men er niet mee zou kunnen
volstaan, dat het ‘leitmotiv’ bij de kitsch altijd blijft: kitsch. Men kan
waardering hebben voor de dodelijke ernst van Ernst, en vooral ook voor zijn
vlijt, besteed aan het bijeenbrengen dier fragmenten. Er blijft dan echter toch
één vraag open: waarvoor dit alles? Is het nu bepaald noodzakelijk, om met de
romans van Ivans aan te tonen, dat het schrijven een kunst kan zijn? Of: hebben
dergelijke voordrachten ten doel, het genus Ivans langs een omweg tot het genus
Dostojewski te verheffen? Wie weet; misschien beheerst Ivans veel beter het
contrapunt dan Dostojewski (dat is zelfs wel zeker!); maar dat neemt niet weg,
dat de eerste met contrapunt en al honderdmaal in de zak van Dostojewski gaat.
Ik heb dus van de lezing van de heer Angel ook mijn moraal mee naar huis genomen,
zij het dan niet de contrapuntische moraal mitsgaders alle hoopvolle
vooruitzichten voor de geluidsfilm, en wel deze: men maakt zich tegenwoordig
belachelijk, als men de film nog als een aesthetisch probleem
behandelt. Of het nu de zwijgende film of de geluidsfilm betreft: de aesthetica
van de film is een uitgemaakte zaak, die geen martelaren meer nodig heeft. Nu
wil de traditie, dat juist op zulke momenten de martelaren zich grif aanbieden;
en ook de heer Angel mompelde zo nu en dan iets van de industrie, die het
eigenlijk onmogelijk maakte, dat er goede films werden geproduceerd, en van de
technici in het filmbedrijf, die zo helemaal niets begrepen van de
filmaesthetica...maar zéér terzijde en zéér onopgemerkt, waarschijnlijk, omdat
het anders de kitschfragmenten wat raar aangekleed zou hebben. Eigenlijk kreeg
men de indruk, dat de heer Angel als martelaar het minst geslaagd was, hoewel
hij aan het feit van zijn toch-martelaar-zijn het recht ontleende, die
kitschfragmenten voor een zo uitgezocht publiek als dat van de Filmliga te
vertonen. En men kreeg ook de indruk, dat de heer Angel die kitsch toch wel
hyperbelangrijk vond, omdat er zoveel contrapunten en, ergo, zoveel stof tot
philosophisch-aesthetische zwaarwichtigheid in zat. De heer Angel kwam dus
eigenlijk voor de leden der Filmliga nog eens ten overvloede bevestigen, wat zij
uit de filmcritieken van de N.R.C. allang konden weten: dat
men, langs een zeer verheven omweg voorwaar, van de tole-