delijk begin, dat toch een internationaal luchtje heeft, al verschillen de Fratellini niet in die mate als men verwacht van de beste clowns, die in Holland hun levenswijze kunsten vertonen. Dit is een licht en aangenaam hors d'oeuvre.....
In de vervaarlijke Comédie, die er zo weinig revolutionnair uitziet en ook zo weinig revolutionnair is, speelden Mme Piérat en M. Alexandre, beiden in Amsterdam niet onbekend, een rustig en helemaal niet revolutionnair stuk van Paul Géraldy. Aimer, Si je voulais...., Robert et Marianne: het is geen magistrale opgang! ‘C'est encore le problème du couple que traite ici l'auteur d'Aimer’, juicht of verzucht het programma, maar de letters verraden geen bijval of afkeuring; wij keuren echter af, en wel met klem. Géraldy, wiens werk een wijsgerige kern van edele levensaanvaarding in zich heeft, een tendens om de huwelijksconflicten van onze maatschappij in bezonken vormen naar de bevredigende oplossing te leiden, heeft hier de smaak van het publiek te pakken gekregen. Dit ‘geval’ is in alle opzichten onbelangrijker dan de vorige, zodat de drukte voor deze echtvereniging gemaakt, de onaangename indruk geeft van een litterair advocaten-kantoor, waar men, in plaats van een ‘divorce rapide’ te bevorderen, alle moeite doet de scherven met wederzijds goedvinden te krammen. Het interesseert ons niet meer, vooral daar de kramming nog lukt ook...Géraldy en het publiek, ziedaar een gevaarlijke combinatie! Zij zijn beiden op het huwelijk gesteld, maar waarschijnlijk door zeer verschillende motieven gedreven. Het gevaar, dat Géraldy zich assimileert aan de motieven van het publiek, blijkt, door Robert et Marianne niet denkbeeldig.... Noch Mme Piérat noch Alexandre konden in deze rollen andere dan oppervlakkige herinneringen wekken aan Aimer.
Meer ontdekkingen bood ditmaal het z.g. ‘Théâtre des jeunes Auteurs’, gehuisvest in het door Jacques Copeau vermaarde ‘Théâtre du Vieux Colombier’.