Overtalen
EEN gedicht verdraagt geen enkel verlies van nuance; en toch vertaalt men gedichten, goed en slecht. Het verschil zou men misschien het beste kunnen uitdrukken door naast het correcte, maar onpoëtische ‘vertalen’ een nieuw woord te scheppen: overtalen. Bijvoorbeeld: ‘De heer X heeft dit of dat gedicht zeer goed uit het Italiaansch vertaald, maar hij heeft het zeer slecht overgetaald.’ Het is volstrekt niet gezegd, dat een goed vertaler, ook een goed overtaler is; men kan het eene zijn en het andere niet, maar ook het andere zijn en het eene niet. Om poëzie uit een vreemde taal in het Nederlandsch over te brengen is het echter absoluut noodzakelijk, dat de vertaler ook overtalen kan; dat houdt in, dat men de (o)vertaling van een gedicht slechts aan een dichter kan toevertrouwen. Hij is degene, die het gedicht niet slechts op zijn intellectueel gehalte, maar ook op zijn lichamelijkheid kan keuren. De overtaler kent het lichaam, het bloed, de spieren, het weefsel, den adem, den gang, den oogopslag van een gedicht, die den vertaler doorgaans ontsnappen, omdat hij zich aan de woorden wil houden en dus slechts de mogelijkhedi heeft ‘letterlijk’ of ‘figuurlijk’ te vertalen. Voor den overtaler bestaat het probleem van ‘letterlijk’ en ‘figuurlijk’ niet; al zal hij vaak verstandelijk moeten schaven en vijlen, nooit ten koste van de lichamelijkheid der poëzie, die voor hem primair is en blijft.
Aan de vereerders der ‘poésie pure’ de overtalers tot mystieken en hoogepriesters te verheffen...