2:2 - Gelijk Spel
Van Wilhelm Lichtenberg.
Centraal Tooneel.
Princesse-Schouwburg.
Het leven is vol problemen, zeggen de menschen. Accoord van Putten, maar het leven is niet zoo vol problemen, of er blijven altijd nog problemen over, die alleen moeten dienen om het leven nog voller te maken dan het al is. Dat zijn voor een groot deel problemen, waarmee een vlot tooneelschrijver als klaarblijkelijk Wilhelm Lichtenberg drie bedrijven opvult; het leven is Goddank niet zoo gevarieerd als hij het ons voorstelt. Want dat een man (een schrijver natuurlijk, dezulken leenen zich het best voor deze functie) polygaam is en begint met die polygamie te idealiseeren is aannemelijk; dat die man ten slotte blijkt een fond van aandoenlijke monogame reserves in zich te hebben, is ook aannemelijk; dat hij, als klap op de vuurpijl, zijn polygamen chauffeur dan nog als een streng moralist de les leest, is zelfs ook nog aannemelijk; maar dat de verwarrigen zoo overstelpend worden als in deze comedie, en dat de vrouw zoo onberispelijk op de polygamie van haar man repliceert, door hem van alles met hetzelfde entrain tegendemonstraties te geven, dat gaat mijn gevoel voor waarschijnlijkheid te boven. Maar het hindert niet, gelukkig, gezien de talenten van den heer Lichtenberg, die tot het einde toe zijn 2:2 weet uit te spelen. Wij aanvaarden dus eerst een mariage à trois van man, vrouw en ‘vamp’, daarna een verbroedering, als ik het woord mag gebruiken, van mevrouw en de ‘vamp’, die eigenlijk weer ingesteld blijkt te zijn op drie-in-de-pan en chauffeursuniformen, ten slotte 'n consequente poging van mevrouw, om het huwelijksgeluk te herstellen door een voorgewend mariage à trois van haarzelf, den man en een voetballer, genaamd ‘Stopperl’. Het is allemaal niet zoo gemakkelijk na te vertellen, maar het komt er op neer, dat de auteur een gemoedelijke apologie biedt op het monogame huwelijk, dat alle ‘Zersetzung’ overwint. De wijze is hier de vrouw, die den kind-man (heet dat zoo? Het is laat op den
avond) tot de ontdekking brengt van zijn monogame basis, door hem eerst alles toe te staan, wat hij aan ‘vrijheid’ verlangt, zelfs een minnares over den vloer als ‘legitieme partie’, en daarna in zijn eigen persoon het vermaak voor zichzelf op te eischen. En aangezien de schrijver blijkbaar niets anders te doen heeft dan......... niet te schrijven en de vrouw geweldig veel tijd aan het hazard met het huwelijksgeluk schijnt te kunnen besteden, kan Wilhelm Lichtenberg zijn liefdesvoetbal ook geheel volgens de regels met gelijk spel besluiten.
Een zeer amusant stuk dus, weinig overtuigend als gegeven, en zelfs niet representatief voor het huwelijksvraagstuk, maar vol gevatte dialogen en tot het doek voor het laatst zakt gemotiveerd van constructie. Bovendien een uiterst geschikt blijspelletje voor het Centraal Tooneel, dat als weleer het vermaarde ‘Comoedia’, voor dit soort werk (ook voor ander trouwens) als geknipt is. Cees Laseur is de schrijver, die van de polygame neigingen langzaam maar zeker genezen wordt; een schrijver, die ongetwijfeld, àls hij ooit iets schrijft, slecht schrijft, daaraan twijfel ik niet. Maar hij schrijft hier niet, heeft het veel te druk met zijn vrouw en zijn extra-Marlene en het probleem der polygamie. Een groot kind, dat door mama zijn echtgenoote aan het handje naar de monogamie wordt geleid; een prima rol voor Laseur, die in zijn opvatting precies die mollige energie weet te leggen, waarin baby en man gecombineerd zijn. Deze schrijver Bob is minder geschakeerd dan Archards Petrus, maar toch een heel aardige blijspelfiguur, aanvaardbaarder ongetwijfeld dan de voetballer, die zijn tegenspeler is. Die voetballer, hoewel heel verdienstelijk gespeeld door Joan Remmelts, is eigenlijk aangebracht om de vrouw gelegenheid te geven zich een contra-prestatie aan te meten voor haars mans vriendinnetje, en het is een voetballer met een opofferende liefde geworden, waaraan wij kwalijk gelooven. Ook het vriendinnetje is niet van a tot z waarschijnlijk; maar Mary Dresselhuys had er een kostelijke creatie van gemaakt, vooral in het eerste bedrijf, waar zij sex-appeal serveert met een van zinnelijkheid heesche stem, die later aanzienlijk bijtrekt; deze vrouw met een ‘lichaam’ wordt zelfs een vrouw met ‘geest’ en openhartige voorliefde voor een lui leventje. En ten slotte de gade van onzen baby-schrijver, het centrale punt van actie, de vrouw met ‘geest’, die toch niet alleen uit den geest leeft; Tilly Lus gaf haar met veel
overtuiging, al ligt haar eigenlijk talent op een ander gebied dan dat van het vlotte blijspel. Syb Veltman en Fr. van Dongen zorgden voor een zeer toonbaar personeel.
De zaal had wel wat beter bezet kunnen zijn, maar het stuk sloeg bij de aanwezigen in en ontlokte hun zelfs applausjes bij open doek.
M.t.B.