Roosje Driessen
Voordrachtavond
‘Angst’ van Stefan Zweig
Bij een vorige gelegenheid hebben wij al eenige dingen kunnen constateeren betreffende het talent van mej. Roosje Driessen; dingen, die door dezen tweeden voordrachtavond vrijwel geheel worden bevestigd. Laat ik beginnen met te zeggen, dat mej. Driessen voor de pauze haar beste eigenschappen naar voren wist te brengen, zoodat men werkelijk ging vermoeden, dat zij haar Haagsch debuut belangrijk zou overtreffen. Zij had de bekende novelle van Stefan Zweig, ‘Angst’, gekozen; een object, dat zich voortreffelijk voor declamatie leent en dat mej. Driessen ook uitstekend tot zijn recht heeft laten komen. Zij droeg het verhaal voor in onberispelijk gesproken Duitsch, en met een ingehouden toon, die alleszins vermocht te overtuigen. Wanneer men deze novelle op de keper bekijkt, ontdekt men gauw genoeg, dat Stefan Zweig geen eersterangs auteur is, maar veeleer het puikje van den tweeden rang; hij heeft die bepaalde soort verfijning, die altijd ietwat geparfumeerd blijft aandoen; hij heeft het raffinement van de ‘betere standen, die tragedies beleven’; van de dame, die op een musicus verliefd wordt zonder daarbij haar strengen echtgenoot uit het oog en het hart te verliezen; van den sierlijken, welafgewogen stijl, waarin sommige gemeenplaatsige zwellingen met veel smaak worden gecamoufleerd door een muzikale golving van het fraai gerhythmeerde proza. Het is, ten slotte, knappe en goed gecomponeerde literatuur, maar daarom bijzonder geschikt om door voordracht hoorbaar en zichtbaar te worden gemaakt. Voor de wijze, waarop mej. Driessen dit doet, heb ik alle respect. Zij accentueert de personages met een enkel typeerend gebaaar, maar zonder in een pantomime te vervallen; zij slaagt er daardoor in, met bewonderenswaardige zelfbeheersching en zekerheid van haar techniek, om Zweig zooveel mogelijk recht te doen wedervaren. Het luisteren naar deze novelle heeft de zaal dan ook begrijpelijkerwijze zeer geboeid, en de opgedragen
bloemen waren een verdiende hulde.
Maar waarom dit werkelijke resultaat bedorven door een goedkoop succesje na de pauze? Mej. Driessen ging n.l. aan het jongejannen met een schets ‘De Mortuis’ van A. Jurriaan Zoetmulder, waarin men niet weet wat meer te verfoeien: den afgezaagden humor om een lijk, dat door verpleegster, sigarenjuffrouw en bloedverwanten met ‘gijn’ wordt uitgeleid, dan wel de weeë sentimentaliteit, waarmee de heer Zoetmulder eindelijk het vriendinnetje van den overledene onthult als een echt braaf en altruïstisch kind. Op het vorige programma was het ‘De Gestroomlijnde Wereld’ van Leonhard Huizinga, die dit gemis aan niveau-besef moest documenteeren, maar Huizinga is heusch een sublieme geest vergeleken bij Zoetmulder. Het is mij absoluut onbegrijpelijk, dat mej. Driessen, die toch over een meer dan gewoon talent beschikt, dergelijke blunders niet weet te vermijden. Dat het publiek veel schik heeft in een vlot getypeerde sigarenwinkelierster, kan men bij een revue ook wel constateeren; van een voordrachtavond verwacht men echter iets anders; ik wil vooral niet zeggen iets hoogers, maar wel iets beters.
Zoo heeft mej. Driessen, na een uitstekend eerste gedeelte, nog eens roet in haar eigen eten gegooid, en volstrekt onnoodig. Ik hoop haar de derde maal nu eens in een werkelijk homogeen programma te hooren.
M.t.B.