Vaderlandartikelen 1938
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdVan marxiste tot religieus-socialiste
| |
In dienst van de utopie.Het marxisme, de leer van de strijdbare socialiste Henriëtte Roland Holst (in de jaren 1897 tot 1927) is in wezen niet tragisch; uit de toepassing in Rusland blijkt wel, dat men zijn on-tragische strekking zelfs bepaald anti-tragisch kan uitleggen; het individu wordt daar slechts geteld in dienst van den collectieven ‘opbouw’, de individueele tragiek is ‘afgeschaft.’ Marx was een intellectueele agitator, geen tragische figuur, zooals bv. wel zijn ‘concurrent’ Bakoenin; het marxisme laat den mensch opgaan in den strijd voor de menschheid en het rhythme van het individueele leven grootendeels bepalen door een toekomstprojectie, dat men in de poëzie van Henriëtte Roland Holst terugvindt als een toekomst visioen.
O heerlijk uitzicht van uw dagend heil,
zoete zekerheid van het socialisme,
dat komt, door ons leven en onzen dood -
Zulk een verzekerdheid van het toekomstig heil (die regels zijn ontleend aan het in 1909 verschenen drama De Opstandelingen) dringt de conflicten van het individu op den achtergrond, want het bloed der martelaren is het zaad der kerk. Echter: tegelijkertijd ongeveer hooren wij deze visionnaire dichteres in een theoretisch artikel in De Nieuwe Tijd beweren, dat in het marxisme alle sporen van de utopische denkwijze zijn overwonnen! Hoe nu, is deze ‘zoete zekerheid van het socialisme dat komt’ geen utopie? En komt de poëtische bezieling soms voort uit de materialistisch-dialectische opvatting der geschiedenis? Hier raakt men niet alleen aan de innerlijke tegenspraak in de marxistische denkwijze, die zich in schijn uitsluitend laat leiden door een streng-wetenschappelijke dialectiek, maar in werkelijkheid bepaald wordt door een utopische doelstelling: hier raakt men vooral aan de zeer persoonlijke tragedie van Henriëtte Roland Holst die eigenlijk nooit een complete marxiste was, al deed zij lange jaren haar uiterste best om haar idealisme te formuleeren in de dialectisch-materialistische termen der onverbiddelijke wetenschappelijke zekerheid. Slechts in de sfeer van den politieken en economischen strijd kon zij die zekerheid handhaven, omdat de strijd de aandacht concentreert op de tactiek, de methode, het tegenwoordige, en de aandacht afleidt van het doel, de utopie, de toekomst; want voor de tactiek en de strijdmethode is het marxisme altijd een zeer overtuigende handleiding geweest, terwijl het de toekomstverwachting der klassenlooze maatschappij meer als ‘premie’ aan de fantasie overliet. De militante socialiste en theoretica Henriëtte Roland Holst vond bovendien, voor haar publicaties over het verleden als voorportaal van strijdbaar heden en utopische toekomst, in de geschiedenis feiten genoeg, die, onder het perspectief van de historisch-materialistische denkwijze gegroepeerd, nieuwe en verrassende combinaties opleveren: Franciscus van Assisi als de uitdrukking van de mystische behoeften der onderliggende klasse, Dante als de dito der heerschende klasse, het geheele middeleeuwsche katholicisme als een aequivalent van het leenstelsel te beschouwen, in tegenstelling tot de gangbare ‘nette’ opvattingen, .... dat alles geeft de historisch-materialistische theoretica een gevoel van macht over de geschiedenis, die nu blijkt te gehoorzamen aan een verlossend dialectisch beginsel. Maar voorwaarde voor de erkenning van dat beginsel is het einddoel, de bevrijding der menschheid, de utopie, die evengoed utopie blijft, ook al wordt zij geschraagd door een reusachtig wetenschappelijk fundament van gewapend marxistisch beton. | |
Ontwikkelingsgang; de ‘massa’.De schrijfster Henriëtte Roland Hofst zou zonder het mystieke vertrouwen in die utopie, als een visioen van een ‘hemelsch Jeruzalem’, en zonder den begeleidenden twijfel, die in haar poëzie de verdeeling van licht en schaduw teweeg bracht, een verdienstelijke marxistische strijdster en publiciste zijn geweest; haar dichterschap echter, dat tenslotte het formaat van haar persoonlijkheid evenzeer bepaalt als haar strijdbare theorie, is in wezen altijd anti-marxistisch gebleven. Anti-marxistisch. d.w.z. tragisch door het conflict van gevoel en intellect, waarin tenslotte de gevoelsbehoefte het gewonnen heeft van de intellectueele preciseering. Nadat Henriëtte Roland Holst zich met diverse schakeeringen van het socialistische en communistische partijleven heeft trachten te identificeeren, is zij eindelijk terecht gekomen bij een vaag religieus idealisme, zonder partijprogramma, maar ook zonder de noodzakelijke scherpe plaatsbepaling, waaraan niemand mèèr behoefte heeft dan juist de politicus zonder partij. Dit verloop van zaken is daarom zoo curieus, omdat het intellect van