Constant van Wessem
aan
Menno ter Braak
[na 27 juli 1926]
Geachte Heer Ter Braak
Laten wij elkaar goed begrijpen:
- Ik kreeg uit uw stuk, mede bevestigd door uw brief, den indruk, dat door mijn ‘jagen’ u uw artikel spoediger in vorm had moeten brengen, dan u van plan was (immers, u [onleesbaar] Ik voelde er (blijkbaar ten onrechte) nog te veel de samenstelling uit aantekeningen in. Dit vond ik te meer jammer, daar het van belang is wat u te zeggen had juist in verband met uw polemiek naar Jordaan, waar u schrijft ‘elders uw meeningen uitvoeriger te zullen uiteenzetten’ (daarbij dan waarschijnlijk doelende op dit artikel in ons film-nummer). Daarom meende ik goed te doen met u den [tijd] terug te geven, die ik u, onvrijwillig, [onleesbaar] uw werk afgenomen had, temeer, daar ik nog lang niet voldoende essay binnen heb om zelfs maar aan een verschijnen van dit nummer begin aug. te kunnen denken.
- Het is niet mijn bedoeling tegenstrijdigheden te vermijden, maar wel wou ik een eenheid verkrijgen waardoor dit filmnummer inderdaad een demonstratie der jongere generatie werd. De inleiding zal dan ook zijn
‘Wij gelooven in den film
N'en déplaise...
omdat... etc’.
Hoe goed een enkele uitbreiding en toelichting uwer meeningen zou zijn bewijst wel de toelichting, die u zelf bij ‘absurd tooneel’ geeft (‘de draak in de sfeer der reproductie’) die had ik er niet uitgelezen.
- De film is niet plaatje + beweging, maar de eerste films (ik spreek over omstreeks 1898) waren het wel (‘levende beelden’ bij Carré!), hoorden eerder op den kermis thuis als ‘photographische truc’. Dat men de mogelijkheden van den film niet zag, leidde echter tot die andere vervorming: het gephotographeerd tooneel (dit is historie).
- Aan een omwerking van uw artikel dacht ik niet, alleen hier en daar verduidelijking en uitbreiding uwer meeningen. Niet tegen de ‘algemeenheid’ van uw artikel had ik bezwaar (u hoeft zeker niet te [schrappen]), alswel dat door de algemeenheid sommige beweringen van u wel vervagen als ze niet worden versterkt (ten minste, zoo komt het mij als lezer voor). U ziet dat ik mij niet tegen uw meeningen richt. Mijn opmerking over het ‘levende plaatje’ [onleesbaar] ik wat direct om u te laten zien dat uw meening, door aanvechtbaarheid van andere zijde, niet positief genoeg kan worden uiteengezet.
Ik hoop dat wij elkaar nu begrepen hebben. Ik dacht met een artikel van mij zelf: ‘De belangstelling voor den film’ te openen en dan uw ‘Cinema militans’ te laten volgen. Ik schreef via mej. de Roos aan den heer Franken. Ik kreeg ook een geschikt artikeltje over de Ufa uit Berlijn, en vroeg Jordaan over de ‘Nibelungen’ (hoorde evenwel nog niet van hem). Wie is de schrijver van ‘Naissance du cinéma’? (ik wou ook een kleine bibliographie aanleggen).
Met beste groeten
Uw Constant van Wessem
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum