Van traditie tot individueele prestatie.
Vervolgens komt Jodjana op het repertoire van den Javaanschen dans, die zijn eigen stijl geheel bepaalt.
‘De hofdans heeft hetzelfde repertoire als het wajangspel. De stof is bijna steeds het Hindoesche heldendicht, Mahabharata of Ramayama. Maar deze Hindoe-stof is vaak sterk verjavaanscht. Men vindt Javaansche namen naast de hindoesche; maar ook blijkt, dat de localiseering van de overgeleverde feiten uit de heldendichten ver is doorgevoerd; zoo heeft zich b.v. de inheemsche vereering der voorvaderen vermengd met den heldencultus der Hindoelitteratuur. De Javaan beschouwt dus deze van buitenaf geïmporteerde figuren niet als vreemd materiaal.
‘Ook meen ik oorspronkelijke Javaansche elementen in onze dansen te kunnen aantoonen, die ouder moeten zijn dan de periode, waarin de Hindoesche motieven op Java binnendrongen. Er is bv. een groteske clownsfiguur, Semar, die veel menschelijker en naturalistischer wordt voorgesteld dan de andere poppen en boven de goden wordt gesteld. De goden noemen hem kakank, d.i. oudere broeder, en dr Hazeu heeft daaruit m.i. terecht afgeleid, dat deze Semar een oorspronkelijk Javaansch element moet zijn.
‘Toen in de Mohammedaansche periode de dansen uit den tempel werden verbannen, werden zij verplaatst naar het hof, waar hun religieuze karakter toch behouden kon blijven, omdat de vorst geldt als de incarnatie van een voorvader. De traditie heeft zich hier dus kunnen handhaven, hoewel er in den laatsten tijd ook hier veel verdwenen is. Er zijn b.v. dansen, waarover men nog steeds bewonderend spreekt, maar waarvan niemand het ritueel meer kent!’
- In hoeverre wijkt nu danskunst als individueele prestatie af van de traditie?
‘Men moet de traditie van den Javaanschen hofdans niet beschouwen als een doode ordening. Zoodra de verstarring optreedt, is ook de zuiverste traditie dood. Ik zoek voortdurend nieuwe varianten op de traditioneele thema's, en in dit opzicht doe ik niets anders dan wat de Levende traditie vroeger op Java ook deed: zij vernieuwde zich steeds. In mijn jeugd begon die vernieuwing echter te tanen; de herhaling, en daarmee de verstarring trad in. In mijn dansen zet zich nu een proces van vernieuwing voort, dat vroeger collectief plaats vond. De traditie is een “bewegingsskelet”, zooals de gamelan-melodie dat is voor den improviseerenden en nuanceerenden gamelan-speler.
‘Men begint nu te Djokjakarta pogingen te doen om den hofdans door metingen en fotografie vast te leggen en voor verloren gaan te behoeden; maar daarmee is natuurlijk nog geen werkelijke innerlijke vernieuwing geschapen. Een “notenschrift” voor den dans houdt (gesteld al dat men het zou kunnen uitvinden) de inspiratie niet vast. De danstraditie is op Java dan ook altijd door de oudere dansers doorgegeven aan de jongeren, in het levende voorbeeld dus, ook al bestaan er natuurlijk eeuwenoude vaste namen voor bepaalde gebarencomplexen, die grootendeels aan de rijstcultuur zijn ontleend.’
- Hoe is de sociale positie van den Javaanschen danser?
‘In den tijd, die aan de komst van het Mohammedanisme voorafging, was de dans hoogstwaarschijnlijk een tempelfunctie. (Shiwa wordt voorgesteld als de god van den dans). Maar na het overbrengen van den dans van den tempel naar het hof is er van een speciale priesterkaste geen sprake meer. De hofdans mag echter alleen beoefend worden door de verwanten van den sultan; het dansen is dus geen gespecialiseerde functie, maar de beschaafde Javaan moet kunnen dansen, het maakt een onderdeel uit van zijn opvoeding.
‘De vader van den tegenwoordigen sultan van Djokjakarta leidde zelf de repetities voor den hofdans. Hij had zelfs op het erf een kooi laten opstellen voor laatkomers; wanneer zij een paar minuten over hun tijd waren, werden zij den geheelen dag in die kooi opgesloten en alleen vrijgelaten, zoolang de repetitie duurde.’
Ziet men het beeld van een choreographisch concentratiekamp niet voor zich oprijzen? En zal het toch niet gemoedelijker geweest zijn dan de thans gebruikelijke, waarvoor men in Nederland niet meer mag waarschuwen?.... Hoe het ook zij, Jodjana en zijn vrouw hebben nog hun groote tevredenheid uitgesproken over hun Duitsche tournee; het publiek en de pers waren zeer enthousiast; in München is zelfs een heer op het tooneel gesprongen om van zijn bewondering voor deze nationale kunst te getuigen, en elders heeft een dame gezegd, dat zij het prachtig vond, dit dansen, de eenige fout was, dat het niet politiek was. Men kan daar echter zeer waardeeren, merkt Jodjana glimlachend op, dat het Mahabharata tot de onbetwistbare Arische documenten behoort....
M.t.B.