Louis Davids overleden
De ‘kleine man’ en het Nederlandsche volk
Gastheer in het Kurhauscabaret
In zijn woning te Amsterdam is in den afgeloopen nacht op 55-jarigen leeftijd overleden de voordrachtskunstenaar Louis Davids.
Louis Davids werd op 19 December 1883 te Rotterdam geboren. Hij kwam voort uit het milieu van kermisluitjes en begon op achtjarigen leeftijd als ‘Wonderkind’ met zijn zusje Henriette.
Reeds jong streefde hij er naar zijn liedjes op hooger peil te brengen. Spoedig trad hij op in cabarets, eerst te Rotterdam en later ook te Amsterdam in de Warmoesstraat en de Nes. Nadat hij eenigen tijd gewerkt had bij den variétéondernemer Chris van Haarlem, ging hij naar Duitschland en Engeland.
Bij het uitbreken van den corlog in 1914 kwam hij naar Nederland terug en vormde in de mobilisatie met de zijnen het eerste militaire cabaretgezelschap, waarmede hij op de forten en bij het veldleger voorstellingen gaf.
Ook daarna is hij nog vele malen in het buitenland opgetreden.
Davids was reeds in September 1937 ongesteld en moest toen rust houden. Dit jaar heeft hij ook van de leiding van het Kurhauscabaret moeten afzien en thans wordt helaas zijn heengaan gemeld.
Louis Davids dood. Door dat bericht worden de onheilspellende geruchten, die in omloop waren over den achteruitgang van zijn gezondheidstoestand, bewaarheid; Davids was nooit sterk, maar zijn enorme energie was steeds een tegenwicht, tot hij het nu eindelijk heeft moeten afleggen tegen den vijand, die hem bedreigde.
Wij hebben het onlangs nog gezegd: wij misten dit jaar Louis Davids in zijn residentie, het Kurhauscabaret, waar hij eenigen tijd na den dood van Pisuisse zijn intrek had genomen. Men kon zich het Kurhauscabaret niet goed meer voorstellen zonder den ‘kleinen man’, die op het tooneel altijd nog eenigszins den intelligenten kwajongen markeerde, maar in de pauze den indruk maakte van een nerveuzen man met een heel ander gezicht dan dat van de planken. Hij placht zich tusschen de bezoekers te bewegen, die op het terras hun kopje koffie drinken, en hij verleende nu aan deze, dan aan gene audiëntie met de hoffelijkheid van een gastheer. En dat gastheerschap matigde hij zich geenszins aan: hij was de heer van het Kurhauscabaret en welk programma hij ook introduceerde, men kwam om Davids. Dat heeft hij in den loop der jaren tot stand weten te brengen, evenals Pisuisse, die het op een heel andere manier deed; hij was een figuur geworden, waarmee men vertrouwd was, die er ook een ritueel op na kon houden, zij het dan niet het hoog-artistieke van een Sar Péladan of het bombastische van een Lodewijk II van Beieren. Zoo had Davids zijn ‘volkslied’, waarmee men hem begroette: het ‘lied van den kleinen burgerman’, dat zoo typeerend is voor de juiste wijze, waarop hij zijn eigen positie bepaalde. Hij was van origine een ‘kleine man’, en hij is het altijd gebleven, ook al had hij een phenomenaal talent om het jargon der intellectueele en in algemeen der ‘hoogere standen’ in zijn conférenciers veelzijdigheid op te nemen.