verder op de achtergrond; hoofdfiguur wordt in de
eerste plaats zijn zeer vitale zoon Herre, in wiens persoonlijkheid Theun de
Vries kennelijk het naar de trustvorming groeiende kapitalisme heeft willen
karakteriseren. Deze Herre is stellig een van de beste personages uit het gehele
boek; hij is de man van actie, die zich bij de keuze van zijn vrouw laat leiden
door het geld, dat die vrouw hem zal aanbrengen; verder het type van de zakenman
met een goede kern, maar zonder scrupules en gespeend van overbodige
fijngevoeligheid, wanneer het er om gaat de ‘zaak’ tot bloei te brengen; een
boer nog, maar reeds met stadselementen, een tussen figuur zoals het
zuivelbedrijf, waarin hij carrière maakt, een tussenbedrijf is van de moderne
tijd.
Daarnaast speelt de andere zoon van Tjalling, Rudmer, een belangrijke rol. Ook
hij vertegenwoordigt een maatschappelijk probleem van zijn tijd: de strijd
tussen geloof en ongeloof, waarin hij als student in de theologie te Groningen
en later predikant in een Fries plaatsje betrokken wordt; de theologie van die
dagen is, zou men kunnen zeggen, evenals het zuivelbedrijf van Herre een
‘tussenbedrijf’, tussen geloof en ongeloof ditmaal. De student Rudmer moet zich
in een compromis redden, omdat hij de bijtende critiek van een mephistophelische
vriend, Vitringa, niet ten volle durft onderschrijven; zijn liefde voor Ruth d'
Aby, meisje uit gegoede bourgeois-familie, wordt dan de idylle, waarin hij
tijdelijk de kracht vindt om het predikambt waar te nemen; door haar dood komt
hij tot het inzicht, dat hij zich vergist heeft en moet hij de consequenties
trekken van de critiek van Vitringa.
Als complete figuur is Rudmer minder geslaagd dan Herre, omdat De Vries het
probleem waarom het hier gaat, slechts oppervlakkig aangeeft. Beeldend is hij,
waar hij de sfeer van het Groningse studentenleven oproept, maar hij schiet
tekort in de analyse van de theologische vraagstukken; een man als de critische
Vitringa blijft wel heel erg de conventionele Mephisto, en de strijd van Rudmer
om de theologie vermag ons ook niet bijster te overtuigen. Nog minder echter de
idylle met Ruth d' Aby, hoewel de schildering van het gezin d' Aby De Vries in
de gelegenheid stelt de feministische en socialis-