een
dynamisch wezen, terwijl de Hollander juist bekend staat als iemand, die aan
zijn tradities gehecht is. Representatief voor het gehele volk is het verhaal
van het geheimzinnige spookschip dan ook niet; veeleer begeleidt het ons door de
tijden tegen de zin der meerderheid, met in de hoofdrol een mephistophelische
schim, die o.a. de naam Van der Decken draagt. In het bekende boek van dr G.
Kalff Jr., De Sage van den Vliegenden Hollander, vindt men
genoeg litteratuur over dit interessante onderwerp bijeengebracht; voor het
opstel van heden legt voornamelijk de psychologische betekenis
ervan gewicht in de schaal. Immers: dat de Vliegende Hollander steeds weer
schrijvers in verleiding brengt, is vooral een quaestie van psychologische
belangstelling; men vindt in het spookschip een protest tegen de wetten van de
tijd, die de mens slechts zeventig of tachtig jaar leven
gunnen; de Vliegende Hollander maakt op die regel een uitzondering, omdat hij
dwars door de wetten van de tijd heenvaart, zoals hij dwars door de reële
schepen heenvaart, waarvan de bemanning verstijfd van schrik op de noodlottige
botsing wacht. Het spookbeeld van de scheepvaart is ook het fantoom van de tijd;
als zodanig sluit deze sage onmiddellijk aan bij die van de Wandelende Jood, die
men op gezette tijden steeds weer gezien beweert te hebben. Zijn wij niet allen,
behalve de gezeten mensen ener stedencultuur, ook nog ergens nomaden, wier
tijdsbegrippen ongetwijfeld geheel anders geordend moeten zijn dan de gangbare?
Zijn personages als Van der Dec- | |
| |
ken en Ahasverus in wezen niet
‘nomadische wensdromen’ van de mens, die dit eeuwige zwerven evenzeer
verafschuwt als heimelijk bewondert? Het is een wens der kinderen om altijd door
te leven, het is tevens een wens, die hen doet griezelen, omdat zij zich daarbij
niets voor kunnen stellen; want het eeuwige leven op aarde, hoezeer het ook een
vervulling zou betekenen van allerlei verlangens naar bestendiging van het
individuele bestaan, wordt iets verschrikkelijks, wanneer men niet óók de
eeuwige jeugd der Olympische goden heeft. Van deze twee kanten van de wens
(verlangen naar bestendiging en angst voor de bestendiging) is de sage van de
Vliegende Hollander de projectie; maar de angst is de meerdere gebleven, en
daarom is Van der Decken een vervloekte, een lichaamloos spook geworden; deze
nomade is een onmogelijke nomade, in opstand tegen God en
daarom ‘boven de tijd verheven’.
De dramatisering der sage door Wagner is zo algemeen bekend, dat ik er hier wel
niet uitdrukkelijk aan behoef te herinneren. In de Nedelandse letteren van de
laatste jaren ziet men haar herleven in een visionnair stuk proza van Marsman
(1927), terwijl onlangs Ben van Eysselsteyn nog een poging heeft gewaagd in zijn
Van Poolster tot Zuiderkruis om het thema met romantiek te
omspinnen. Thans komt Jef Last met een nieuwe bewerking van het oude gegeven,
die, wat men erverder ook tegen moge kunnen inbrengen, van deze moderne versies
het meeste belang heeft. Marsmans proza immers heeft geheel en al het karakter
van een fragmentarische uitbarsting (‘uitstapje’ op prozagebied van een
dichter), terwijl het boek van Van Eysselsteyn aan de oppervlakte blijft; Last
daarentegen grijpt het element van protest tegen de tijd bewust aan om er zijn
revolutionnaire belijdenis mee te identificeren. De revolutie is volgens zijn
opvatting evenzeer een protest tegen de tijd en de vastgelegde maatschappelijke
vormen als de Vliegende Hollander; het spookschip kan dus getuige zijn van
verschillende Europese revoluties, het kan ook getuige zijn van de mislukking
dier revoluties, juist doordat zij overwinnen en de menselijke
waardigheid, waarin de revolutionnaire daad haar rechtvaardiging kan
vinden, verloochend wordt voor het succes en voor de tactiek.
