| |
| |
| |
Koning Christina
Alfred Neumann: Königin Christine von
Schweden
De schrijvers van en om de Duitse emigratie (d.w.z. zij, die in het
vóór-Hitleriaanse Duitsland reeds naam hadden gemaakt en dus hun bestaan in den
vreemde slechts verder hebben te bewijzen bij andere uitgevers) schrijven
historische romans of historische biographiën. Dat verschijnsel is merkwaardig,
en ik zou niet graag willen beweren, dat ik het een bijzonder gunstig
verschijnsel vind. Gedeeltelijk weliswaar is deze vlucht naar het verleden
slechts de voortzetting van iets, dat reeds voor de nationaal-socialistische
omwenteling begonnen was; maar daardoor wordt het symptoom op zichzelf niet
minder karakteristiek. Een revolutie, die de schrijver dwingt het land te
verlaten, waar hij eens tot de elite werd gerekend, zou in bepaalde gevallen ook
een innerlijke revolutie kunnen betekenen; des te opmerkelijker is, dat zulks
maar hoogst zelden het geval is. Er zijn zeker door geëmigreerde Duitse
schrijvers boeken gepubliceerd, waarin een reactie op de catastrophale
gebeurtenissen te bespeuren was; maar die reacties waren voor het merendeel te
onmiddellijk onder de indruk van het voorgevallene op het papier geworpen, dan
dat zij meer dan een voorbijgaande indruk hadden kunnen maken en zij waren zeker
niet het resultaat van een ‘bekering’. Der Hass van Heinrich
Mann was een op zichzelf begrijpelijke en in het verband der toenmalige
verwarring ook respectabele brochure van een rationalist, die zich geschokt
voelde doordat aan de Rede tekort werd gedaan; veel is er sedert dien niet
verschenen, dat boven dit peil uitging. Een sobere en onopgewerkte, maar zuiver
als document bedoelde schriftuur als De Veensoldaten kon juist
daarom sterk de aandacht trekken; hier spraken de ongeromanceerde gebeurtenissen
zo sterk voor zichzelf, dat men zelfs een belangrijke roman over die
gebeurtenissen als Le temps du Mépris (niet van een Duitser,
maar | |
| |
van een Fransman, André Malraux!) met minder directe
‘deelneming’ las dan dit nuchtere relaas van naakte feiten.
En nu vluchten de gerenommeerde auteurs der emigratie in het verleden, d.i. in
een stof, die hun wel toespelingen òp en vergelijkingen mèt de huidige situatie
mogelijk maakt, maar hen toch in de eerste plaats vervreemdt van de ernst dier
situatie. Heinrich Mann zoekt Hendrik IV op, Ludwig Marcuse Ignatius de Loyola,
Gina Kaus Catharina de Grote, Alfred Neumann Napoleon III etc.; de lijst is
geenszins volledig. Er is over de wetenschappelijke en litteraire qualiteiten
van die boeken (ieder voor zich) natuurlijk veel te zeggen, maar de aan alle
gemeenschappelijke tendentie tot vluchten is duidelijk genoeg. Vergeefs speurt
men vooralsnog naar een emigrantenboek dat zich zonder de gebruikelijke rancune
en journalistiek meet met de tegenstander en dat ook maar in de schaduw zou
kunnen staan van het fascinerende boek van de intellectuele roofridder Ernst von
Salomon, een der ‘buitenbeentjes’ van het nationaal-socialisme (in de vorm van
een intellectuele Duitsland-mystiek); een boek dus, dat als tegenpartij zou
kunnen gelden van deze biecht, Die Geächteten. Want met
geweeklaag en rancune alleen zal het werkelijke boek der Duitse emigratie niet
worden geschreven, en evenmin met historische romans en biographieën over
ongeveer alle neurasthenische of anderszins beroemde personen, die de
wereldgeschiedenis zoal heeft opgeleverd. Ik wil nog verder gaan: het is mij
volkomen onbegrijpelijk, dat geen der officiële
emigranten-auteurs dat werk van Von Salomon als een uitdaging voelt, die een
antwoord eist, een afrekening! Een afrekening is iets anders dan het formuleren
van een paar nietszeggende woorden over wreedheden en onbeschaafdheden, die Von
Salomon zijn lezers niet onthoudt; een afrekening zou moeten aantonen, dat het
Duitsland van Von Salomon met zijn intellectuele bloedmystiek niet
alleen het ware Duitsland van na de oorlog vertegenwoordigd heeft. Of
wel: zulk een afrekening zou de beschamende erkenning moeten inhouden, dat de
huidige emigratie het ware Duitsland niet heeft gekend, althans niet heeft willen kennen.
Het is voor allen, die zich tegen de ideologie van het natio- | |
| |
naal-socialisme verzetten en die, zelfs gewapend met een zeer sterke bril, in
het Derde Rijk geen sporen van een werkelijke culturele opleving kunnen
ontdekken, een bittere teleurstelling, dat de Duitse emigratie zich met alles
eerder bezighoudt dan met de dingen, die de Europeaan van nu boeien. De Duitse
emigratie schijnt bezig steriel te worden; de gemiddelde schrijver van die
emigratie produceert jaarlijks zijn door het rhythme van de boekenmarkt vereiste
werk; maar van een innerlijke vernieuwing blijkt vrijwel niets en over alle
Cervantes-Loyola-Catharina-boeken, vergeten na één seizoen (zoals billijk is),
wordt met spoed het welbekende ‘stof der eeuwen’ uitgeschud.
Er is slechts nog te hopen op verrassingen, op onbekende namen, op de werkelijke emigratie, die er toch ook moet zijn, ergens,
misschien in Amsterdam, misschien in Parijs of Praag; maar als er schrijvers
zijn, die iets te zeggen hebben, dat buiten het kader van de normale historische
aandoeningen valt, dan is het nog zeer te betwijfelen, of zij een uitgever
zullen vinden. Men kan het de uitgevers van emigrantenboeken overigens niet
bijzonder kwalijk nemen, dat zij in deze crisistijd liever op Vicki Baum wedden
dan zich aan gevaarlijke experimenten wagen; desalniettemin blijft het feit
bestaan, dat zij angstvallig de platgetreden paden bewandelen, en dit stemt tot
groot pessimisme ten opzichte van de toekomst dezer emigratie. Of zij gaat te
gronde aan haar eigen aestheticisme en eclecticisme, haar geestelijke
steriliteit, òf zij gaat te gronde aan de nuchtere economie, die het werkelijk
belangrijke, dat officieus geboren wordt, verhindert aan het licht te komen....
Dit vooraf, en niet om de lezer bij voorbaat te ontraden, het nieuwe boek van
Alfred Neumann, dat (het kader getrouw) de historische figuur van Christina van
Zweden (1626-1689) behandelt, te lezen. Ongetwijfeld maakt Königin
Christine geen uitzondering op de regel; dit boek zou door iedere
kosmopoliet geschreven kunnen zijn, zoals het onderwerp door iedere kosmopoliet
gekozen had kunnen zijn, maar de distinctie van speciaal deze behandeling van
een interessante stof maken het toch minstens tot boeiende lectuur. Christina
van Zweden, | |
| |
een persoonlijkheid met uitgesproken mannelijke en
hysterische karaktereigenschappen, de dochter van de energieke Gustaaf Adolf en
een tot hypochondrie neigende moeder, is zeker iemand, die de aandacht kan
trekken van de schrijver van Der Teufel, een boek, dat ook in
Nederland veel opgang heeft gemaakt. De schrijver vermeldt, dat hij deze
biographie reeds ontwierp in 1923/24, maar dit ontwerp uitwerkte in 1935. Of hij
zijn boek in het zog van de Garbo-film wilde laten varen? Het lijkt mij niet
onmogelijk; althans vindt men bij Neumann een paar kenbaar polemische
opmerkingen tegen die film gericht (overigens volkomen rechtvaardig). Greta
Garbo speelde een zeer onhistorische en bovendien psychologisch nog zeer
onwaarschijnlijke Christina van Zweden; zij was een ‘reizend fatale Majestät’,
zegt Neumann, terwijl de ware Christina een hoge schouder, een lelijk gezicht en
een mannelijke stem had. Op haar oude dag moet zij er zelfs bepaald onsmakelijk
hebben uitgezien. Dus kan Neumanns biographie zeer zeker als pikante
tegenstelling dienst doen tot het Amerikaanse filmproduct.
Dit boek van Alfred Neumann is geen historische roman, maar een zeer nuchtere,
van alle fantastische vermoedens gespeende levensbeschrijving, vrucht van een
zeker nauwgezette bestudering van het materiaal. Hoewel het dus een typisch
voorbeeld is van de vlucht in het verleden, die de emigratie tot productiviteit
schijnt te inspireren, en de litterator als historicus laat zien, maakt het een
betrouwbare en ook geenszins tweeslachtige indruk; het is wat het wil zijn: een
biographie. Het begin van Königin Christine is zelfs eerder
wat droog en monotoon dan geromanceerd; met een zekere vlijtige
volledigheidsneiging geeft Neumann verslag van de historische gebeurtenissen,
die zich afgespeeld hebben om de onmondige Christina, door de dood van Gustaaf
Adolf plotseling tot de regering geroepen, zij het dan onder de energieke
leiding van de kanselier Axel Oxenstierna, die haar de titel van ‘koning van Zweden’ bezorgde om de continuïteit van het mannelijke
koningschap niet in gevaar te brengen. Ook de tien jaar van haar zelfstandige
regering (1644-1654) beschrijft Neumann met de preciesheid van de
geschiedschrij- | |
| |
ver, die hier en daar niet vrij is van een
zekere dorheid. Maar ik verkies, in dit genre, toch verre deze
‘natuurgetrouwheid’ boven de halve romans, volgestopt met wat historische stof
en een eigen fantasietje, die geen vlees en geen vis zijn. Het moge dan op
zichzelf beschouwd niet onbedenkelijk zijn, dat de litteratuur bij een schrijver
verdrongen wordt door de zuiver historische belangstelling (omdat men van een
schrijver nu eenmaal andere dingen verwacht), het is daarbij toch te prefereren,
dat de lezer iets voor zich krijgt, waarvan hij het gehalte kan bepalen. De
verslaggeverstoon, die Königin Christine in de eerste
hoofdstukken zo nu en dan heeft, is er min of meer een waarborg voor, dat ook de
zoveel boeiender latere stukken, die Christine's avontuurlijke zwerftochten door
Europa na haar troonsafstand en haar bekering tot het katholicisme behandelen,
gedocumenteerd zijn en niet met romancier-handigheid ‘bijgewerkt’.
Desondanks is Neumann ook in dit op zuiver historische leest geschoeide werk geen
historicus pur sang. Wat hem voornamelijk aan koningin Christina interesseert,
is het psychologische element: haar geslachtelijke tussenpositie tussen vrouw en
man, haar afkeer van het huwelijk, haar omgang met geleerden, die haar hof
tijdelijk het karakter gaven van een humanistenparadijs (naar men zegt, heeft
zij de dood van Descartes op haar geweten, omdat zij hem in de kou liet zitten
en veel te vroeg opstaan), haar bekeringsgeschiedenis (die inderdaad een
allermerkwaardigste aangelegenheid is), haar verval tot ‘intellectuele’ en
andere sensatie, haar ‘hysterie’. Dit alles ligt volkomen in de lijn van de
Duitse romanciersbelanstelling in de geschiedenis onder invloed van Freud en de
psychoanalyse; maar Neumann heeft, zonder wereldschokkende dingen te
demonstreren, op een gelukkige manier vat op het karakter van Christina, dat
b.v. bij Strindberg zeer onjuist schijnt te zijn voorgesteld. Barok en hysterie: dat zijn hier eigenlijk de twee
voornaamste gezichtspunten. ‘Das Leben der seltsamen Christine von Schweden ist
der Mikrokosmos der seltsamen Barock’; geen onaardige definitie inderdaad. Barok
is zeker Christina's bekering tot het katholicisme, die gepaard ging met
algehele godsdienstige onverschilligheid; | |
| |
het was, volgens Neumann,
de sensatielust, die hier de doorslag gaf, die Christina kroon en land deed
opgeven en die dan ook werd beloond met een schitterende intocht in het
pauselijke Rome, waar Alexander VII hoopte van haar een paradepaard voor de
katholieke kerk te maken; ‘die wahrhaftig ungewöhnliche Frau gab nicht die Krone
auf, um katholisch zu werden, sondern um königlich nach Rom zu kommen... das ist
nicht die schlechteste Formel für Barock’, zegt Neumann. Dat de pauselijke
berekening faalde, lag niet aan Alexander, maar aan de weinig voorbeeldige
wijze, waarop Christina haar leven verder leidde. Het is een wonderlijk ratjetoe
van verschillende belangstellingen, die in Neumanns biographie aan ons oog
voorbijtrekt; deze barokke koningin heeft zich voor de alchemie en voor pillen
ter verlenging van het leven geïnteresseerd, maar ook aphorismen nagelaten, een
academie opgericht en pompeuze bals masqués gegeven; zij heeft de onaangename
eigenschappen van de politieke intrigante, zij is voortdurend op jacht,
onbevredigd en tevens physiek gehard. In een van haarPensées
staat: ‘L'on est enfant toute sa vie, et l'on ne fait que changer d'amusements
et de poupées.’ Volgens Neumann kan men die uitspraak toepassen op haar eigen
infantiele levensstijl; ‘het kind Christina amuseerde zich eerst met studeren,
toen met philosopheren, toen met regeren, toen met converteren, toen met
intrigeren en voortdurend met fantastisch politiseren.’ In ieder geval levert
zulks iets geheel anders op dan de verschijning van Greta Garbo....
Er zijn enige overeenkomsten tussen deze Zweedse koningin en de ongelukkige
Wagnervereerder Lodewijk II van Beieren; in beider leven is het vooral de
steriliteit van het culturele gebaar, die zich aan ons opdringt. Wat deze twee
mensen geweest zouden zijn, wanneer zij in anonymiteit waren geboren en getogen
en dus niet de hulpbronnen van de macht tot hun beschikking hadden gehad om zich
te handhaven en hun innerlijke holheid in een barok cultuurspel om te zetten? In
afwachting van de verrassing, die de emigranten-litteratuur moge opleveren, kan
men aan de hand van dit geenszins verrassende, maar wel boeiende boek over het
thema steriliteitcultuur nog eens rustig mediteren.
|
|