Lid van de Beiersche Radenregeering en dramatisch schrijver
Meer propagandist dan kunstenaar
Reuter meldt uit Nieuw York, dat Ernst Toller, de Duitsche dramaturg en publicist op politiek gebied een eind aan zijn leven heeft gemaakt. Men heeft hem - zooals vanmorgen reeds werd bericht - dood in zijn hotelkamer gevonden waar hij zich had opgehangen. Toller was 46 jaar oud en was, na de vestiging van het nationaal-socialistisch regiem uit Duitschland gevlucht.
Het tragische bericht, dat Ernst Toller (geb. 1 Dec. 1893 te Samotschip) een eind aan zijn leven heeft gemaakt, brengt ons een zeer tragisch bestaan in herinnering; niet het bestaan van een schrijver van groot formaat, maar wel dat van een getourmenteerd mensch, die op hartstochtelijke wijze verknocht was aan een ideaal en daarvan op dikwijls schril-pathetische wijze kon getuigen. Toller was geheel en al een auteur van na den wereldoorlog; hij studeerde in Frankrijk, toen deze oorlog uitbrak, en bood dadelijk zijn diensten aan aan zijn vaderland. Het wereldhistorische gebeuren maakte een dergelijken indruk op Toller, dat hij na 1918 in het communistische kamp kwam, aangezien hij van het communisme de uitkomst verwachtte. Als communist heeft hij deelgenomen aan de revolutie in Beieren; hij maakte deel uit van de Radenregeering en werd tot vijf jaar vestingstraf veroordeeld. Ook dit evenement (Toller heeft deze vijf jaar volledig uitgezeten)
liet niet na den geest van dezen schrijver sterk te beïnvloeden.
Voortaan stelde Toller zijn talent geheel in dienst van de politiek. Hij heeft talrijke drama's geschreven die geen van alle getuigen van indringend psychologisch inzicht of bijzondere dichterlijke visie; men kan ze beter karakteriseeren als de kreten van een verontwaardigde, die voor de massa het heil verwacht van den doelbewusten held. Deze stukken zijn met het temperament van den agitator geconcipieerd; zij herinneren in hun vormgeving meermalen aan de antieke tragedie, aangezien de held en het koor in een soort wisselwerking staan. Bloedige ernst en scherpe caricatuur komen hier naast elkaar voor; extase en haat hebben in dit werk den voorrang boven zachter en genuanceerder gevoelens. Voor alles werd Toller gedreven door den wil zijn proletarisch ideaal te verkondigen en het oude van zich af te schudden; dat hij daarbij aan de gevaren der politieke declamatie maar zelden ontkwam, mag men echter niet verzwijgen. Rancune tegen het leven, hoe begrijpelijk op zichzelf ook na datgene, wat Toller heeft moeten ondervinden, is niet de zuiverste bron van inspiratie. Met dat al moet men Toller de eer geven, dat hij voor zijn ideaal moedig heeft gestreden en zich tot geen compromis heeft laten verleiden. In 1933 moest hij Duitschland verlaten, omdat hij uiteraard onder het nationaal-socialistisch regime niet kon leven. Hij deed echter nog van zich spreken vooral door zijn optreden op de P.E.N.-congressen en andere openbare bijeenkomsten, waar hij met zijn gewone energie opkwam voor de vrijheid van den geest.
Wij noemen van Tollers werken ‘Wandlung’ (1918), ‘Massemensch’ (1921), ‘Die Maschinenstürmer’ (1922), ‘Der Entfesselte Wotan’ (1926), ‘Justiz’ (1927), ‘Feuer aus den Kesseln’ (1930), ‘Hoppla, wir leben’ (1927). Met Hermann Kesten schreef Toller in 1931 ‘Wunder in Amerika,’ waarin de ellende van de massa gepaard gaat met lyrische motieven. Als tekst voor een koor schreef hij ‘Requiem der gemordeten Brüdern’ (1920).
Op tooneeltechnisch gebied ging het streven van Toller deels parallel met dat van den Berlijnschen regisseur Piscator, die zijn carrière in het Theater am Nollendorfplatz trouwens begon met ‘Hoppla, wir leben.’ De propaganda stond hier voor de kunst; indruk maken op het publiek was het eerste gebod. Uiteraard hebben deze pogingen tot vernieuwing van het tooneel hun beteekenis gehad in het kader van den tijd; of zij dien tijd zullen overleven, lijkt ons echter een vraag, die men wel negatief zal moeten beantwoorden.