Het (miskende) intellect en de (miskende) massa
Wie het artikel van Ter Braak in de vorige P.C. over ‘de Nederlandse Olympiade’ aandachtig bestudeert, komt tot de volgende frappante conclusie:
Het intellect wordt miskend.
Deze waarheid is oud als de weg naar Kralingen.
Toch beijvert t.B. zich uit zijn slof en in zijn meest strijdvaardige harnas te schieten. Toch richt deze trouwe strijder voor het intellect nog vol vertrouwen de pijlen van zijn sarcasme op het onschuldige foetusje: de Olympiade, dat aan moeder Neerlandia nu al bittere barensweeën veroorzaakt (ofschoon het pas over drie jaren het levenslicht zal zien).
Wat wil hij daarmee? Ik geloof dat ik de strekking van zijn artikel het best kan weergeven door aan de twee beelden die hij ons houwde (het Helleense naast het Amsterdamse Olympia) een derde toe te voegen.
Het derde beeld. Modern artiest (niet met wapperlokken of sandalen, maar werkelijk kunstenaar) richt, keurig gesoigneerd, zijn schreden over het Leidse Plein naar Americain. Het publiek verheft zich spontaan, stelt zich op in twee hagen. Rekkende halzen. Het baasje van de automobielen salueert. De dikke chef rolt alle trappen af. Allen zingen (hartelijk):
Juicht nu danig met z'n alle:
Hup, hup! driemaal Hup, Chasalle!
Elke avond galadiner. Na ieder week-end-in-Buiksloot feestelijke intocht met tramharmonie en erewacht. Internationale kampioenschappen in het sneldichten. Alleen de periodieken sterven, want de nationale helden worden na hun eerstelingenbundels met één slag zulke beroemdheden, dat ze geen tijd over hebben voor het schrijven. Dat hoeft trouwens niet meer, want ze zijn allen arrivé.
Dit zou de ideaaltoestand worden wanneer al de stoffelijke en onstoffelijke hulde die nu door de spieraanbidders getrouwelijk wordt geofferd aan hun aan-