Menno ter Braak
aan
Willem Elsschot
Den Haag, 18 april 1934
den Haag, 18 April '34
Beste de Ridder
Zooeven ontving ik de aanvulling op je roman, die ik al een week geleden in één middag had uitgelezen. Aan dien korten leestermijn zie je al, dat ik het boek met pleizier en instemming las. Het is zeker even goed geschreven als ‘Kaas’ en mogelijk nog beknopter hier en daar. Toch moet ik je eerlijk bekennen, dat ik ‘Tsjip’ geen vooruitgang vind na ‘Kaas’. Het is een repliek van je vorige werk en geen vernieuwing. Ik maak een uitzondering voor de geforceerde trouwerij en inwijding in de geheimnissen der H. Moederkerk; dat gedeelte staat boven de rest, heeft veel meer importantie, raakt andere gebieden. Ik zou het misschien zoo kunnen zeggen: je hebt langzamerhand een zuiverheid in het vertellen bereikt, die geen verbetering meer behoeft, maar ik verwacht van jou met name andere stof. Geen ‘grootsche’ of ‘collectieve’ massa-stof, wel te begrijpen, maar meer ruimte, meer horizon dan alleen een familie historie. Wat mij zoozeer in ‘Lijmen’ heeft geboeid, is voor alles het thema Boorman, het thema bedrog- waarheid, wat is Schwindel, wat is waarheid? Dat thema is hier verdwenen, terwijl er geen nieuw voor in de plaats is gekomen. ‘Kaas’ is voor mijn gevoel tusschen ‘Lijmen’ en ‘Tsjip’ precies het overgangsstadium.
Schrijf mij eens, of je iets voor deze overweging voelt; en versta mij vooral niet verkeerd; want ik zou allerminst den indruk willen maken, dat ik het in de hoeveelheden uitgepakte en geëtaleerde stof zoek. Ik zou je alleen bijzonder graag aan het werk zien, met precies dezelfde sobere methode, op allerlei andere gebieden dan het huisgezin. Je blik moet daar toch zeker even scherp zijn.
Wat is je bedoeling, dat ik nu met het manuscript doe? Moet ik het doorzenden aan de Vlaamsche redactie? Het spreekt vanzelf, dat ik het voor ‘Forum’ zou aannemen, maar die heeren hebben daarover te zeggen. Ik dacht overigens, dat ze het al genomen hadden.
m.v. gr. en dank voor de lezing
geheel je Menno ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum