| |
| |
| |
Goldoni
Een knecht van twee meesters
Carlo Goldoni (1707-1793) is een zeer vruchtbaar toneelauteur geweest; hij is het
type van iemand, die zijn leven aan het toneel heeft weggeschonken, want behalve
schrijver van toneelstukken was hij zelf ook acteur en liet voor die functie
zelfs de juristerij lopen. Zijn stijl houdt nauw verband met de Commedia
dell'Arte, maar heeft de invloed van Molière ondergaan, zoals ook uit Der Diener Zweier Herren duidelijk genoeg blijkt: zijn
betekenis is, dat hij de traditie van Molière wist te combineren met de eisen
der Venetianen, voor wie hij zijn comedie schreef. De typen van Goldoni zijn dus
niet de personages, die in het milieu van Molière de aandacht trokken, maar, op
zijn Italiaans, de ‘goede vrouw’, de ‘sluwe weduwe’, de ‘huwbare Pamela’ en
zowaar ook een ‘ingebeelde zieke’. Het pleizier der Italianen in dwaze situaties
en potsierlijke vergissingen spreekt overal uit zijn werk.
Dit in het algemeen. Het blijspel, dat wij gisteravond van de Reinhardt-Bühne
zagen, geeft een prachtig staaltje van deze lichte, charmante kunst.
Wonderbaarlijk: men is de ganse tijd geboeid door niets! Want
de dunne draad, die de drie acten aan elkaar verbindt - de dienaar, die probeert
het twee superieuren tegelijk naar de zin te maken, en drie
liefdesgeschiedenissen - is het niet, die ons interesseert. Wij kijken naar een
pudding, die door Hermann Thimig behekst wordt, tot zijn levenloze vorm een
meespelende gestalte is. Wij gaan op in de antithese van het haantje en het
hennetje, van de lege en de volle maag. Al deze dingen behoren voor een goed
gedrild cultuurmens achtergrond te zijn van veel diepzinniger en ernstiger
problemen; maar bij Goldoni, o mirakel, zijn zij op het eerste plan, en zij
fascineren, men weet zelf nauwelijks waarom. Het is een geluksgevoel, dat zich
van de stijve Noorderling meester maakt, dat hij een pudding nog zo naïef,
direct, | |
| |
elementair kan beleven; de commedia dell'arte herstelt een
contact met de functies van het alledaagse, dat ons zelf verrukt door de
kinderlijke spontaneïteit, waarmee het in een schouwburgzaal geboren wordt. Het
is begrijpelijk, dat men in de commedia dell'arte de mogelijkheid tot een
toneelrenaissance heeft gezien, en nog ziet; want nergens is de toneelspeler
zozeer op zichzelf aangewezen, zelf totaal verantwoordelijk voor zijn prestatie.
Geen Strindberg-suggesties of Ibsen-symboliek hangen dreigend achter hem; hij
is, verwant aan het rhythme van de marionet, weer een volledig wezen zonder
schrijver en zonder problemen, aan wier theoretische leiband hij moet lopen.
Ik zou gemakkelijk lyrisch kunnen worden over dit spel van Goldoni, maar ik zal
mij trachten te beheersen. Goldoni bekoort mij oneindig meer dan Molière, zeker
in de opvatting van Reinhardt; het vormelijke in Molière ontbreekt hier, en
daarvoor komt in de plaats een veel dichter bij het volk geboren gracie van
niemendalletjes. Alle motieven, die wij ‘innerlijk’ plegen te noemen, liggen
hier op straat, onder een heldere hemel, zonder de schaduw van het pessimisme of
de echo van ‘Hintergedanken’; men moet er eens op letten, deze mensen denken
niet, zij praten, zij denken met hun mond, zij denken tegen
elkaar aan, zoals men babbelt. De veruiterlijking (of liever: de primaire
uiterlijkheid, want er is van innerlijk nooit sprake geweest) der gevoelens
staat in de scherpste tegenstelling tot het ‘mijmeren’, ‘grübeln’ of
‘philosopheren’ van de mens uit het Noorden. In deze arabesken van het ene niets
naar het andere wordt de Hegeliaanse logica voor ons tijdelijk buiten werking
gesteld.
