Gastspiel Alexander Moissi
Hauptmann, Hanneles Himmelfahrt
Tweeërlei verbeeldingsmogelijkheden trachtte Hauptmann in dit drama, dat men veilig als toneelwerk mislukt kan noemen, te verenigen: een rauw en meedogenloos naturalisme, heel wat ongeschondener bewaard in Die Weber, en een piëtistische mystiek, een erfdeel van het volk, dat hij hier nergens heeft vermogen te loochenen. Een samensmelting kon hij, die te veel aandurfde, niet bereiken. Het naturalisme bezoedelt hoogstens de sfeer van wat mysteriespel had moeten worden, maar hol gebaar bleef. De overgangsfiguren, waarin droom en realiteit elkaar omvatten, hier en daar als zuiver menselijke verschijningen (Gottwald, de milde trooster, Schwester Martha, de barmhartige) waargemaakt, verstarren in retoriek, wanneer zij in het ijler gebied van een ruimere fantasie treden. Wat blijft van die Gottwald over, wat van Martha? Een visionnaire dichter, een enthousiaste man, die Christus moet voorstellen, wordt de één, een levenloos en kunstmatig verwekt symbool de ander! En met de arme Hannele, bij de naturalist Hauptmann een aandoenlijk ziek kind, wordt symbolisch gesold tot zij door haar Jezus na veel gepraat ten hemel wordt geleid!
Van dit hoogst precaire stuk zou door een superieure regie zeker wel iets te maken zijn. De wisselwerking tussen de twee werelden te veraanschouwelijken ligt evenwel niet juist op de weg van een reizend toneelspeler met een middelmatig gezelschap en een op het programma niet eens genoemd regisseur. Nu werkte het lawaai in het donker, het onhemelse stel engelen met kartonnen vleugelen en het achtertrapje naar het hiernamaals zo storend, dat de gespletenheid, waaraan Hauptmann's drama lijdt, onduldbaar werd. Alleen de grove begin-scène in het armenhuis en daarop, als stille tegenstelling, het binnendragen van Hannele voldeden enigermate.
Uit deze wildernis redde Ellen Schwannecke een ge-