De existentieele weg en nog een ander pad
J.A. Rispens, De Dichter van den Zarathustra in verband met eenen Tijd (De Tijdstroom, Lochem z.j.)
Alfred Rosenthal - v. Grotthuss, Nietzsches Kernsprüche (H.D. Tjeenk Willink en Zn. Haarlem '40)
De Nederlandsche Nietzsche-litteratuur is niet bepaald rijk. Wel verschijnen er herhaaldelijk boeken en boekjes over Nietzsche, maar hun waarde is meestal gering; de auteurs praten elkaar na, zij hebben het van hooren zeggen of willen den ‘eenzame van Sils-Maria’ populariseeren.
Ook het boekje van J.A. Rispens, dat den dichter van den ‘Zarathustra’ in verband met onzen tijd heet te behandelen, behoort tot het genre Nietzsche-studies, waarover men slechts de schouders kan ophalen. Als Nietzsche niet beter verdiend heeft dan de reactie van dezen woord-denker, dan heeft hij bepaald vergeefs geleefd. Rispens sukkelt hier aan precies dezelfde
kwalen, waardoor ook zijn literatuurgeschiedenis wordt geteisterd; hij denkt niet persoonlijk, zijn stijl heeft geen eigen rhythme, hij drukt zich uit in abstracte termen en citaten, terwijl hij de illusie schijnt te willen scheppen, dat hij zelf denkt. Hij heeft Nietzsche gelezen en tracht hem naar beste weten te interpreteeren; maar zonder contact met Nietzsches stijl is er voor Rispens niet veel te beginnen. Nietzsche dacht juist niet in abstracties, in onpersoonlijke taalclichés; wie hem naderen wil, moet dus via zijn persoonlijken stijl tot hem doordringen. Meeningen over Nietzsche liggen op straat, heeft Rathenau gezegd en het wordt door Rispens geciteerd, met instemming, want hij zal het in theorie volkomen met hem eens zijn; maar hij laat er dadelijk op volgen: ‘Het gaat erom, Nietzsches wezen met z'n contrasten, zijn wijsbegeerte met haar antinomieën in hun totaliteit te begrijpen, dezen filosoof met den hamer, den Boela Matari der moderne wijsbegeerte, te zien als tijdverschijnsel niet alleen, maar ook als mythologische gestalte, als eeuwige vorm van leven.’ Heeft Rispens nu niet ingezien, dat zulk een zin juist het gezegde van Rathenau documenteert? Dat dergelijke zinledige bezweringen in vakjargon precies niets uitstaande hebben met Nietzsche ....zelfs niet als schrijver van ‘Zarathustra’, dat toch wel zijn meest ‘opera-achtige’ werk is en zeer ten onrechte in Nederland meestal als zijn belangrijkste geschrift naar voren wordt gebracht. Het uitzicht op den Nietzsche van ‘Die Fröhliche Wissenschaft’, van ‘Jenseits von Gut und Böse’, van ‘Zur Genealogie der Moral’ wordt zoodoende vaak ernstig belemmerd; maar Rispens zal er niet toe bijdragen de situatie op te helderen!
‘Nietzsches filosofie is existentie-filosofie en kan alleen langs existentieelen weg begrepen worden’, lezen wij verder bij Rispens. Maar Nietzsche laat zich met het mode-etiket van de ‘existentie’ evenmin beplakken als met dat van het nazisme, het darwinisme en andere ismen, die aanspraak op hem meenen te kunnen maken. Langs ‘existentieelen weg’ belandt men misschien bij een gestandaardiseerden Nietzsche, den patroon van een clubje philosophen, die een nieuwe vlag noodig hebben, maar dit gipsen afgietsel heeft dan toch hoegenaamd niets meer uitstaande met de door Rispens zoozeer gerecommandeerde ‘totaliteit’ van deze boeiende persoonlijkheid.
Menschen als Rispens meenen het zoo goed, maar zij zijn en blijven dupe van de groote woorden. Als Rispens Nietzsche's ‘Uebermensch’-conceptie vergelijkt met Van Eedens droom over ‘de Koninklijken van den Geest’, dan kan men om zulk een vergelijking alleen maar lachen; maar wanneer men dan leest: ‘En zoo schoot plotseling uit de wolken van Nietzsches broedend peinzen de bliksem van het eeuwig wederkeeren’, dan begrijpt men ook dit. Rispens ziet in laatste instantie geen verschil tusschen den stijl van Nietzsche en dien van Van Eeden, anders zou hij die twee namen zelfs niet confronteeren in dit verband.