Max Reinhardt heeft met deze opvoering bewezen, dat hij niet alleen de beheerser
der massale regie is. Dit werk van Goldoni vereist voor alles een zeldzame
virtuositeit en tegelijk uiterste discipline van de acteurs afzonderlijk. Men
stelle zich één ogenblik deze lichtvoetigheid voor, bedorven door goedwillende,
maar loodzware dilettanten! In de laatste plaats, zou ik zeggen, moet hier het
dilettantisme aan het woord komen, of het moest zijn in de allerspontaanste vorm
van spel of dans; op het toneel is superieure techniek volstrekt geboden. | |
| |
Om bij de geciviliseerde, aan alles anders dan aan coquetterie met
puddingen denkende stadsmens, het primitieve contact met de dingen en de naïeve
levenslust weer op te wekken, is juist de grootste mate van cultuur en techniek
bij de acteurs een sine qua non. En daarover beschikken de spelers van Reinhardt
ruimschoots. Het was een avond van onvergetelijk toneel; en hoe vaak kan men dat
met de hand op het hart zeggen?
De mensen zijn bij Goldoni, evenals bij Molière trouwens, typen; met name bij
Goldoni ziet men nog, hoe die toneeltypen ontstaan zijn uit ‘straattypen’ (het
woord in de ruimste zin gebruikt). Het typeren is de natuurlijkste vorm van
psychologie bedrijven; men begint niet met de mens als een vat vol raadselen te
beschouwen, men begint een karakteristieke eigenschap naar voren te halen en
verantwoordelijk te stellen voor de gehele mens. Daaraan dankt niet alleen de
commedia dell' arte, maar ieder jong toneel zijn bekoring; het
‘grübeln’ is nog niet begonnen, de psychologie komt nog zo van de straat en is
nog baldadig. Het is voor de acteur (en eveneens voor de regisseur, die hem
leidt) dus zaak, dat type vast te houden, zonder in de goedkope, geforceerde
trucs te vervallen, die het type na vijf minuten onverdraaglijk maken.
| |
Commedia dell' arte en toneelherleving
Sommige gebeurtenissen willen niet zonder meer vergeten worden; daartoe mag
men ook rekenen Reinhardts opvoering van Der Diener Zweier
Herren. Het komt betrekkelijk zelden voor, dat tekst
(toneel-schrijver) en interpretatie (regisseur, acteurs, decorontwerpen) zo
harmoniëren, dat men de voorstelling beleeft als iets ‘Einmaliges’. Ik heb
echter serieuze mensen horen zeggen, nadat zij het stuk van Goldoni hadden
gezien, dat zij het bijzonder aardig en opwekkend hadden gevonden, maar ‘dat
het toch erg weinig om het lijf had; er zat niets achter....’
Ziedaar een komische vergissing. Het is zelfs niet onmogelijk, dat Reinhardt
zichzelf vergist in de waardebepaling van deze vertoning, want hij zei mij
dezer dagen, dat hij in het voor- | |
| |
jaar hoopte te komen met
‘etwas Seriöses’. Zonderling, deze beperking van het woord ‘serieus’ tot het
zware, dramatische, problematische! Deze voorliefde voor Faust boven Goldoni, alsof de sfeer, waarin de commedia dell'arte in
deze geperfectioneerde vorm ons brengt, niet evengoed haar ‘serieuze’
betekenis heeft voor de persoonlijkheid! Het is juist de volkomen
probleemloosheid, die hier boeit en verrukt. Eén probleem, één symbolische
‘aanduiding’ (de wilde eend is geen wilde eend, maar een wilde eend! Ibsen)
zou de betovering van dit spel verbroken hebben en de toeschouwer een wee
gevoel van gedupeerd-zijn hebben gegeven.
