Het Hofstadtooneel en het komende seizoen
De plannen van Cor van der Lugt Melsert
Verlaging der entreeprijzen
Daar wij bij geruchte vernomen hadden, dat Cor van der Lugt Melsert, de directeur van het Hofstad Tooneel, gereed was met zijn plannen voor het seizoen 1934/'35, hebben wij hem om een onderhoud verzocht, dat hij ons dezer dagen toestond.
De heer van der Lugt, die zijn operaties leidt vanuit de dépendance van het Hôtel des Indes, ontving ons in zijn werkkamer, die een vriendelijk uitzicht geeft op de boomen van Voorhout en Tournooiveld. Het is een bijna landelijke weelde van groen, daar buiten; minder lenteachtig ongetwijfeld is het in den boezem van den tegenwoordigen tooneeldirecteur, die steeds opnieuw plannen moet beramen om de crisis van de dramatische kunst op een of andere wijze het hoofd te bieden. ‘Wij weten soms werkelijk niet’, aldus zeide ons de heer van der Lugt, ‘in welke richting wij het moeten zoeken. Wij stellen er prijs op, in den Kon. Schouwburg een zoo volledig mogelijk overzicht te geven van het waardevolle in de binnen- en buitenlandsche tooneellitteratuur; ik vergelijk mijn resultaten onophoudelijk met die van mijn collega's; en toch, het blijft een hachelijke zaak vooruit te zien, wat die mogelijkheden zijn. De concurrentie van de film dwingt ons er toe ons steeds opnieuw te oriënteeren, om te vinden, welke wezenlijke mogelijkheden er voor het tooneel bewaard zijn gebleven. Het tooneel zal blijven bestaan, maar het leven van den theater-directeur van thans kent heel wat meer zorgen dan dat van zijn voorganger in een vorige generatie. Het wordt steeds moeilijker beslag te leggen op de goede stukken, vooral waar (nu Duitschland voor het overgroote deel is uitgevallen) Fransche tooneelschrijvers zeer gezocht zijn; opmerkelijk zijn ook de goede eigenschappen van de hedendaagsche Amerikaansche tooneelteksten. Er heerscht dus soms een formeel gedrang.
Maar niettemin, wij gaan met goeden moed verder, en zonder ingrijpende wijziging in den opzet van ons gezelschap.’