Het lustrumspel De Groote Geus
Grootscheepsche regie van Van Dalsum onder ideale weersomstandigheden
Twee renaissances van het paard
De goede stad Utrecht heeft (natuurlijk alleen bij hen, die haar ware voortreffelijkheid niet kennen) den naam van een saaie stad te zijn. Men kan dit bezwaar onmogelijk volhouden, als men er in deze lustrumdagen binnendringt. Er is in deze nette Utrechtsche regelmatigheid een bres geschoten, zoodat zelfs de Utrechtenaar moeite heeft om sommige straten van zijn woonplaats te herkennen onder de barokke versieringen. Er zijn kramen en kermisvermakelijkheden, er zijn potsenmakers losgebroken, er zijn pseudo-kasteelmuren opgetrokken, er is een publiek op de been van niet dadelijk te definieeren origine.. kortom, Utrecht is uit zijn wezen gerukt, omdat er lustrum is, en de ‘kenner’ van Utrecht vindt dat heel best zoo.
Maar het opvallendste, revolutionnairste in dezen ziedenden ketel van ongedachtheden is de renaissance van het paard. De stad Utrecht telde sedert jaar en dag op den verkeersweg geen vermaakspaarden meer buiten enkele selecte milieu's om; daarom treft het den bezoeker, dat het paard nu in eer is hersteld en op sommige plaatsen zelfs een aanslag doet op de suprematie van de auto. Daar rijden de wonderlijkste vehikels rond: grijze janpleiziers, die zich voor de eeuwigheid gestald waanden; pittige, maar tot op den draad versleten aapjes van een grillige architectuur, die herinnert aan de weelde van het rokoko; tentwagentjes met koetsiers, die uit de vroege middeleeuwen stammen; en tallooze andere vermommingen van het rijtuigwezen, zooals men dat voor jaren en jaren placht waar te nemen als bergplaats van het Nederlandsche volk.
Deze renaissance van het paard, die tevens de renaissance van het aap-wezen is, bepaalt het aspect van de bisschopstad. Men kan zich niet beter van de superioriteit van de paardentractie laten overtuigen dan door (voorzichtig) in zulk een bakje te stappen na (voorzichtig) met den ‘Führer’ over den prijs te hebben gediscussieerd. Uw criticus heeft het in den nacht van het lustrumspel ‘De Groote Geus’ aan den lijve kunnen constateeren, dat men in een file van dringende, schuivende en stroomlijn-slank zich voordoende auto's het snelst vooruitkomt in een klassieken aap, die door de mot is aangevreten, maar uit wiens kussens tevens de adel opgeurt van een verleden tijdvak. Men zit wat hard op deze ‘Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts’, dat is waar; maar het vernuft van een aapjeskoetsier in het voorbijdringen van auto's is onbegrensd. En bovendien: men doet couleur locale op en komt nog te vroeg ook.. d.w.z. juist op tijd om een en ander van het publiek te zien, dat ook een geweldige rol speelt bij zulke scaenische vertooningen..
Ondanks gedrang van voertuigen, dat soms even aan het Parijsche verkeer deed denken door zijn charmante onregelmatigheid, kwam gisterenavond alles, wat tot de vulling van de drie groote tribunes behoorde, na wat gezoek en voorlichting door padvinders en consorten uitstekend op zijn plaats aan. Een ideale nacht, met een ideale temperatuur, heeft men voor deze gelegenheid uitgezocht; alle hulde! Er viel niets op aan te merken; men had geen overjas noodig om zich het regelmatig doordringen van de illusies te waarborgen. Zoo begon, nadat de Prinses met het Wilhelmus was ontvangen, het lustrumspel ‘De Groote Geus’ onder omstandigheden, die niet beter hadden kunnen zijn en die het ons dus ook mogelijk maken over de prestaties van Van Dalsum en zijn medewerkers te oordeelen zonder voorbehouden over wat geweest had kunnen zijn, als niet juist een plensbui was neergedaald op het hoofd van den protagonist, en als niet de zoeklichten jicht hadden gekregen door den stormwind.
Niets van dat alles; Cassiopeia voor ons, boven de bastions van het nog slapende kasteel, straks symbool der Spaansche tyrannie.... en meer nog achtergrond voor een tweede renaissance van het paard, zonder aapjes....