Ik ben er niet op uit, de stijl van de commedia dell'arte als een recept aan
te bieden ter genezing van alle kwalen van het toneel. ‘Het’ toneel, d.w.z.
het toneel van 1934, is niet te ‘redden’ door het eenvoudig terug te leiden
naar een stadium van dramatische onschuld. Een onafgebroken reeks van
harlekijns en pantalones zou ons al spoedig een kunstmatige beperking
toeschijnen. De voorstanders van de commedia dell' arte à tort et à travers
zouden niets liever willen dan de acteur van zijn problemen beroven en hem
weer maken tot een dansende, pirouetterende, in de salto mortale beter dan
in de metaphysica geoefende clown; het vanzelfsprekende, als uit de muziek
geboren toneel zonder philosophische ‘Leitmotive’ en expressionistische
krachttoeren met de menselijke psyche heeft voor hen zoveel
aantrekkingskracht, dat zij geneigd zijn de kunstmatigheid van hun
renaissance over het hoofd te zien. Het toneel, dat men in de opvatting van
Carlo Goldoni zou kunnen vergelijken met een sonate van Corelli, is nu
eenmaal niet alleen een ‘muzikaal’ genoegen. Men kan zich
niet altijd permitteren, om de verhouding van mensen onderling te zien, zoals men de thematische bewerking van de componist
hoort, want het toneel stelt ook andere eisen.
Reinhardt had (zeer gelukkige gedachte!) de tekst van Goldoni (Goldoni's
toneel is één van vele mogelijkheden), die hij, naar hij mij mededeelde,
integraal heeft overgenomen, ondersteund met muziek naar motieven van
Mozart; aldus suggereerde hij met het volste recht, dat men Goldoni en
Mozart, de schrijver en de componist, als cultuurverschijn- | |
| |
sel
kan samenvatten... bijv. tegenover Strindberg en Mahler.
Het voorkeurloze, het gebruiken van de mensen als muzikale motieven, die
opklinken, zich met elkaar vermengen en zich weer van elkaar losmaken, moet
op het toneel een intermezzo blijven, waarvan men, juist omdat het een
intermezzo is, zo compleet en onschuldig kan genieten. Niets zou mij liever
zijn, dan van een Nederlands gezelschap nog eens een perfecte Goldoni te
zien; maar voor een epidemie van commedia dell'arte mogen wij gespaard
blijven, teneinde de intermezzi met des te groter vreugde te kunnen
begroeten. De onschuld, men vergete het niet, heeft alleen bekoring, wanneer
zij ons niet wordt opgelegd als een verplichting. Men moet, enerzijds, de
mensen, die met alle geweld in een Goldoni problemen willen ontdekken,
wijzen op de muzikale onschuld van deze schrijver, anderzijds hun, die het
spel met puddingen als algemeen recept aanbieden, verzoeken het leven geen
geweld aan te doen, want dan verandert het toneel binnenkort in een
superieur circus.
Overigens willen wij van deze tournée van Reinhardt geen afscheid nemen,
zonder even te gedenken, dat deze man eens het toneelleven te Berlijn
beheerste en thans alleen buiten Duitsland waardering vindt. Ik herinner mij
een infaam pamflet (ik zou het hier niet aanhalen, als het door officiële
Duitse instanties ooit ware gedesavoueerd), waarin Reinhardt (naast zijn
collega Erwin Piscator en andere ‘Kunstjuden’) met de volgende woorden werd
gekarakteriseerd:
‘Beherrschte zeitweilig als Theater-Hoherpriester nicht weniger als vier
Theater in Berlin.... Getaugt haben sie unter ihm alle nichts. Seine
minderwertige und seelenlose Kunst wurde von den jüdischen Presse met
Leidenschaft dem Volke aufgeredet.’
Van deze ‘minderwertige und seelenlose Kunst’ hebben wij thans een staaltje
gezien. Het is altijd goed om klaar en duidelijk voor ogen te hebben, op
welke lasterpraatjes de z.g. culturele motieven van het hedendaagse
antisemitisme berusten. Afgunst en nijd van mindere broeders hebben
Reinhardt verjaagd; en die geste tracht men te verbergen, door de artistieke
vermogens van deze regisseur in discrediet te brengen.
| |
| |
In hoeverre er misstanden heersten in de Berlijnse toneelwereld, zullen wij
hier niet nagaan; dit éne staat vast, dat Duitsland een kunstenaar uitstoot,
wiens werk in den vreemde gerekend wordt tot de beste prestaties van de
Duitse cultuur.
|
|