Individualisme als misdaad
ONS schijnt de persoonlijkheid (of van een andere zijde bekeken: het individu) iets zoo vanzelfsprekends, dat wij er ons slechts zelden rekenschap van geven, dat er maatschappelijke verhoudingen zijn, waarin het persoonlijke, individueele nauwelijks een rol speelt, zelfs niet in de geestelijke producten, die dergelijke maatschappijen ons hebben nagelaten. Er zijn tijden geweest, waarin het zich onderscheiden als individu van andere individuën een inbreuk beteekende op de voorschriften van het geheel, waarin, met andere woorden, het individualisme gelijk stond met misdaad; bij volken, die men wel wat voorbarig als primitieve volken pleegt te betitelen, vindt men deze verhouding zelfs gewoonlijk; het voorschrift regeert zoo dwingend over de leden der gemeenschap, dat het individu, om zich als individu te voelen, zou moeten beschikken over enorme magische krachten om den collectieven ban te breken. Maar men behoeft niet eens tot de primitieve volken terug te gaan; het is b.v. bekend genoeg, dat iemand, die thans de geschiedbronnen der vroege middeleeuwen bestudeert, slechts met de grootste moeite in staat is uit de kronieken en heiligenlevens dier dagen individueele eigenschappen van bepaalde personen uit dien tijd af te lezen; zelfs de grootste figuren, die in de twintigste eeuw al lang en breed een Emil Ludwig of een André Maurois zouden hebben gevonden, worden door de toenmalige berichtgevers geteekend in conventioneele schema's, die er kennelijk op berekend zijn het individu zooveel