Het geluk
Een stuk van Henry Bernstein in een uitstekende opvoering
Bij het Hofstadtooneel
Misschien is geen stuk van Henry Bernstein beter in staat om duidelijk te maken, wie Bernstein is, dan dit ‘Geluk’, waarvan Cor van der Lugt Melsert gisterenavond ter inluiding van zijn afscheidsseizoen zulk een voortreffelijke voorstelling heeft gegeven. Er bestaat voor Bernstein (ik heb het meermalen hier ter plaatse gezegd) maar één probleem, dat de alpha en omega van zijn tooneelwerk is: dat is de problematiek van de liefde, of beter van de passie. Alles wordt aan dat eene probleem ondergeschikt gemaakt en tot de proporties van liefdes-casuïstiek teruggebracht. In ‘Het Geluk’ blijkt dat juist zoo duidelijk, omdat men Bernstein een oogenblik aan het werk meent te zullen zien als schepper van een ander probleem dan dat der passie: het sociale. Hij laat een man, die een anarchist schijnt te zijn, op een beroemde filmster een revolverschot afvuren, een volkomen onverklaarbaar revolverschot. Die man stond in geen enkele relatie tot de filmactrice Clara Stuart, die hij (vergeefs) van het leven trachtte te berooven. Waarom schoot hij dan? Het tweede, zeer sterke bedrijf laat ons een rechtzitting meemaken, waarbij Philippe Lutcher, de pleger van den aanslag, zijn motieven heeft te verantwoorden; en inderdaad, hij verdedigt zich door een soort anarchistische theorie, die overigens noch uit Bakoenin, noch uit Kropotkin geput is; hij heeft Clara Stuart willen dooden, omdat hij in haar de domme ijdelheid van de massa wilde treffen. Hij koos geen staatshoofd of politicius (wat m.i. practischer zou zijn geweest, als men nu eenmaal toch zooiets wil ondernemen), noch een geestelijke, want dan zou men daaruit ten onrechte hebben afgeleid, dat hij zich voor het verschil van meening tusschen nationaliteiten en secten interesseerde; hij koos het zingende gouden kalf der ijdelheid pur sang. Maar.... de anarchist wordt in het laatste bedrijf door Bernstein ontmaskerd, en daardoor keert
Bernstein weer in de banen van zijn tooneelschrijversschap terug; Lutcher was wel degelijk een gepassioneerde, hij trachtte zich alleen van den banalen droom van het geluk, van zijn liefde voor de verre en toch zoo beminde filmster te ontdoen door zijn passie over te dragen op zijn sociale (of liever: asociale) ideeën; hij schoot dus eigenlijk op zichzelf. Typische oplossing à la Bernstein; het geheele sociale probleem, even aangeroerd, wordt onverbiddelijk herleid tot het duel tusschen man en vrouw, en het stuk eindigt met het welbekende melodramatisch accent: Lutcher, na zijn liefde aan Clara bekend te hebben tot in het revolverschot toe, gaat heen, omdat men de mooie dingen niet breken moet. Hij laat Clara over aan haar prinselijken echtgenoot, het type van de bezitter in de liefde (Soames Forsythe in Fransche versie!) en gaat met een ‘God zegen je’ de wereld weer in....
‘Het Geluk’ geeft van Bernstein ook duidelijk drie aspecten. Het eerste bedrijf laat in zijn luchtigen, humoristischen trant (met als intermezzo den moordaanslag) den routinier Bernstein aan het woord, den man, die het vak van tooneelschrijven verstaat en een paar amusante opvullende bijfiguren zoo maar uit zijn mouw schudt: den impressario Noel Malpias, het juffertje, dat om een handteekening komt vragen. Ook het eerste tafereel van het tweede bedrijf is nog in dien stijl; Clara verschijnt voor den rechter commissaris, die in haar vooral de beroemdheid féteert. Het hoogtepunt is dan het tweede tafereel van het tweede bedrijf: het verhoor van beklaagde en getuigen. Dit is Bernstein op zijn allersterkst; er is een voortreffelijke dialoog, waaruit een beklemmende spanning op de zaal overgaat. En in de derde acte komt dan het verloop van zaken in de Bernsteinsche bedding, de voor dezen auteur bijna klassieke conversatie tegen het melodrama aan, soms over het melodrama heen.....
* * *
De vertooning door het Hofstadtooneel is gisteren niet zonder reden een groot succes geworden, in de eerste plaats voor den regisseur Cor van der Lugt Melsert, die met name uit de sterke rechtzaalscène alles heeft gehaald wat erin zit, maar ook den humor en de slimme tragiek genuanceerd en sober over het voetlicht heeft gebracht. Dat hij ons in het slotbedrijf minder overtuigde dan in het tweede, ligt niet aan hem, maar aan Bernstein. Hij speelde zelf trouwens den ‘anarchist’ Philippe Lutcher, zeer ingehouden, met een uitstekenden climax in de rechtzaal, waar hij toornt tegen de getuigeniscomedie van Clara, die onverwacht overgaat in een echt getuigenis, geïnspireerd door het gevoel van de vrouw onder de opperhuid van de actrice. Een verrassende creatie was deze Clara Stuart van Mimi Boesnach; het was zeker de beste rol, die ik ooit van haar zag. Zij speelde het klaar om van deze echte Bernsteinvrouw (met overgangen van lichten humor naar de zwaarste tragiek) een volstrekt geloofwaardig wezen te maken, ondanks alle veroverende japonnen en tooneelmanieren van de beroemde actrice toch een vrouw met een fond van echt sentiment. Zelfs in de laatste acte, die haar partners van der Lugt en Frenkel wel even deed verslappen in expressiviteit, bleef zij overtuigend.
Van Theo Frenkels Prins de Choppé (Clara's echtgenoot) niets dan goeds; men kan zich deze figuur niet beter denken, niet soberder vooral. Anton Roemer had een belangrijk aandeel in het succes door een van die rolletjes, waarin hij uitmunt, ditmaal den reclamemaniak Malpias. Ik wil voorts van de medespelenden nog noemen Eduard Palmers als een goed getypeerde advocaat, Gerard Alexander als een verdienstelijken president van de rechtbank, Bob Oosthoek als een humoristischen rechter van instructie en Jan van der Linden als een treffenden advocaat-generaal. Cecile Bach en Myra Ward namen met veel charme de rolletjes van Louise en Sulamini Galambier voor hun rekening.
Karel Bruckman verzorgde de zeer smaakvolle decors; de rechtzaal voldeed uitstekend.
De première ging voor de leden van de Volksuniversiteit, die den Schouwburg ongeveer geheel vulden. Er was geestdriftig applaus,terwijl Mimi Boesnach. Frenkel en van der Lugt bloemen ontvingen. Alles voorteekenen, wil ik hopen, voor een serie verdiende reprises.
M.t.B.