In het halfduister
Wij zijn eens een kijkje gaan nemen bij een repetitie van ‘Willem Tell’, waarvan wij a.s. Zaterdag de première kunnen verwachten. Niet alleen, dat het drama door zijn inhoud weer in hooge mate actueel is; maar vooral het feit, dat twee regisseurs hun beste krachten geven aan deze opvoering, maakte ons nieuwsgierig.
Deze ‘Tell’ is in een periode van vergevorderde voorbereiding. Dat hebben wij kunnen constateeren, toen wij, verscholen in het halfduister van den Koninklijken Schouwburg, de evoluties van de spelers op de nog kale planken observeerden. Het lijkt op het eerste gezicht een tooneelbouw van Meyerhold, dit geraamte van latten, dat ons voorloopig nog in de Zwitsersche Alpen moet verplaatsen; maar die voorloopigheid geeft ons de gelegenheid, onze aandacht geheel en al te concentreeren op de voorbereiding van het spel onder leiding van prof. Leopold Jessner en Cor van der Lugt Melsert.
Jessner zit in een fauteuil gedoken toe te kijken. Zoo nu en dan beweegt hij of maakt een gebaar, dat wijst op ontevredenheid. Hij bespiedt... Hij loert... Dan is hij plotseling op het tooneel; de bril op het voorhoofd, legt hij uit, geeft met een enkel woord aan, wat hem hindert. Hij neemt niet de heele ruimte in beslag, maar zijn aanwijzingen zijn bijna altijd raak; een enkele onjuiste nuance, een verkeerd geaccentueerde lettergreep...... en Jessner is ter plaatse, om de zonde te straffen. Er ontstaat zoo nu en dan een kleine verwarring, veroorzaakt door de taalverschillen, maar in het algemeen begrijpen regisseur en spelers elkaar wonderbaarlijk snel. Blijkbaar zijn zij al volkomen op elkaar ingesteld; als het een enkele maal hapert, staat van der Lugt gereed om als tolk op te treden.
Ook van der Lugt bespiedt. Hij heeft in dit speciale geval de philologenrol, hij moet waken voor het Nederlandsch, dat Jessner natuurlijk slechts kan aanvoelen. Maar ook hij spaart zijn aanwijzingen op scaenisch gebied allerminst, en zoo zijn wij getuigen van een interessante collaboratie.