sermann, Arnold Zweig worden dus geen karakteristiek meer waardig gekeurd, noch jongeren der emigratie, zoals Ernst Erich Noth, Konrad Merz, Bernard von Brentano e.a., maar wel grote lichten als Friedrich Schnach, Agnes Miegel, Heinrich Anacher e tutti quanti! Niet zonder humor is de inconsequentie van de heer Verdenius inzake Thomas Mann, die hij bij de emigrantenliteratuur rekent; maar blijkbaar heeft hij vergeten dat hij in een vorig, niet herzien hoofdstuk iets geschreven heeft over een liefde, ‘die dem Dichter Thomas Mann seinen Ehrenplatz im Herzen nicht nur seiner Landsleute, sondern auch der Gebildeten in andern Ländern sichert’? Dat Mann van zijn staatsburgerschap vervallen zou worden verklaard door diezelfde ‘Landsleute’, die (aldus de heer Verdenius) het dichterschap tot ‘Dienst am Volke’ hebben geproclameerd, was onze pedagoog bij de vorige druk n.l. nog niet bekend...
‘Die nationalsozialistische Umwälzung des Jahres 1933 ist der Durchbruch des Regenerationswillens,’ verkondigt de heer Verdenius verder; het is de tijd ‘des tapferen und zuversichtlichen Aufbaus.’ En nu volgt het gebruikelijke schema dat de heer Verdenius ergens moet hebben opgedoken uit een orgaan van de propagandadienst; zelfs in zijn terminologie (hij spreekt b.v. van ‘Zeiten der Schmach’, alsof deze partijterm in Nederland een op de scholen gangbare uitdrukking was!) copieert de heer Verdenius het nationaal-socialistische procédé. ‘Blut und Boden’ worden geschilderd als ‘Wesensprinzip einer völkischen Gemeinschaft’; ‘der durch Blut und Boden verkitteten völkischen Gemeinschaft mit allen seinen Kräften zu dienen und zu nutzen, ist eines jeden Staatsbürgers heilige Pflicht’.
‘Die neue Kunst stellt sich positiv zu allem, was die Gemeinschaft stärken kann, zu Kraft und Heldentum, Tugend und Religion. Sie ist erfüllt von Liebe zur Natur, zum deutschen Wesen.’ Over de Jodenhaat en de concentratiekampen bewaart de heer Verdenius, blijkbaar in de mening dat politiek op de school niet thuishoort, tenzij