tijd. Tsaar Iwan werd ons een wreede magiër, een verhaal van Herodotos, waarin de schemerende grenzen der wereld een wondertaal gaan spreken...
De Rus Taritsch, de schepper van den Sovjetfilm ‘Iwan de Verschrikkelijke’, ziet den Tsaar anders. De breuk tusschen heden en verleden, tusschen leven en geschiedenis, waarmee de europeesche kunstenaar zich, hoe dan ook, heeft te verzoenen (omdat de orde der dingen zich voor hem niet anders laat denken), is hem vreemd. De russische acteur draagt geen historisch costuum, want juist in dat costuum leeft hij; de beweging dezer gezichten krijgt pas boven de oude dracht de volle beteekenis. Geschiedenis is hier niet het afgeslotene, maar het-ook-nu-nog-voortlevende; misschien kan ook juist daarom de russische revolutiefilm de vooruitgangsgedachte zoo critiekloos verheerlijken, wijl haar dat ontwikkelingsaxioma in wezen vreemd is; het komt tot dit volk als een boodschap, die het niet verstaat, maar aanbidt... Wanneer de russische film echter het leven uitbeeldt, blijkt, onmiddellijk, de onverschilligheid voor de historie, ook in deze ‘historische’ film; deze tsaar Iwan is niet de vertegenwoordiger van een historische episode, hij is de ‘rex iniquus’, de booze demon van het russische volk, die zich op God beroept en het duivelsche wil, hij is de tsaar, waaronder het land lijdt, die zijn slaven den kop indrukt, zoodra zij vliegen willen, zoodra zij vrij willen zijn.
Vergelijkt men den Iwan van Leonidow met dien van Veidt, dan blijkt aanstonds het verschil. Terwijl Veidt zich hult in de mysteriën van het legendarische, den tsaar versluiert achter een spokig alchimistengebaar, staat Leonidow realistisch en nuchter in het gewone leven; ‘vadertje tsaar’, de boerenvorst, de heerenboer bij God's genade, een listig koopman en sjacheraar, een sarrende sadist, een bigotte farizeeër. Ook Taritsch heeft dien wonderlijken dans, waarbij de tsaar te midden van zijn boersche hofhouding allen keizerlijken stijl prijs geeft; maar terwijl Veidt, met mathematisch handge-