Op de politieke kermis
Een verbod van Jan Steen dringend gewenscht!
‘La Kermesse Héroïque’, de film van Jacques Feyder, is in Den Haag nog niet vertoond,, maar men heeft het werk van den bekenden Franschen cineast reeds de eer aangedaan er een legende om heen te weven. Wanneer men op de levendigheid der discussie zou afgaan, zou men bijna tot de conclusie komen, dat het hier een soortgelijk geval gold als ‘De Beul’; men wordt, als tegenstander van verbod en censuur à tort et à travers, razend nieuwsgierig, men begeeft zich wellicht, zooals schrijver dezes, naar het Theater Tuschinski te Amsterdam, waar de film draait.... en men komt naar buiten stom van verbazing, omdat deze film aanleiding kon zijn tot dit misbaar van politieke verontwaardiging Waar is het gevoel voor humor, een van de allerbeste Nederlandsche eigenschappen, gebleven, dat men zich, zij het dan ook in bepaalde kringen, kan opwinden over dit geval uit den tijd van het Twaalfjarig Bestand? Er is maar één mogelijkheid: de film, door Jacques Feyder in alle politieke onnoozelheid gemaakt, is een tent geworden op de ‘kermesse politique’, waar men soms veel lawaai maakt om niets.
Zooals de film thans in Nederland gepresenteerd wordt (ik weet niet, of men er essentieele coupures in heeft aangebracht, en laat die dus buiten beschouwing), is zij het type van een humoristische film van de zeer amusante soort. Wanneer men er bezwaar tegen heeft, dat deze humor den volke wordt geopenbaard, dan moet men consequent zijn en vragen voortaan alle films te verbieden, waarin op schertsende wijze gehandeld wordt over bange mannen en coquette vrouwen, die meer realiteitsbeesf toonen dan hu echtgenooten. Men moet om te beginnen de halve Amerikaansche, Fransche, Duitsche en Engelsche filmproductie verbieden, om van de Nederlandsche nog maar te zwijgen, die zich er immers nog vrijwel uitsluitend op toelegt den humor te cultiveeren (en dat humor van nog vrij wat minder allooi dan die in ‘La Kermesse Héroïque!!). Over de aesthetische qualiteiten van deze film, die niet gering zijn, zal echter onze filmmedewerker te zijner tijd schrijven, ik bepaal mij hier tot het geval, dat wil zeggen tot de vraag: waarom is humor, die in alle andere films met een lach wordt gehonoreerd, in ‘La Kermes Héroïque’ op eens taboe?
Het antwoordt luidt: omdat de bange mannen in deze film Nederlandsch (tenminste Vlaamsch) gesproken zouden hebben, als zij niet Fransch spraken. Wel te verstaan dus, zij spreken niet eens Nederlandsch, en in de heele film komt zelfs geen toespeling voor op historische personen of andere eerbiedwaardige objecten, waarom men tegenwoordig niet meer vrijuit schijnt te mogen lachen, hoewel er in de Nederlandsche geschiedenis gelukkig ook eenige lachwekkende momenten zijn geweest (men denke maar eens aan de ‘arrestatie’ van prinses Wilhelmina van Pruisen door de Patriotten bij Goejanverwellesluis; óók een onderwerp voor een ‘Kermesse Héroïque’!).. De film van Feyder is duidelijk een genoeglijke satyre op den heldenmoed van den grooten mond vóór den slag, en als zoodanig een spotternij van de algemeen-menschelijke soort. Dat dit verzonnen verhaal nu toevallig in Vlaanderen is gelocaliseerd (het had evengoed in Lyon of Würzburg kunnen spelen), is een artistiek toeval; het idee om Spaansche soldaten te laten inkwartieren in een Vlaamsch stadje Boom, is afkomstig van Charles Spaak, maar had ook afkomstig kunnen zijn van René Clair of Heinrich Heine. Vermoedelijk heeft de heer Feyder niet eens de bedoeling gehad speciale nationale eigenschappen op humoristische wijze te bekijken (waarmee ook nog niets zou zijn misdaan); hij heeft zijn ‘Kermesse Héroïque’ in het costuum van een land en een tijd gestoken, omdat de humor in costuum vaak sterker spreekt als ‘fabel’; en het eenige, wat men Feyder dus ten laste kan leggen, is, dat hij den burgemeester van Boom niet heeft uitgedost met de qualiteiten van Fridericus Rex. Voorwaar een zeer ernstige zonde! Wanneer men dus consequent oppositie wil voeren tegen de film in quaestie, moet men de verantwoordelijkheid op zich nemen
voor deze stelling: ‘Alle Nederlanders en Vlamingen zijn te allen tijde helden geweest. Zij onderscheiden zich als zoodanig principieel van alle andere volken. Nooit was een burgemeester van den Dietschen stam in staat meer belang te stellen in zijn eigen veiligheid dan in het welzijn der burgerij. Nooit heeft een Dietsche vrouw een oogje geworpen op een Spaanschen soldenier. Het is derhalve verboden algemeen-menschelijke karaktertrekken te localiseeren op Nederlandschen of Vlaamschen bodem.’
Vaarwel dan, Camera Obscura! Men hoort beweren, dat deze absurde manier van redeneeren wijst op een versterking van het nationaal bewustzijn. Men beweert ook (in vollen ernst!), dat het pleit voor iemands Nederlanderschap, wanneer hij zich, ten overstaan van een humoristische film, identificeert met wat Fransch sprekende acteurs, die voorstellen Vlamingen uit de 17e eeuw, volgens zijn meening wel hadden moeten zijn! Alleen voor degenen, die zich op deze onhumoristische wijze vastklampen aan de illusie, dat in het verleden alles straalt, omdat het verleden is, wil men de Nederlandsche vitaliteit reserveeren; de rest is défaitist, want heeft de pretentie over de geschiedenis en den humor te denken zonder vooropgestelde taboes te respecteeren.... en dit denken is verraad! Alsof het niet juist altijd de vooze romantiek en de apenliefde voor de historie zijn geweest, die innerlijke zwakheid verrieden!
Men kent het standpunt van den burgemeester tegenover de vertooning der film ‘La Kermesse Héroïque’. Mocht het ergens onverhoopt toch tot een verbod komen, dan vraagt men zich af, of ook de schilderijen van Jan Steen verboden dienen te worden, die er op wijzen, dat onze voorouders erg ongemanierd en materialistisch konden zijn... en bovendien ergerlijk veel gevoel voor humor hadden. En deze Jan Steen, de onverlaat, was geen Feyder, die een verzonnen humoristisch tafereel toevallig in een Vlaamsch plaatsje localiseerde; neen, deze Jan Steen was de levende getuige van die zeventiende eeuw, waarover verder de kluchten van Hooft, Breero, Samuel Coster, Huygens e.a. ook nog eenige waardevolle inlichtingen kunnen verstrekken.
Maar wellicht zou een streng gehandhaafd embargo op Kamper Uien, die beleedigend zijn voor het stadje Kampen en ergo voor den geheelen Nederlandschen stam, nog doeltreffender zijn.....
M.t.B.