| |
| |
Het spreekt vanzelf, dat deze opvatting van de sage een persoonlijke
interpretatie is van Jef Last. De Vliegende Hollander is oorspronkelijk geen
revolutionnaire figuur, al rebelleert hij tegen God en al is hij gedoemd
voortdurend ‘in beweging te blijven’. Dat Last in Van der Decken iets kon
leggen, dat hem geschikt maakte voor de rol van de eeuwige revolutionnair, is
dan ook slechts te danken aan het element van protest, dat de figuur Van der
Decken vertegenwoordigt. Van der Decken staat alleen in zijn
strijd om de meridiaan te passeren en hij wil de overwinning behalen, het koste
wat het koste, hij wil, dat het Recht zegeviert, en hij worstelt daarom ook
tegen God, aangezien hij meent, dat God aan het apocalyptische Dier de macht op
aarde heeft gegeven. Maar met deze figuur alleen zou Last nog geen uitdrukking
hebben kunnen geven aan zijn bedoelingen. Hoofddoel van zijn roman is, zoals hij
in een nawoord zegt, niet een originele of historisch juiste schildering te
geven, maar het is hem uitsluitend te doen, schrijft hij, om ‘de nieuwe zin, die
het leven voor mij, sinds ik in Spanje was, gekregen heeft. In zooverre is De Vliegende Hollander een parallel van mijn boek De Laatste Waarheid, waarin ik evenzeer trachtte deze zin uit te
drukken, zonder dat echter, met een enkele uitzondering, de critiek dit heeft
begrepen. Ik zou mij rijkelijk beloond voelen voor de moeite aan dit boek
besteed, wanneer ik ditmaal beter verstaan werd.’
Het is altijd gemakkelijk, wanneer een auteur ons vast uitlegt, hoe men zijn boek
heeft op te vatten... al getuigt het niet van al te veel vertrouwen op de
overtuigingswaarde van het boek zelf. Het was immers niet geheel en al de schuld
van de critiek, dat zij er niet in slaagde de zin van Lasts vorige roman De Laatste Waarheid te ontdekken, aangezien iemand, die een
satire schrijft zonder aanwijsbaar gevoel voor humor te vertonen, moeilijk kan
verwachten, dat de lezer wegwijs wordt tussen een aantal dwaze figuren, die Last
als satirisch belieft te voelen. Dat hij in deze nieuwe roman zo uitdrukkelijk
verzoekt beter begrepen te worden, doet dan ook ietwat zonderling aan, temeer
omdat De Vliegende Hollander op zijn minst genomen heel wat
beter is dan De Laatste Waarheid en de symboliek aan
duidelijkheid ook niet veel te wensen over- | |
| |
laat. Integendeel: die
symboliek is haast overduidelijk, en met De Vliegende
Hollander achter de rug kan men nu ook wel ongeveer begrijpen, wat Last met
zijn vorige boek heeft bedoeld; het kwam er alleen maar niet uit. Kennelijk is
de nieuwe zin van het leven sedert zijn verblijf in Spanje voor Last een nieuwe,
in wezen anti-Marxistische opvatting van de revolutie; om dat te verduidelijken
heeft hij om de Vliegende Hollander een aantal personen gegroepeerd, die de
strijd van Van der Decken om de overwinning begeleiden.
Hij gaat daarbij uit van het bekende motief, dat de Hollander alle honderd jaar
aan land mag gaan; één jaar aan wal tegenover een eeuw spookachtig
nomadenbestaan. Bij deze gelegenheid nu heeft de bemanning van het schip, zoals
het opgetuigd is door Jef Last, telkens gelegenheid om een revolutie mee te
maken en ook de mislukking ervan, omdat de idee der menselijke waardigheid
verloren gaat in de strijd om de macht. Zo zijn Van der Decken en zijn volk
tegenwoordig bij de revolutie van Cromwell, die naderhand de onderdrukker wordt,
omdat hij zijn belangen hoger stelt dan de vrijheid; later nemen zij deel aan de
Franse revolutie, waarbij hetzelfde proces zich voltrekt; de derde etappe is de
Russische revolutie, die opnieuw de wil tot een waardiger menselijk leven laat
ondergaan in de strijd om de macht, waardoor het ideaal ontwijd wordt. Het zou
Last niet zo gemakkelijk gevallen zijn om Van der Decken in al deze
revolutionnaire perikelen te betrekken, als hij niet naast hem een tweede
hoofdpersoon had ingevoerd, de scheepsjongen Jonathan, die hier voor Lasts eigen
idealen en conflicten staat en gaandeweg veel meer op de voorgrond treedt dan
Van der Decken zelf. Deze Jonathan, die zich telkens weer herkent in een John,
Jean en Iwan der verschillende revoluties, is het subjectieve middelpunt van de
roman; hij beleeft de revolutie weliswaar met Van der Decken,
die overwinnen wil, maar staat ook critisch tegenover Van der
Decken, omdat het hem steeds duidelijker wordt, dat niet het resultaat der
machtsverschuivingen, maar alleen de evangelische idee der liefde, der
menselijke waardigheid de revolutie rechtvaardigen kan. Deze ommekeer in
Jonathan-Last is een afspiegeling van de ‘bekering’ van André Gide, die, na aan-
| |
| |
vankelijk het Stalinistisch communisme te hebben beschouwd als
een winst voor de mensheid, eveneens het evangelische element als het wezenlijke
bestanddeel der revolutie is gaan stellen tegenover de Russische machtsphase.
