Het Hofstad-Tooneel.
Het gezelschap, dat het gezelschap par excellence van de residentie is, heeft ditmaal een repertoire gespeeld, dat al een bijzonder duidelijk beeld geeft van deze algemeene onzekerheid. Men behoeft daarvan de schuld niet bij den leider te zoeken, noch bij de afzonderlijke stukken; het gemiddelde was zeker niet slecht, en tooneelschrijvers blijken er altijd nog wel te zijn. Het probleem ligt niet zoozeer bij de tooneelschrijvers als bij datgene, wat zij te zeggen hebben; en de meesten van dezen teren voort op een reputatie van vóór de geluidsfilm, evenals sommige tooneeldirecteuren van dien ‘goeden ouden tijd’ niet kunnen loskomen. Ik neem het hun allerminst kwalijk, ik constateer slechts het feit. Misschien is ook de sociale positie van een gezelschap als het Hofstadtooneel hier een gewichtige factor. Het was van ouds het gezelschap van Den Haag, ook voor het amusement, dat de economische basis is van het tooneel als bedrijf; en dit amusement is voor een aanzienlijk deel naar den bioscoop verhuisd. Daarbij komt, dat de directeur van een gepriviligeerd gezelschap als het Hofstadtooneel niet vrij is in zijn handelingen; een toestand, die het hem vrijwel onmogelijk maakt een desnoods eenzijdige, maar vruchtbare ‘politiek’ te volgen, wil hij zijn nek niet breken over allerlei gepiqueerde instanties. Een en ander komt de eenheid en zinrijkheid van een repertoire in dezen tijd meestal niet ten goede.
De heer Van der Lugt Melsert heeft zelf gezegd, dat ‘Boefje’ (waarvan dit seizoen de vijfhonderdste voorstelling ging!) de kurk is, waarop het Hofstadtooneel drijft. Dat geeft te denken. Waarom werd ‘Het Onbekende Meisje’ van Molnàr, dat als stuk veel beter is en als opvoering de beste eigenschappen van het ensemble deed uitkomen, geen kurk? Of waarom niet ‘Het Geluk’ van Bernstein, dat minder sterk, maar toch veel sterker dan ‘Boefje’ is? Men tast hier in het duister, men weet maar weinig over het onbewuste van de ‘tooneelziel’ van het publiek....
‘Het Onbekende Meisje’ was zeker wel het hoogtepunt van het prestatievermogen van het Hofstadtooneel. Het gaf verder tal van goede voorstellingen: ‘Rood’ van Duvernois, ‘Komedie spelen’ van Broedelet; ‘De Geheime Deur’ van D. en C. Christie, ‘Het Doktersgeheim’ van Sidney Philipps; reprises als ‘Het Concert’ van Bahr en ‘Eenzaam’ van Fabricius, die veel qualiteiten hadden; daarnaast ook premières, waarvan men de roemlooze toekomst welhaast kon voorspellen. Wie heeft er behoefte aan ‘Een Glas Water’ van Scribe? Of aan een ‘N.V. Zon voor Renate’?
Het was ongetwijfeld een tegenvaller van beteekenis, dat het veelbesproken stuk van Paul Raynal, ‘Napoléon Unique’, een mislukking werd, en wel een zeer definitieve mislukking. Zoowel de tekst als de vertolking bleken niet in staat eenigen weerklank in de zaal te wekken; het was een doodgeboren kind, deze Napoleon, die door zijn verschijnen slechts scheen te willen bewijzen, dat de gaven van den heer Van der Lugt Melsert als regisseur niet op dit terrein liggen; ‘Het Onbekende Meisje’ was in dit seizoen het bewijs van zijn kunnen. Mevr. Ranucci Beckman, die naast hem regie voert, heeft ook thans weer uitstekend werk gedaan op een gebied, dat aan het zijne grenst.