Henriëtte Roland Holst in dezen strijd een niet te onderschatten factor is geweest. Deze theoretica kwam in haar militante marxistische periode steeds uitstekend beslagen ten ijs. Toen zij nog niet lang in de S.D.A.P. was, maakte wijlen Heyermans zelfs aanmerking op het ‘dor harteloos getheoretiseer’ van Henriëtte Roland Holst en haar mede-intellectueelen (Proost, p. 11), waardoor het welzijn der partij zou worden bedreigd; men ziet, dat ook die stelling niet door Herman de Man is uitgevonden. Geleid door een hardnekkig verantwoordelijkheidsgevoel heeft deze vrouw steeds getracht ernst te maken met haar zaak, zoowel op het gebied der politiek als dat der moraal, der aesthetiek, der biographie. Ware haar intellect niet zoo eerlijk, haar verantwoording niet zoo strikt conscientieus, men zou geen aanleiding vinden van een tragedie te spreken; tragisch is, dat deze intelligentie scherp en productief was, maar toch niet bestaan kon zonder de ‘verworvenheden’, waar zij tegen aan leunde. En typeerend alweer voor haar ‘voorbeschikt utopistisch’ karakter: aan de ‘richting waarin het ging’ heeft Henriëtte Roland Holst met haar intellect nooit serieus getwijfeld, niet kunnen twijfelen. Zelfs de katastrofen in haar leven hebben haar idealisme niet kunnen schokken; hoeveel desillusies zij ook te verwerken kreeg, geen was in staat haar tot fundamenteelen twijfel aan die ‘richting’ te verleiden. In haar materialistischen tijd wordt deze ‘richting’ aanvankelijk geheel bepaald door de marxistische dialectiek, geleidelijk aan naderen haar opvattingen weer het pantheïsme (de overgangen kan men in het boek van dr Proost nagaan); maar het geloof in de ‘richting’ blijft. Dit karakteriseert Henriëtte Roland Holst als een voor-oorlogsche figuur; aan de problemen, gesteld door de opkomst van fascisme en nationaal-socialisme, heeft zij zich slechts kunnen wagen met een tactiek, die altijd aan den strijd van het voor-oorlogsche socialisme herinnert. De groote crisis der Europeesche cultuur komt na den oorlog; men kan niet zeggen, dat Henriëtte Roland Holst, ook al heeft zij tusschen de twintig en dertig jaren nog belangrijk theoretisch werk gepubliceerd, door den ‘opstand der massa's’ (in den zin die Le Bon en Ortega y Gasset aan dat begrip ‘massa’ gaven) nog tot nieuwe ontdekkingen is gekomen; in haar terminologie was het woord ‘massa’ veeleer een acte van geloof, en van dat geloof is zij niet meer afgeweken. | |
Objectieve uiteenzetting.Het oogenblik, waarop dr Proost dit boek schreef, was dus gunstig; men kan het leven en de werken van Henriëtte Roland Holst overzien als een eenheid en een resultaat. En ook was het geen overbodig werk een overzicht te geven van de politieke en maatschappelijke rol die de dichteres in Nederland en daarbuiten (men denke b.v. aan de merkwaardige conferentie te Zimmerwald in den wereldoorlog) heeft gespeeld. Haar theoretisch oeuvre is van een imposante omvangrijkheid, en het mag niet schuilgaan achter de zooveel bekender geworden dichtbundels; alleen hierom al niet, omdat pas de parallel tusschen die politieke rol en de poëzie de ‘breuk’ in haar leven duidelijk zichtbaar doet worden. Dr Proost heeft de volle aandacht willen vestigen op de socialiste, de communiste, de theoretische publiciste, de journaliste, de maatschappelijke persoonlijkheid, kortom; hij heeft daarom de dichteres slechts zeer terloops behandeld. Vergelijkingen tusschen politiek-sociale en dichterlijke werkzaamheid blijven hier dus uiteraard zeer oppervlakkig; de verdienste van deze biographie zoeke men trouwens niet in de beschouwingen van den auteur over Henriëtte Roland Holst, maar in de volledigheid en overzichtelijkheid, waarmee hij haar denkbeelden weergeeft of samenvat. Dat de meeningen van dr Proost zoo goed als geheel afwezig zijn, is overigens niet alleen een voordeel; men kan ook al te neutraal, al te objectief zijn, en een weinig meer conclusie na zooveel bewerkt materiaal had het geheel van het boek zeker geen kwaad gedaan. Van des schrijvers standpunt ten opzichte van mevr. Roland Holsts ontwikkeling komt men niet veel te weten; hij schijnt een zwakke voorkeur te hebben voor haar tegenwoordige religieuse positie, maar nader gemotiveerd wordt dat niet. Er kan dus op grond van dit boek nog een ander boek over Henriëtte Roland Holst geschreven worden; de auteur daarvan zal de conscientieuze studie van dr Proost als een solide basis kunnen gebruiken. Het blijft alleen wat vreemd, dat dr Proost zelf niet in de verleiding gekomen is om dat andere boek er meteen bij te schrijven. Men moet hem echter ook zoo erkentelijk zijn voor het werk, dat hij heeft verricht; en misschien is de beperking, die hij zich heeft opgelegd, gegeven de omvangrijkheid van het werk, wijs beleid geweest. Menno ter Braak. |
|