‘Ik neb de revolutie lief, maar wanneer er een misdaad geëischt werd om haar te
beschermen, zou ik liever mijzelf dooden. De revolutie is er niet slechts voor
Frankrijk, wij moeten rekenschap over haar afleggen aan de heele menschheid. Ik
wil dat alle volken een-maal de revolutie zullen zegenen. Vereenigt U om er voor
te waken dat de revolutie menschelijk kan blijven’, laat Last een stem zeggen,
waarin Jonathan (gedurende zijn aanwezigheid bij de Franse revolutie) zijn eigen
gedachten herkent. Tegenover Van der Decken, die alleen bekommerd is om de
overwinning tot iedere prijs en tegenover Gerbrand de roodharige putgast met de
horrelvoet, in wie Last al te duidelijk-symbolisch het duivelse rancune-element
der revolutie heeft willen tekenen, behelst wat deze stem zegt ongeveer de
nieuwe zin van het leven, die Last in Spanje gevonden heeft. Het is merkwaardig,
dat men lange jaren revolutionnair ‘van de daad’ geweest moet zijn om tot zulke
betrekkelijk simpele gedachten terug te kunnen keren; over deze vorm van
herontdekking van gemeenplaatsen heb ik naar aanleiding van Gide's bekering
vroeger al een en ander geschreven, dat men ook op Last van toepassing zou
kunnen achten, al is deze herontdekking bij Gide veel overtuigender dan bij zijn
Nederlandse discipel.
Men kan zich n.l. op den duur niet onttrekken aan het gevoel, dat Last de sage
van de Vliegende Hollander ietwat kunstmatig heeft vastgekoppeld aan zijn eigen
nieuwe zin des levens. Terwijl zijn roman goed inzet, zien wij het procédé
langzaam maar zeker verlopen in een aantal revolutionnaire taferelen, die met de
‘nomadische wensdroom’ vrijwel niets meer uitstaande hebben; wij verzeilen in
beschrijvingen van historische gebeurtenissen, die nogal onhandig gerangschikt
zijn om de telkens terugkerende symbolische revolutiefiguren, wij beginnen Van
der Decken te vergeten, en zien Jonathan de scheepsjongen steeds meer een
spreekbuis en klankbord worden van Lasts theorieën over de zin der eeuwige
revolutie. | |
| |
Daarom begint dit boek teleur te stellen, zodra de
equipage van het schip deel gaat nemen aan de omwentelingen, want het schip
houdt daarmee op het werkelijke centrum, te zijn, het wordt, behalve
spookachtig, ook schimmig voor onze verbeelding, en dit nu had Last behoren te
voorkomen; want aan het slot, als hij Van der Decken weer duidelijk voor den dag
laat komen en het schip zich hyper-symbolisch in de golven oplost, hebben wij
allang opgehouden aan de toepasselijkheid der sage voor deze gelegenheid te
geloven. Opnieuw moeten wij constateren, dat Last zich de tijd niet heeft gegund
om een belofte in te lossen; hij schijnt de grootste moeite te hebben met het
uitdenken van een boek, hij begint, ook hier, naarmate hij
het einde nadert, rommeliger te componeren, slordiger te schrijven. Dit is
misschien zijn speciale noodlot, maar het is daarom niet minder jammer van een
inzet, die iets beloofde en die bewees, dat Last de oude sage voor een zeer
persoonlijke interpretatie wilde gebruiken. Het komt er minder op aan, welke die
interpretatie is, als zij maar overtuigt; en daaraan ontbreekt bij Last zo het
een en ander, ook al heeft hij zich flink gedocumenteerd voor de scheepstermen
en de historische gebeurtenissen. Men zal er nochtans goed aan doen zijn roman
niet ongelezen te laten, aangezien reeds de inzet veel verraadt van wat het
geheel had kunnen worden.
|
|