Het magnetisme van Hongarije
Een roman van de emigratie te Parijs
Jolán Földes, De Straat van de Visschende Kat. Vertaald door M.H. Székèly-Lulofs. (H.P. Leopolds Uitg. Mij. Den Haag 1937). -
Het schijnt, dat Hongarije bij uitstek het land is om internationale romanprijsvragen te winen. Het was mej. Földes' voorganger Körmendi, die met een lijvigen roman beslag legde op den prijs en den Europeeschen roem (dien
hij met zijn ‘Via Bodenbach’ overigens al weer een weinig verspeeld heeft); en nu blijkt Jolán Földes een schrijfster te zijn van een ‘klasse’, die met Körmendi's geestelijke niveau wonderwel overeenkomt. Of deze magnetische kracht voor prijzen de Hongaarsche letterkunde bizonder eert, kan men op grond van deze bekroningen moeilijk vaststellen, want de prijs der qualiteit is bij een internationalen romanprijsvraag niet de hoofdzak. Ik moet hier denken aan wat mijn collega van de N.R.C. dezer dagen schreef ter verklaring van het feit, dat een zeer vlot leesbaar, maar geenszins wereldschokkend boek als ‘De Straat van de Visschende Kat’ met zulk een onderscheiding werd bedacht.
‘De vraag, waarom nu speciaal De Straat van de Visschende Kat is gekozen, schreef hij, wordt o.i. dan ook voldoende opgehelderd wanneer men er zich rekenschap van geeft, waarin de bedoelde essentieele soortgelijke van de romans der beide Hongaarsche auteurs (Földes en Körmendi) eigenlijk bestaat. Een aanwijzing vindt men dan hierin, dat de keuze van Carrière ten zeerste aan den gemiddelden smaak van het gemiddelde publiek beantwoordde: alleen reeds te Boedapest werden de eerste week van verschijnen 20,000 exemplaren verkocht en het boek werd op slag wereldvermaard. De reclame, in het feit van de bekroning gelegen, was daarvoor geenszins een toereikende verklaring; veeleer moet men omgekeerd aannemen dat de jury hier een juist inzicht had getoond in hetgeen het publiek het meest algemeen zocht.
Dat is ook thans wederom het geval. En zoo komen we tot een resultaat van ons onderzoek: de diepere verwantschap tusschen Carrière en den bekroonden roman van mejuffrouw Földes is deze, dat beide werken, bij middel van de kwaliteiten en talenten, welke hun eigen zijn, den grootsten gemeenen deeler, het gemiddelde uitdrukken van de neigingen, beroeringen, tendenties en gevoelens der litteraturen van de wereld in den tegenwoordigen tijd. Van het hedendaagsche streven der wereld-roman-litteratuur vertegenwoordigen zij het centrum, het midden en niet de uitersten; daarom bereiken zij een contact met wat leeft in het gemoed van de breedste scharen der menschen. Wijl immers uit die breedste scharen en wat in haar omgaat, dat breedste, gemiddelde, algemeenste litteraire streven voortkomt’.
* * *
Aan deze verklaring behoef ik geen woord toe te voegen, want zij wordt volkomen door de feiten gerechtvaardigd. Daarom is het ook eigenlijk vrij dwaas, een roman als die van Jolán Földer met den strengsten maatstaf der litteraire critiek te gaan meten. Men voelt onder de lectuur immers voortdurend, dat de schrijfster haar genre zeer goed beheerscht, maar tevens, dat dit genre niet bestemd is om zich te handhaven naast Balzac en Maupassant, die mej. Földes in een interview met onzen Parijschen correspondent als haar meesters heeft genoemd.
Het is vlotte leesstof, dit boek, en zeker niet op een onbekwame manier gecomponeerd. Het leven van de Hongaarsche emigrantenfamilie Barabás, die in de Parijsche Rue du Chat qui Pêche terecht komt en daar verder het bestaan leidt van de ‘vaderlandsloozen’, Europa's misdeelde kinderen, wordt door mej. Földer heel aardig en kleurig beschrevn. Wat men mist, is de sterke persoonlijkheid achter al deze geschiedenissen; noch door stijlraffinement noch door den inzet van een boeiend probleem verrast ‘De Straat van de Visschende Kat’. Ik zou echter geneigd zijn het talent van Johan Földes hooger aan te slaan dan dat van Körmendi, omdat zij zich wel zuiverder tot haar genre weet te bepalen en als zoodanig eigenlijk volkomen acceptabel is.
Van de familie Barabás, waarvan de dochter Anna de eigenlijke hoofdpersoon in het hoofd-persoon-looze boek is, groepeert mej. Földes andere typen der bonte emigrantenwereld van Parijs: oom Bardichinof, representant van het oude Rusland, bezield door de illusie weer naar het ontbolsjewiekte vaderland te kunnen terugkeren, zijn tegenpool Liiv, een Litauschen intellectueel, den chauffeur Vasja, Anna's eerste liefde, wiens dood het opgroeiende meisje tot volwassen vrouw maakt, en vele anderen. Behalve aan de ontwikkeling van Anna's persoonlijkheid
en liefdeleven wijdt Jolán Földes vooral aandacht aan de paradox van het emigrantenbestaan: het opgenomen-zijn en toch niet opgenomen worden, het opgevoed-worden door de ‘straat’, het losgeslagen zijn, het verlangen naar het geboorteland en daartegenover de later ontstane binding aan een nieuwen bodem. In dit alles is de schrijfster zeer oprecht en geenszins geneigd tot rhetoriek. Dat zij het probleem meer aan de oppervlakte dan in de diepte zoekt, behoort bij haar genre, het anecdotische, vlotte en weinig geserveerde.
‘De Straat van de Visschende Kat’ zal dan ook stellig een succes worden; den gemiddelden lezer worden hier geen belemmeringen door ‘duisterheid’ in den weg gelegd, hij kan zich rustig bezig houden met de vele avonturen der familie Barabás en omgeving.
De vertaling van mevr. Székely-Lulofs laat zich zeer gemakkelijk lezen.
M.t.B.