Elisabeth de Roos
aan
Menno ter Braak
Bandoeng, 14 oktober, 1938
Bandoeng, 14-X-'38
Beste Menno,
Je brief is vandaag gekomen. Helaas moet ik er op antwoorden met beroerde tijding: Eddy is met longontsteking in het ziekenhuis. Hij is, kort nadat hij je de brief schreef die de jouwe kruisde, zwaar ziek geworden, heeft eerst, Dinsdag en Woensdag, hartaanvallen gehad die afschuwelijk waren, ontzettend pijnlijk en verzwakkend, en moreel deprimeerend. Daarna is de koorts uitgebroken en is het hart, voor zoover dat bij een longontsteking het geval kan zijn, weer normaal. Hij was, vóór hij die ziekte opliep, overwerkt, en had bovendien een paar dagen achter elkaar gezwommen, na in tijden niets aan sport gedaan te hebben. Nu is hij door en door ziek, en koortsig en moe. Hij slaapt veel, krijgt daar injecties voor. Er zal vermoedelijk de eerste dagen weinig verandering in komen, misschien pas over een week. Dan schrijf ik je weer. Ik kan hem ook nog niet je brief voorlezen; het is te vermoeiend en hij vraagt daar nu ook nog niet naar. Misschien morgen of overmorgen de kiekjes, die aardig zijn. Zeg jij het ook aan de anderen? Jan, Jany, Fredje. Hij is in het R.K. ziekenhuis; ik ben er de heele dag. Alain is uit logeeren.
Veel hartelijks voor jullie beiden
in haast voor vliegpost,
Bep.
Je kent mijn tante. Mocht je haar bij toeval ontmoeten in A'dam, denk erom dat zij van niets weet. B.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum