Het lustrum van meneer Tuschinsky
Oude lieden herinneren zich wellicht met mij de tijd, dat meneer Tuschinsky er nog niet was. Of liever: hij was er wel, maar hij was nog niet in zijn theater Tuschinsky geïncarneerd, hij was een doodgewoon particulier als u of ik, die niemand kende. Misschien was hij in zijn familie een groot man; maar dat vermeldt de geschiedenis niet. De wereld draaide even snel en de Kalverstraat was Kalverstraat..... Tot Hij, meneer Tuschinsky, groot werd onder ons en alle A. Tuschinsky's en I. Tuschinsky's en S. Tuschinsky's, die op dit ondermaanse mogen rondlopen, verre, verre achter zich liet. In de Reguliersbreestraat verrees een barokke tempel, ditmaal niet voor theosofen en zevendedags-baptisten, maar alleen voor Hem, die wij thans allen in de mond voeren:
MENEER TUSCHINSKY!
Zijn tempel werd hoger en hoger en inwendig bont beschilderd, maar gestyleerd vooral. Draaiende lichtbollen spiedden over de nachtelijke stad en riepen: ‘komt, komt toch, gij allen, naar meneer Tuschinsky! Hij heeft van alles de beste kwaliteit!’ Een zware portier verscheen in de luisterrijk met floeplicht geillumineerde voorhal, snoepige meisjes ventten chocolade, toenmaals nog geen ‘Norico’, er waren kwijnende lampen en gezellige loges. Toen tenslotte nog een wit doek aangemeten, een mechaniekje aangeschaft en meneer Tuschinsky was gereed voor zijn campagne. Het werd een bioscoop en geen harem.
Ach, er zijn zovele schone herinneringen uit deze vijf verlopen jaren, waarin meneer Tuschinsky zijn weldaden aan Amsterdam schonk. Weldaden, ja; en meneer Tuschinsky was daar heel niet verlegen voor en liet het door al zijn conférenciers prediken voor volle zalen van gapende gezichten en beate ogen. Het mocht dan altijd met de film niet zo best in orde zijn .... conférenciers, dat meneer Tuschinsky gehad heeft! Daar was Henri Wallig, die artist en directeur tegelijk