Het zwarte schaap
Tooneelspel door A.L.L. Graumans
Vereenigde Haagsche Spelers
‘Daar leiden veul wegels naar Rome’: met die woorden beëindigt het pastoorke uit het stuk ‘Het Zwarte Schaap’ de handeling. Men kan het hem volmondig nazeggen; daar is de weg van Eugene O'Neill en daar is de weg van ‘Het Voorste Legioen’, en last not least is daar de weg van den heer Graumans, auteur van Brabantsche dialectschetsen, als ik mij niet vergis, en bekend staand onder den naam Den Dré; de weg nu door den heer Graumans gewezen is (men moet mij de uitdrukking ten goede houden) ongetwijfeld de gezelligste. Het ‘hart van Brabant’ klopt in de borst van den heer Graumans, en daarom weet hij in zijn tooneelstuk alles zoo gemoedelijk te behandelen en met wat vallen en opstaan in orde te brengen, dat men zelfs een oogenblik geneigd is hem de eerepalm toe te kennen boven de meer moeizaam zoekende geesten. Het zal een van de psychologische verdiensten van het katholicisme blijven, dat het naast de Chestertons, de Maritains en de andere apologeten van paradox en syllogisme ook de eenvoudigen van hart, waartoe de heer Graumans behoort, hun vrijheid laat om op hun manier het pad te vinden; want degenen, die de argumenten van Chesterton niet kunnen waardeeren, zijn allicht gevoeliger voor de dood simpele methode van den heer Graumans.
De heer Graumans schildert ons een ‘zwart schaap’, den buitenkerks levenden dilettantstrooper Blaauwe, die echter al in het eerste bedrijf wordt onthuld als een slechts tijdelijk verdoolde met een blanke ziel. Hij behoeft alleen tot de kudde te worden teruggebracht, en daarvoor laat de heer Graumans het pastoorke zorgen. Dezen ouden dorpsgeestelijke teekent de schrijver ons als een eveneens gemoedelijken vrome, die behalve zieleherder ook nog huwelijksmakelaar, sigarenkenner en vooral psycholoog is; hij weet dus in verbond met de gezamenlijke brave dorpelingen het zwarte schaap in de vierde acte te bekeeren, zoodat in de vijfde het huwelijk tusschen den Blaauwe en de weduwe Aantje voltrokken kan worden. Een en ander is sappig Brabantsch dialect, met de allernaiefste argumenten, rijkelijk besproeid met de noodige gadver-dits en sode-dats, zooals het in een Brabantsch stuk schijnt te hooren, en vooral: overgeurd door de Brabantsche koffie van moeder Trui, de betere helft van Den Dré (ditmaal niet den heer Graumans zelf, maar een vriend van den Blaauwe). Het is in zijn soort volmaakt, en weer een andere nuance dan Felix Timmermans en Antoon Coolen.
Het stuk wordt in het Brabantsch gespeeld (overigens niet uitsluitend door Brabanders, zooals aan de uitspraak van het dialect te merken is), en met entrain. Pierre Balledux is een stoere Blaauwe. Den Dré vindt een humoristische vertolking door Wim Grelinger; Erna Balledux is minder overtuigend als Aantje, maar Dora Hans des te gezelliger als mevr. Den Dré. Bert van der Linden is zeer sober en gevoelig als het pastoorke, zoodat deze rol, die voor bovenmoerdijksche begrippen gemakkelijk àl te gezellig wordt, zeer goed tot zijn recht komt. Willem Huysmans als een plichtsgetrouwe veldwachter en Theo van Vliet als een bakker, tevens gemeenteraadslid, completeeren de bezetting.
Het was gisteravond al de vijf en twintigste voorstelling van ‘Het Zwarte Schaap’, waarvan de première te 's-Hertogenbosch is gegaan. Het publiek, dat niet overtalrijk was, maar duidelijk naar den Bosschen kant georiënteerd, wist den Brabantschen geest zeer te waardeeren en applaudisseerde langdurig. Den dames werden bloemen aangeboden. Ook de schrijver verscheen ten tooneele.
M.t.B.