Naar het u lijkt
Shakespeare's blijspel bij het Centraal Tooneel
Onder regie van E. Verkade
Het talrijke publiek, dat zich gisteravond zoo goed geamuseerd heeft met Shakespeares blijspel, als ware het een onschuldig divertissement voor volwassenen (wat het óók is), zal zich wellicht niet en bloc hebben afgevraagd, waarom deze grappigheid nu juist klassiek is geworden, en meer dan drie eeuwen na het ontstaan van het stuk nog ten tooneele wordt gebracht. Men vindt de verwarringen en verwisselingen van Shakespeare natuurlijk bijzonder aardig, en men weet voorts, dat Shakespeare met Vondel, Goethe, Dante en nog eenige Grooten in het pantheon der literatuurgeschiedenis is opgenomen; die twee factoren zijn meestal wel voldoende om het eigenlijke probleem Shakespeare aan het oog te onttrekken. Want een probleem is er; men kan immers moeilijk volstaan met te wijzen op het pure divertissement, want dat is er zoo veel; ook de pure poëzie van het bosch der onwaarschijnlijkheden, het ‘Ardensch Foreest’, verklaart nog geenszins al deze vertoonde dwaasheden. Al zoo dikwijls moeten wij ook ten overstaan van ‘As You Like It’ bekennen, dat de tooneeldichter Shakespeare ons voor vele raadselen stelt, en dat is meestal niet naar den zin van degenen, die in het stuk alleen maar een subliem ‘kermisstuk’ willen zien. Wij moeten wel aannemen, dat de vroolijke, schertsende, camoufleerende en weer onthullende, bizarre en poëtische Shakespeare van den dartelen voorgrond zich in een cijferschrift heeft uitgedrukt, dat zijn diepste bedoelingen precies zoo ver wist te verbergen als noodig was; men merkt dat trouwens waarlijk niet alleen in dit stuk op. De geheimzinnigheid van dezen man, over wiens leven en werken men zoo weinig weet, schuilt, als meestal, in de tweeledigheid van zijn bedoelingen: hij laat in de poëzie van het spel de onschuld triomfeeren, om in de officieuze figuren, die kennelijk zijn groote liefde hebben, diezelfde onschuld en diezelfde publieke opinie tot op het
laatst toe uit te lachen en in het tegendeel te doen verkeeren.
Een duchtige happy ending, zoowel in ‘Hamlet’ als in ‘Macbeth’, zoowel in ‘A Midsummernightdream’ als in ‘As You Like It’, kan niet beletten, dat onze aandacht voortdurend gevestigd blijft op den Shakespeare die zijn gelaat omhult en bij het trompetgeschal of de vroolijke dansmuziek van het ‘bejahende’ slotaccoord zwijgend glimlacht.
In ‘Naar Het U Lijkt’ nu is deze ‘cijferfiguur’ duidelijk genoeg: het is Jaques, een edelman uit het gevolg van den verbannen hertog (die zelf even duidelijk een der positieve, onschuldige ‘voorgrondfiguren’ is); is een melancholicus, die den wensch uitspreekt te zijn evenals de nar, en het geheele idyllisch-arcadische gebeuren daar voor zich ziet afspelen als een tooneelstuk (‘de gansche wereld is tooneel, en alle vrouwen en mannen zijn slechts spelers’). Deze Jaques verlaat het tooneel op het moment der ontknooping, na den gelukkigen paren en den in zijn macht wonderbaarlijk herstelden hertog ironisch geluk te hebben gewenscht en de toekomst te hebben voorspeld; als n.l. het tooneel aan zijn gelukkige tooneeleind is gekomen, moet de man, die het reeds dadelijk als tooneel doorzag, naar zijn ‘eenzame grot’ verdwijnen. Hij behoort niet bij den blijspeltriomf, zooals de nar Touchstone, die op zijn manier van vulgairen wijze ook zijn deel krijgt van de algemeene portie geluk na verwarring; want als hij, Jaques, zich met het narrenpak zou tooien, zou hij (zooals de hertog hem zegt) alle boosheden over de wereld uitstorten! Hij weet immers te veel om nog de maatstaven te kunnen deelen van een wereld, die hij als tooneel doorzien heeft!
