manuscripten, maar il
n'y a qu'un pas! - voor het al dan niet schrijven van bepaalde romans.
‘Het is duidelijk, dat bij dezen stand van zaken de cultureele taak van den
uitgever ernstig gevaar loopt in het vergeetboek te geraken. Het gansche bedrijf
wordt tot in zijn onderdeelen zoozeer tot een commercieele onderneming gemaakt,
dat er geen plaats meer overblijft voor de cultureele functie, die van oudsher
eigen is geweest aan de uitgeverij.’
Ik zou hieraan willen toevoegen, dat ik voor mij meer waardering heb voor een
uitgever, die de zakelijke dingen strikt zakelijk beschouwt en uit dien hoofde
een ‘best seller’ met een genegen blik aanziet, dan voor de uitgever, die het
commerciële door de geest flatteren en de geest door het commerciële verkoopbaar
maken wil. Want begripsverwarring is het allerongezondste voor de boekenmarkt.
Tegenover het pleidooi voor het gemiddelde Europese peil van de uitgever kunnen
wij een heel ander pleidooi stellen: dat van de ‘broodschrijver’ (hij noemt
zichzelf zo) Herman de Man, die in het weekblad De Nieuwe Eeuw
een jammerklacht slaakt over de ondankbaarheid van het Nederlandse volk jegens
zijn vertellers. Blijkbaar behoort De Man, ondanks de vele successen die hij
boekte, nog niet tot de groep der 50 mi lle, althans hij klaagt steen en been,
na zich uitvoerig op zijn grote verdiensten te hebben laten voorstaan (ik bedoel
natuurlijk morele en artistieke verdiensten). Maar wat betaalt men er voor,
vraagt De Man zich triest af: ‘geen sou’, ook al heeft men, zoals; hij, talrijke
Nederlandse woorden voor het nageslacht gered, zoals daar zijn: temee,
rechtevoort, lee, kree, snaartje, lansing, knoerst, stoop (stobbe), krom
(kromming), leun, herfst, kerreband, kitteband, kabbel, schie, root, sticht
(laan), knolstoof, weegen, tornen, writselen, kooten, hufter, beslagen (rijk),
kwakken, aker, moor, schouw (punter), schot, rolaf, wiep, otterhond, muishorid,
kennip, trouw (huwelijk), broes en groep, zenuwzinkingskoorts,
pottenbakkerstering, flerecijn, koudvuur en nog vele andere meer.
Terwijl de uitgever zegt, dat het publiek zo kwaad nog niet is, meent De Man, dat
alles samenspant (uitgevers incluis) om de broodschrijver, de geboren verteller,
uit te mergelen; hij acht