Deze Jaques is dus de eigenlijke hoofdpersoon van het stuk, de Hamlet van het blijspel, de sleutel tot Shakespeares geheim; niet Rosalinde, die de omkeerbaarheid van de erotiek zoo speelsch verbeeldt, noch de stevige Orlando, die den worstelaar Charles ‘legt’ en in de liefde volhardend is als in een ridderroman, noch ook de arcadische verbannen hertog verraden iets van dat geheim. Integendeel, Shakespeare laat niets na, dat den toeschouwer kan afleiden en verstrooien; Jaques is maar een bijfiguur, een toevallig man uit het gevolg, meer niet; men moet hem zelf zoeken onder de comediefigurren op den voorgrond, die het spelletje der sexen in al zijn oogenschijnlijke onschuld opvoeren. Dat spelletje zou trouwens hoogst onnoozel zijn, wanneer het niet voortdurend wees naar den afgrond, die het maskeert; verkleedpartijen en dientengevolge verkeerd geplaatste vrijages zouden op zichzelf geen enkele aanleiding geven om Shakespeare van een gewonen blijspelpias te onderscheiden; en hij zou ook niet den glans van zijn poëzie over dien nonsens kunnen laten schijnen, wanneer hij niet de betrekkelijkheid van het spelletje had ingezien. Iedereen mag zich dus naar hartelust amuseeren,...... maar de figuur van Jacques wijst naar de ‘eenzame grot’ achter het amusement......
* * *
Voor den regisseur is ‘Naar Het u lijkt’ wellicht een minder dankbaar object dan ‘Een Midzomernachtdroom’, omdat de feeërie er aan ontbreekt en de rijkdom aan motieven geringer is, toch moet het stuk zijn aantrekkelijkheid hebben, om de poëzie en den humor, die er in voor het grijpen liggen; het arcadische bosch met zijn bevolking van verbannen aristocratie tot en met schaapherders geeft de regie kansen genoeg. Heeft Eduard Verkade ze alle benut? De opvoering van het Centraal Tooneel heeft stellig uitstekende qualiteiten, ik zal het allerminst ontkennen, maar het geheel is soms wat ijl en dun, zooals dat bij Verkade wel meer het geval is. Bij de interpretatie van Vondels ‘Maria Stuart’ was deze soort aesthetische soberheid louter voordeel, bij Shakespeares blijspel is zij dat niet zoo onverdeeld. De individuen blijven vaak wat mager tegen den achtergrond staan; de feestelijke stemming, die men best kan verdragen bij sommige scènes, komt niet recht los, doordat ieder massa-effect is vermeden. Intusschen: het spel der enkelingen is bij deze soberheid niet tekort gekomen; haar allengs toenemende warmte en levendigheid dankt deze opvoering toch hoofdzakelijk aan enkele uitmuntende rollen.
In de eerste plaats is dan te noemen de Rosalinde van Mary Dresselhuys; een van de knapste prestaties van deze actrice, en voornamelijk weer verrasend door de groote spontaniëteit van de opvatting. Zoo als Mary Dresselhuys deze als man verkleede vrouw speelt, is zij vol van echt-Shakespeareaanschen humor, zonder tooneelmatigheid en zonder onnoozelheid. Minnaar Orlando wordt door Gijsbert Tersteeg met alle brave positiviteit en stralendheid der mannelijke jeugd gecreëerd; Ans Koppen is eenvoudig en overtuigend als Rosalindes nichtje Celia. Cees Laseur liet in een dubbelrol het karakter van den nieuwen en ouden hertog (sanguïnisch tegenover wild en wijs) uitstekend uitkomen; Gerard Schild als Orlando's broeder Olivier was aan den zwakken kant.
Joan Remmelts leek mij voor de rol van Jaques niet de ideale persoon, hoewel hij allerminst onverdienstelijk spel te zien gaf; maar in deze opvatting, waarschijnlijk door de regie zoo gewild, komt Jaques niet verder uit dan als medeblijspelfiguur; diens ‘sleutelpositie’ blijft zoodoende verborgen, en vooral zijn halve verwantschap met den nar, door Cor Hermus natuurlijk met de noodige voortvarende smakelijkheid gespeeld, wordt geen werkelijkheid. In dit opzicht alleen lijkt mij de interpretatie van Verkade in principe onjuist; hij heeft noch aan ‘Monsieur Melancholie’ noch aan den nar het vereischte relief gegeven, en daardoor het divertissementskarakter van het stuk te zeer laten overheerschen.
Van Lucas Wensing zag men een zeer amusanten worstelaar, terwijl Chris Baay, Jan C. de Vos, Peronne Hosang, Arend Hauer, André van Zandbergen en Diny Heynes eenige andere kleinere rollen met toewijding hebben vertolkt. De decors van Lucas Wensing schiepen een zeer suggestieven achtergrond.
Een volle zaal (de voorstelling werd onder auspiciën van ‘Kunst aan Allen’ gegeven) heeft zich zeer dankbaar betoond, terwijl bloemen werden opgedragen.
M.t.B.